Visus-woordenboek: Medische termen rond oog & zien

Hieronder volgt een tabel met verklarende termen rond het thema blindheid en slechtziendheid.

A B C D E F G H I J K L M N O P R S T U V W Z

Vakterm Beschrijving
A-patroon Een A-patroon geeft bij een latent convergent scheelzien (esotropie) een vermindering van de hoek bij naar beneden kijken en een vermeerdering bij naar boven kijken.
A-vasculair Zonder doorbloeding.
Aandoening Dit is een ziekte of een verschijnsel die tot een bepaald gedeelte van het lichaam beperkt is. Het onderscheid tussen een ziekte en een aandoening is niet altijd duidelijk te trekken. In het visueel profiel worden ziekten en aandoeningen onder een noemer geplaatst.
Aangeboren afwijkingen Afwijkingen die bij de geboorte aanwezig zijn, hoeven niet altijd direct ook waarneembaar te zijn. Er zijn erfelijke oorzaken en invloeden van buitenaf op de vrucht tijdens de zwangerschap die aangeboren afwijkingen kunnen veroorzaken.
Aangeboren stationaire defecten Dit zijn defecten die vanaf de geboorte bestaan en stabiel zijn tijdens het leven.
Aanwijzing Een aanwijzing vanuit de omgeving die niet voortdurend kan worden waargenomen, bijvoorbeeld een “windbel”, een lopende kraan; ook wel de Engelse term “clue” (de term wordt gebruikt bij oriëntatie en mobiliteit).
Abces Etterbuil. Doorgaans in omvang begrensd.
Abducens (nervus) Motorische zenuw van de buitenste rechteroogspier.
Abductie Een (oog) beweging van de middenlijn van het lichaam naar de zijkant.
Aberratie Dit is een afwijking van de breking door een lens voor een zuivere beeldvorming, de invallende lichtstralen worden onvoldoende gecorrigeerd door het lenzenstelsel van het oog. Letterlijk betekent aberratie: afdwaling.
Aberraties (1) Aberraties zijn onregelmatigheden in de optische kwaliteit van het oog die de gezichtsscherpte kunnen beïnvloeden.
Aberraties (2) Uw oog is uniek als een vingerafdruk, met zijn speciale vorm en complexe karakteristieken. Ongeveer 40% van de mensen met zichtproblemen heeft behalve een ‘gewone’ oogafwijking (bijziendheid, verziendheid en/of astigmatisme) ook last van andere (kleine) afwijkingen in de vorm van uw oog. Deze kunnen lichtverstrooiing veroorzaken, wat minder scherp zien tot gevolg heeft.De verstrooiingen veroorzaken een patroon in het oog, ook wel aberraties genoemd. Hoge orde aberraties zijn niet te meten zijn met de gewone brilmeting (zoals bijv. de Snellen kaart of een contrastgevoeligheidstest) maar kunnen wel zorgen voor minder goed zien in de schemer en avond of bij slecht kunstlicht. Een bril of contactlenzen kunnen hoge orde aberraties niet optimaal corrigeren. Sinds het jaar 2000 is het ook mogelijk om via een wavefront behandeling aberraties aberraties van hogere orde te behandelen.
Aberrometer Een aberrometer is een apparaat waarmee een oog door middel van wavefront technologie geanalyseerd wordt.Er zijn verscheidene fabrikanten van aberrometers. Zij gebruiken diverse van elkaar verschillende technologieen om de metingen te verrichten en te analyseren.De meeste aberrometers baseren zich op het principe van de Hartmann-Shack methode. Deze methode is gebaseerd op licht als het het oog uitkomt dus dit wordt de uitgaande meetmethode genoemd. Terwijl de patient focust op een klein licht schijnt de chirurg een laag intensiteit laser in het oog. Het licht gaat als gelijke bundel het oog in maar door de kleine imperfecties van het oog komt het verbogen het oog uit. De afwijking tussen de plaats waar het licht het oog naar binnen gaat en waar het naar buiten komt geeft informatie over de wavefront refractieafwijking.Met deze informatie kunnen 2-dimensionale en 3-dimensionale kaarten gemaakt worden.
Aberrometrie Wavefront meting: Met een aberrometer wordt een wavefrontmeting van het oog gedaan. Bij een wavefrontmeting is het mogelijk om de kleinste optische afwijkingen van het oog in kaart te brengen. Deze afwijkingen worden ook wel aberraties genoemd en zijn vooral merkbaar als de pupillen wijd zijn. Met een gepersonaliseerde laserbehandeling (bijvoorbeeld Zyoptix, Customcornea of wavescan) is het mogelijk om deze aberraties (voor een deel) te corrigeren. Voor personen met grote pupillen of personen die last hebben met het zien in het donker geeft de gepersonaliseerde ooglaserbehandeling betere uitkomsten. De kans op neveneffecten zoals halo’s (kringen om lampen) en lichtverstrooiing zijn met een gepersonaliseerde behandeling beduidend kleiner.
Tevens wordt voor een gepersonaliseerde behandeling gekozen omdat er in vergelijking met een standaard behandeling minder weefsel wordt weggelaserd.
Ablatie Diameter van het verdampte weefsel; wegneming
Ablatio Loslating.
Ablatio retina Loslating van het netvlies. Zie onder netvliesloslating.
Absence Een kortdurende daling van het bewustzijn (epileptisch verschijnsel) zonder motorische verschijnselen.
Absoluut centraal scotoom Het centrale gedeelte in het gezichtsveld wordt niet gezien (zie ook relatie centraal scotoom).
Absoluut scotoom Een totale uitval van een deel van het gezichtsveld (zie ook scotoom).
Accommodatie Vermogen. De mogelijkheid van het oog om scherp gericht te houden wanneer voorwerpen van veraf dichtbij gebracht worden of omgekeerd, door verandering van de bolling van de ooglens.
Accommodatietekort Het verlies aan of het minder dan passend bij de leeftijd verwachte vermogen aan accommodatie.
Accommoderen (1) Dit is het proces van accommodatie. De ooglens kan accommoderen door meer of minder te gaan bollen. Hierdoor kan er, zowel voor het kijken op korte afstand als op lange afstand, een scherp beeld vallen op het netvlies.
Accommoderen (2) Wanneer we dichtbij scherp willen kijken, moet de focus van het oog voor de verte veranderen in een focus voor dichtbij. Dit focussen wordt accommoderen genoemd. Accommoderen gebeurt door de natuurlijke ooglens die in het oog zit, in combinatie met een spier die rondom de ooglens aanwezig is. Bij het kijken in de verte is de spier ontspannen en de ooglens plat. Wanneer dichtbij gekeken moet worden gaat de spier aanspannen en wordt de ooglens boller (en positiever van sterkte). Hoe dichterbij gekeken moet worden, hoe meer er geaccommodeerd moet worden.
ACG Anterieure cingulate gyrus. Het is het deel van de hersenen dat geactiveerd wordt bij het gericht kijken.
ACG en thalamus De activiteiten in deze delen van de hersenen spelen vermoedelijk een rol bij het gericht houden van de aandacht op een bepaalde positie in het visuele veld.
Achromaat De persoon mist het kleuren zien ten gevolge van het ontbreken van alle kegeltjes.
Achromatopsie Een weinig voorkomende erfelijke stoornis in het zien van kleuren (totale kleurenblindheid) als gevolg van stoornissen in of ontbreken van de kegeltjes. De persoon neemt slechts grijze kleurschakeringen waar, er is sprake van een verminderd centraal zien en nystagmus, verder hebben zij last van lichtschuwheid.
Achromatopsie (“Kijk dit is” serie) Achromatopsie is een andere naam voor totale of bijna totale kleurenblindheid. Achromatopsie is aangeboren en erfelijk. In het netvlies zitten twee soorten lichtgevoelige cellen. Dit zijn de kegeltjes en de staafjes. Deze zetten licht om in signalen die naar de hersenen gaan. De kegeltjes zorgen ervoor dat je scherp kunt zien en kleuren kunt herkennen. Ze werken alleen als er voldoende licht is. De staafjes worden actief als het gaat schemeren. Zij zijn gevoeliger voor licht. Je kunt er geen kleuren mee zien en je kunt er niet scherp mee zien. Ben je achromaat, dan heb je geen of erg weinig werkende kegeltjes. Hierdoor zie je geen kleuren. De staafjes werken wel goed. Je ziet minder scherp. Dit gebeurt er: Je ziet geen kleuren, maar grijstinten. Je bent heel gevoelig voor licht. Bij fel licht word je verblind. Jouw gezichtsveld is normaal. Je hebt een nystagmus; jouw ogen bewegen zonder dat je ze zelf kan sturen. Je hebt erg veel last van lichtverschillen en voorwerpen die achter glas staan. Je ziet minder scherp, ongeveer 10%. Je ziet op één meter afstand aan details, wat iemand die goed ziet op tien meter nog kan zien. Dit kun je doen: Probeer direct licht te vermijden. Door vooraan in de klas te gaan zitten kan je alles beter zien. Licht absorberende brillenglazen of lenzen dragen kan je helpen tegen fel licht. Als je een pet draagt heb je minder last van het licht. Door de verlichting op je werkplek aan te passen kun je een stuk beter zien. Door vergrotingen of leeshulpmiddelen te gebruiken kan je teksten beter lezen. Je kunt je leraar of lerares vragen te vertellen wat hij of zij op het bord schrijft. Ook kan je de leraar of lerares vragen om met dik krijt te schrijven. Als je een verstelbare tafel gebruikt, zit je in een goede houding. Ook heb je zo een korte kijkafstand. Bij proefwerken is het handig dat je meer tijd hebt. Dit kan je gewoon aan je leraar of lerares vragen. Aan het begin van het schooljaar kun je aan je klas vertellen wat er precies met je ogen aan de hand is. Zo kan de klas goed begrijpen waarom je bijvoorbeeld vooraan in de klas zit.
Achtergrondluminantie De luminantie van het onderzoeksvlak.
Achterste kamer De ruimte tussen de iris en de voorste glasvocht begrenzing en is ook gevuld met kamervocht.
Acuity Engelse benaming voor gezichtsscherpte.
Acute visusdaling Dit is een vermindering van de centrale gezichtsscherpte die plaatsvindt in enkele uren of dagen. De centrale gezichtsscherpte daalt tot 0,1 of minder. Dit komt soms aan één oog voor. De klacht is zeer zelden, maar het is zaak om direct een arts te raadplegen. De behandelende arts stelt tien vragen om tot een goede diagnose te komen (Stima en Voorn,1993):

  1. Wat is de leeftijd van de persoon?
  2. Hoe is de visusdaling begonnen?
  3. Zijn er uitlokkende factoren?
  4. Wat is de gezichtsscherpte?
  5. Hoe ziet het uitwendige oog er uit?
  6. Hoe zijn de pupilreacties?
  7. Hoe is het gezichtsveld?
  8. Hoe is de oogdruk?
  9. Hoe is de fundusreflex?
  10. Hoe ziet de fundus er uit?
Adaptatie Een aanpassing van de lichtzin aan de veranderde omgevingsbelichting; aanpassing van de lichtgevoeligheid van het netvlies aan de aanwezige lichtsterkte.
Adaptatieniveau Het niveau van de omgevingsverlichting waaraan het oog zich moet aanpassen (adapteren).
Adaptatietijd De tijd die nodig is om een volledige adaptatie te bereiken, dat wil zeggen de tijd die verstrijkt vanaf de eerste prikkeling tot het moment dat in het sensorische systeem geen verdere verandering meer optreedt.
Adaptometer Een instrument waarmee de verschillende functies van het aan donker gewende oog onderzoekt. Bijvoorbeeld volgens de Goldmann-methode.
Adaptoperimeter Een gezichtsveldonderzoek bij verschillende adaptatieniveaus.
Add Afkorting voor additie wat toeslag betekent.
Additieve kleurenmenging Een optische menging van twee of meer verschillend gekleurde lichtsoorten. Het resultaat wordt door optelling (additie) van de uitgangskleuren verkregen.
Adductie De beweging van de ogen in de richting van de middenlijn van het lichaam.
Aderafsluiting Dit is een afsluiting van een bloedvat dat het bloed terugvoert naar het hart. Ook wel veneuze occlusie. Er zijn twee vormen: De ischaemische vorm (is een ernstige). Hierbij ontstaat er een zuurstofgebrek en zijn er geringere herstelmogelijkheden. De niet-ischaemische vorm, een gunstiger vorm.
ADL-vaardigheden Activiteiten van de daagse levensverrichtingen. Dit heeft betrekking op de dagbesteding (werken) en de vaardigheden die samenhangen met het dagelijkse leven, zoals het bereiden van voedsel, huishoudelijke bezigheden, zelfverzorging, et cetera.
Afaak of afakie Oog zonder lens. Doorgaans is dit het gevolg van het weghalen van de lens bij een cataract (staar). Bij pseudo-afaak is de eigen lens vervangen door een Kunstlens.
Afasie, visuele Zie alexie.
Afferent Deze uitdrukking heeft betrekking op de geleiding van zenuwimpulsen vanuit de zintuigen (de periferie) naar het centrale zenuwstelsel toe. De afferente zenuwbanen transporteren de informatie vanuit de ontvangende zintuigen naar het centrale zenuwstelsel.
Afferente pupildefect Ook wel Marcus Gunn fenomeen genoemd. Het fenomeen is kenmerkend voor een beschadiging van de centrale oogzenuw. Een afferente pupildefect kenmerkt zich door: Beide pupillen zijn gelijk bij een diffuse verlichting. Beide pupillen verwijden zich als het goede oog wordt afgedekt. De pupillen van beide ogen vernauwen als het goede oog belicht wordt. De pupillen van beide ogen vernauwen als het aangedane oog belicht wordt.
Afplakken Dit is een behandeling die wordt toegepast bij een lui oog in de vroege kinderjaren, wanneer de gezichtsscherpte zich nog ontwikkelt. Het goede oog wordt gedurende bepaalde tijd gedurende de dag afgeplakt. Het is een doorgaans efficiënte manier van behandelen voor een lui oog. Het afplakken is een oefening om het oog recht te laten staan. Door het afplakken van het goede oog verbetert de refractie (brekingsafwijking) of de scheelstand van het oog niet, want het oog wordt uitsluitend geactiveerd om te gaan kijken.
Afstandsvisus De gezichtsscherpte van iemand zoals dat gemeten is met een gezichtsscherpte test (bijvoorbeeld Snellen test). Het heeft betrekking op het oplossingsvermogen van het oog wanneer we kijken naar een object op een afstand van zes meter of meer van het oog terwijl het accommodatie mechanisme in rust is.
Afwijkende oogstand Er zijn verschillende afwijkende standen van de ogen.

  • Een van de ogen staat af en toe of constant naar de neus gedraaid of naar buiten gedraaid.
  • Het hoofd kan scheef gehouden worden als gevolg van een oogafwijking: een oculaire torticollis (torticollis is scheefhals).
  • Het wordt gedraaid om zo goed mogelijk te zien als gevolg van onwillekeurige oogbewegingen (nystagmus).
  • Het hoofd wordt gedraaid omdat het ooglid omlaag hangt (ptosis)
Bij volwassenen: Scheelzien.
  • Een van beide ogen wordt dicht gehouden om dubbelzien te onderdrukken.
  • Een van beide ogen wordt regelmatig dichtgeknepen om een scherper beeld op het netvlies te projecteren bij het kijken op afstand of voor nabij
  • Een van beide ogen wordt regelmatig dichtgeknepen als gevolg van een zwakke samenwerking tussen beide ogen.
Ptosis: Hangend ooglid

Ptosis: Hangend ooglid

Afwisselende monoculaire fixatie Het afwisselend fixeren met een van beide ogen.
Agenesie Geen of een gebrekkige aanleg van weefsel of organen. Ook wel aplasie (synoniem). Voorbeeld: van beide ogen: het niet ontwikkeld zijn van beide ogen.
Agnosie Het niet herkennen van dat wat je waarneemt. Ook wel geschreven als agnosia.
Aids-virus (HIV) Personen die besmet zijn met het AIDS-virus (HIV) lopen in het terminale stadium het risico om blind te worden.
Akinesie Het uitschakelen door middel van een injectie van de werking van de kringspier die de ooglidsluiting bewerkstelligt (M. orbicularis oculi).
Albinisme (“Kijk dit is” serie) Bij albinisme denk je vast aan mensen met een witte huid, wit haar en blauwe ogen. Maar wat is dan albinisme? Als je last hebt van albinisme heb je vooral problemen met het licht. Je huid en ogen zijn super gevoelig voor zonlicht. Je ogen kunnen het licht niet goed regelen. Er komt al gauw te veel licht in je ogen. Vanaf je geboorte is er iets mis met je stofwisseling. Er wordt te weinig of helemaal geen melanine aangemaakt. Melanine geeft juist de kleur aan ogen, huid en haar. Zonder melanine heb je geen pigment; geen kleurstof. Soms heb je alleen maar albino ogen. Je ziet dan minder omdat je gele vlek niet goed is. Hierdoor ontstaat meestal een nystagmus. Bij albinisme worden de beelden van je oog op een andere manier doorgegeven aan je hersenen. Dit gebeurt er:

  • Je ogen gaan heen en weer; je hebt wiebelogen.
  • Je ziet beelden minder scherp.
  • Je kunt niet tegen zonlicht of licht dat direct op jouw ogen schijnt.
  • Je ogen zijn blauwig en je pupil wordt rozig als er licht in schijnt.
  • Je ziet beter als het contrast goed is.
  • Je ziet beter bij goed, maar vooral niet te veel, licht.
  • Je hebt meer tijd nodig om te kijken.
  • Je wordt eerder moe van het kijken.
  • Je kunt bij een spel een bal niet zo snel volgen.
  • Jouw huid is meestal ook super gevoelig voor zonlicht.
Dit kun je doen:
  • Probeer direct licht te vermijden.
  • Je kunt proberen of je gekleurde lenzen fijn vindt.
  • Als je een pet draagt heb je minder last van het licht.
  • Door de verlichting op je werkplek aan te passen kun je een stuk beter zien.
  • Door vooraan in de klas te gaan zitten kan je alles beter zien.
  • Je kunt je leraar of lerares vragen te vertellen wat hij of zij op het bord schrijft.
  • Door vergrotingen of leeshulpmiddelen te gebruiken kan je teksten beter lezen.
  • Als je een verstelbare tafel gebruikt kun je in een goede houding zitten bij een korte kijkafstand.
  • Bij proefwerken is het handig als je meer tijd krijgt dan de rest. Dit kun je gewoon aan je leraar of lerares vragen.
  • Aan het begin van het schooljaar kun je aan je klas vertellen wat er precies met je ogen aan de hand is. Zo kan de klas goed begrijpen waarom je bijvoorbeeld vooraan in de klas zit of een pet draagt.
Lachend kind met albinisme dat een zonnebril draagt. Het meisje staat bij een boom.

Lachend kind met albinisme dat een zonnebril draagt. Het meisje staat bij een boom.

Albinisme, algemeen Een stoornis in de pigmentvorming van de huid, het haar en de ogen. Er zijn vele vormen van albinisme bekend, waarbij het gemeenschappelijke kenmerk een verlaagde productie van melanine in de huid, de iris, de choroïd (vaatvlies) en het haar is, waardoor er een overgevoeligheid ontstaat voor licht, een verminderde gezichtsscherpte en een nystagmus.
Albinisme, oculair Het erfelijk ontbreken van het pigment in de iris en de choriodea (het vaatvlies) waardoor er lichtgevoeligheid ontstaat, nystagmus en een verminderde gezichtsscherpte.
Alcoholvergiftiging (intoxicatie) Vergiftiging (intoxicatie) met alcohol kan leiden tot een opticusatrofie. Het zelfde kan gebeuren bij een vergiftiging met kinine en tuberculostatica.

Bier wordt in glas gegoten

Bier wordt in glas gegoten

Alexie Zonder woorden. Een stoornis die verband houdt met de taal waarbij de persoon een gedrukt of geschreven woorden niet kan herkennen en het niet het gevolg is van een beperkte verstandelijke ontwikkeling. Het gezichtsvermogen is intact en de persoon begrijpt de gesproken taal. De term woordblindheid en visuele afasie komen ook voor.
Algehele gevoeligheidsvermindering zie Algemene concentrische beperking.
Algemene concentrische beperking Er is sprake van een lichtgevoeligheidsvermindering buiten het centrale gezichtsveld. Ook wel een algemene gevoeligheidsvermindering genoemd.
Allergie Overgevoeligheid voor bepaalde stoffen.
Allocentrische informatie Dit is informatie die afkomstig is uit de buitenpersoonlijke ruimte. Het is een begrip dat valt binnen het gebied van de visueel ruimtelijke waarneming en de oriëntatie en mobiliteit (zie ook egocentrische waarneming).
Alternans/alternerend Afwisselend. Bijvoorbeeld bij scheelzien: Nu eens neemt het rechteroog dan weer het linkeroog een scheelstand aan.
Alternerende hyperforie Afwisselend scheelzien van een van beide ogen met een stand naar boven gericht.
Amaurose Blindheid
Amaurosis Zwarte staar. Volkomen blindheid zonder waarneembare veranderingen in het oog.
Amblyopie Ook wel lui oog genoemd. Er is sprake van een verminderde gezichtsscherpte in een verder normaal oog. Zelfs met een juiste brilcorrectie blijft de gezichtsscherpte verminderd. Deze vermindering van de gezichtsscherpte is het gevolg van het niet gebruiken van een oog (lui oog), als gevolg van verschil in refractie tussen beide ogen (anisometropie) of vanwege strabismus (scheelzien). In beide gevallen onderdrukken de hersenen het beeld van het ene oog. Na verloop van tijd verandert de onderdrukking in een blijvend gezichtsverlies. Na het achtste levensjaar is de situatie doorgaans niet meer te veranderen.
Amblyopie ex nopsia Amblyopie door het niet gebruiken van het oog.
Amblyopie, occlusie Dit is het omslaan van de amblyopie door te langdurige afdekkingstherapie (occlusie). Frequente controle is bij jonge kinderen noodzakelijk indien er sprake is van het afplakken van het goede oog (afplaktherapie of occlusietherapie).
Ametropie We spreken van een ametropie wanneer de beeldvorming bij evenwijdig invallende lichtstralen niet op het netvlies plaatsvindt. Er zijn twee vormen van ametropie: Een refractieafwijking die zich uit in een myopie (bijziendheid) (Zie bij myopie), Hypermetropie of oververziend (Zie bij hypermetropie).
Amnesie Een beschadiging van het geheugen die niet het gevolg is van stoornissen in de perceptie, de aandacht of van andere cognitieve stoornissen. Een amnesie heeft invloed op het onthouden van gebeurtenissen voor het begin van de amnesie (retrograde amnesie) of vanaf het moment (anterograde amnesie).
Amorfsynthese De persoon kan de waargenomen (losse) delen niet tot een logisch samenhangend geheel samenstellen. Dit is Luria’s verklaringstheorie voor een visuele agnosie.
Amsler-kaart Een vierkante zwarte kaart met horizontale en verticale lijnen om de centrale gezichtsvelduitvallen te bepalen, bijvoorbeeld bij een maculadegeneratie. Bij mensen met risico op maculadegeneratie wordt wel een kaart met een Amsler rooster meegegeven om regelmatig thuis een controle van het zicht te kunnen doen. Zo worden kleine vlekjes of vervormingen van het centrale zicht opgespoord en kan bij de minste twijfel, de oogarts geraadpleegd worden.
Amsterdamse plaatjeskaart (APK)
Anaesthesia Ongevoeligheid (Latijn).
Anaesthesie Doorgaans wordt met anesthesie de verdoving bedoeld waardoor men van een medische ingreep geen pijn ondervindt. Er is sprake van een algehele anesthesie en van lokale (of plaatselijke) anesthesie.
Anamnese De voorgeschiedenis van een ziektebeeld; nagaan van algemene klachten over ziekten, enzovoort ( betekent letterlijk “het zich herinneren” ).
Angioma Gezwel, gevormd uit bloedvaten.
Angioscotomen Aftekening in het gezichtsveld van retinavaten (bloedvaten van het netvlies), veroorzaakt door lichtgevoeligheidsverlies van de onder de bloedvaten gelegen receptoren, die enig licht absorberen.
Angulaire visus/ gezichtsscherpte De gezichtsscherpte gemeten met een optotype.
Aniridie Een aangeboren stoornis van de iris of regenboogvlies (het gekleurde vliesje om de pupil, het zwarte rondje). bestaat uit verschillende afwijkingen, variërend van een onvolledig regenboogvlies tot het geheel ontbreken ervan; het gaat vergezeld van een nystagmus, fotofobie (overgevoeligheid voor licht) en een verminderde gezichtsscherpte. Dikwijls heeft de persoon met een aniridie ook een te hoge oogdruk (glaucoom).
Aniridie (“Kijk dit is” serie) Bij aniridie heb je geen iris of mis je een deel van je iris. De iris is het gekleurde deel van je oog. Met de iris wordt de lensopening groter of kleiner gemaakt. Hierdoor komt er meer of minder licht in je oog. Als je een deel van de iris mist, of de hele iris, ben erg je gevoelig voor licht. Er zijn verschillende vormen van aniridie. Je kunt helemaal geen iris hebben of een deel van je iris is weg. Door aniridie zie je minder scherp. Dit kan bijvoorbeeld komen door glaucoom of een nystagmus. Aniridie kan je al vanaf je geboorte hebben. Het kan ook door een ongeval gekomen zijn. Dit gebeurt er:

  • Je hebt last van te veel licht.
  • Je hebt een nystagmus, je ogen wiebelen.
  • Je ziet beelden niet scherp.
  • Je moet boeken dichterbij houden om ze beter te kunnen zien.
  • Je kunt op afstand niet goed van het bord lezen.
  • Je wordt moe als je teveel kijkt.
  • Je ogen wiebelen meer als je met één oog kijkt of moe bent.
  • Je hebt meer tijd nodig om te kijken.
  • Je vindt het lastig om te fietsen, zeker bij regenachtig weer.
Dit kun je doen:
  • Door vergrotingen of leeshulpmiddelen te gebruiken kan je teksten beter lezen.
  • Probeer materiaal met veel contrast te gebruiken, dit zal je helpen bij het zien.
  • Je kunt proberen of je gekleurde lenzen fijn vindt.
  • Neem de tijd om iets te lezen.
  • Zorg voor voldoende licht als je gaat lezen.
  • Door vooraan in de klas te gaan zitten, kan je beter van het bord lezen.
  • Je kunt je leraar of lerares vragen, te vertellen wat hij of zij op het bord schrijft.
  • Zorg ervoor dat je weet waar alles staat. Zo kan je gemakkelijk iets terug vinden.
  • Als je een verstelbare tafel gebruikt kun je in een goede houding gaan zitten en de kijkafstand kort houden.
  • Aan het begin van het schooljaar kan je aan je klas vertellen wat er precies met je ogen aan de hand is. Zo kan de klas goed begrijpen waarom je bijvoorbeeld vooraan in de klas zit.
Aniseikonia Een situatie waarbij het netvlies van elk oog afbeeldingen van verschillende grootte ontvangen ten gevolge van verschillende brekings- of refractiefouten in de beide ogen. Bijvoorbeeld -1,5 en -4D.
Anisocorie Een ongelijkheid van de grootte van de pupillen.
Anisometropie Verschil in breking tussen beide ogen van ten minste 1 dioptrie.
Anomale trichromatopsie Kleurenzienstoornis waarbij weliswaar de drie soorten kleurgevoelige elementen aanwezig zijn, maar waarvan een daarvan onvoldoende functioneert. Er wordt onderscheid gemaakt tussen protoanomalie, deuteromalie en tritanomalie, met respectievelijk een onvoldoende werking van het rode, groene en blauwe element.
Anomaloscoop van Nagel Een instrument voor het onderzoeken van de kleurenzin, in het bijzonder van de rood-groene kleurenzienstoornissen.
Anomie Een stoornis in het benoemen van vaardigheden als gevolg van een stoornis in de linker hersenhelft en die niet het gevolg is van een slecht taalbegrip of het voorwerp of de handeling niet kennen of kunnen uitvoeren.
Anophthalmie (anoftalmie) Het ontbreken van een of beide ogen vanaf de geboorte, ten gevolge van overerving of een virusinfectie (bijvoorbeeld rode hond).
Anosmie Het onvermogen om te ruiken.
Anosognosie De persoon herkent noch begrijpt zijn eigen ziekte of afwijking. In de literatuur zijn personen beschreven die blind zijn omdat de hersendelen die de visuele informatie verwerken niet functioneerden, maar dat zelf niet erkennen. Het staat ook bekend als “Syndroom van Anton”. Een gebrek aan ziekte-inzicht vormt doorgaans een belemmerende factor bij de behandeling, omdat de persoon niet begrijpt dat het belangrijk en noodzakelijk is om mee te werken.
Anoxie Een tekort aan zuurstof.
Antagonisten Spieren met tegengestelde werking.
Anterior Voorste. Aan de voorzijde gelegen, aan de neus- of buikzijde. Het tegenovergestelde is posterior.
Anterior ocular segment Het deel van het oog dat ligt voor de ooglens. Het omvat het hoornvlies, de voorste kamer, de iris (regenboogvlies) en het straalvormig lichaam.
Antibiotica Een groep van medicatie die bedoeld zijn om de bacteriegroei te kunnen remmen of de bacterie te vernietigen. Penicilline.

Medicijnen (verschillende soorten verpakkingen met tabletten)

Medicijnen (verschillende soorten verpakkingen met tabletten)

Antimetropie Hiervan spreekt men wanneer een oog positief en een oog negatief ametroop is (weinig gangbare term).
Aorta Grote lichaamsslagader.
Aphakia Zie afakie of afaak.
Aplasie Het niet aangelegd zijn van een orgaan.
Apperceptie agnosie In het algemeen gebruikt voor elke vorm van agnosie met stoornissen in de waarneming (perceptie). In een meer specifieke betekenis: een vorm van visuele agnosie waarbij de persoon zelfs eenvoudige geometrische figuren niet op vorm bij elkaar kan zoeken, noch de verschillen kan aangeven of de vorm benoemen op een betrouwbare manier, terwijl de gezichtsvelden, de gezichtsscherpte en het zien van kleuren geen problemen vertoont. Soms ook als perceptie agnosie aangeduid.
Apraxie Sommigen auteurs zien een apraxie als een disconnectie van de motorische cortex van die gebieden waarin de engrammen van doelgerichte bewegingen zijn opgeslagen. Een engram is een hypothetische representatie van een gedragseenheid in de cerebrale cortex. Mogelijk verband tussen een simultaanagnosie en een aankleedapraxie.
Arcus Boog (bijvoorbeeld senilis, wat grijze rand in de cornea betekent).
Arcus senilis Een smalle cirkelvormige troebeling in het hoornvlies even binnen de limbus cornea. Komt voor bij oudere personen.
Area striata Occipitale (optische)schors.
ARMD Afkorting (Engels) van: Age Related Macular Degeneration. De aan de leeftijd gebonden vorm van maculadegeneratie. Het is de achteruitgang en het verlies van de fotoreceptoren in het gebied van de gele vlak (macula) van het netvlies wat een vermindering van het centrale zien tot gevolg heeft en sommige situaties tot blindheid leidt.
Arteria cerebri media Grote slagader midden in de hersenen.
Arteria cilliares Aftakking van de arteria opthalmica (oogslagader) en valt onder te verdelen in anteriores, posteriores.
Arteria lenticulostriata Aftakking van de arteria cerebri media.
Arteria ophthalmica Oogslagader (zijtak van de arteria carotis interna); de oogslagader heeft vele vertakkingen, onder andere de arteria centralis retinae en de arteria ciliares.
Arterie Slagader ook wel als arteria (Latijn).
Arterië le afsluiting In geval van een oogaandoening: een afsluiting die ontstaat door een blokkade van de arterie centralis retinae. Er ontstaat een acute en aanzienlijke daling van de gezichtsscherpte.
Asphyxia Het ontbreken van zuurstof.
Associatiegebieden Die gedeelten van de hersenen die niet tot de motorische en sensorische projectiegebieden behoren. Deze gebieden zijn betrokken bij de verfijnde verwerking van zintuiglijke informatie en/of het plannen van meer complexe bewegingen.
Associatie centra Zie associatiegebieden.
Associatieve agnosie Algemene definitie: Een verzameling van omstandigheden waarbij de persoon een voorwerp geen naam kan geven ondanks het ontbreken van grote visuele stoornissen. Het herkennen op de tast of van een verbale beschrijving is goed, maar de voorwerpen kunnen niet herkend worden op grond van het zien alleen. Een beperkte definitie: Een vorm van visuele agnosie waarbij de persoon niet kan aangeven (verbaal of non-verbaal) dat hij een gezien voorwerp herkent, ondanks voldoende perceptuele mogelijkheden om het voorwerp te tekenen of een plaatje van het voorwerp aan te wijzen (ook al gaat dat langzaam en op een stap-voor-stap manier). De problemen in het herkenen bij een associatieve agnosie kan selectief zijn, bijvoorbeeld voor gezichten (prosopagnosia), maar ook voor bepaalde voorwerpen. Soms hebben mensen met een prosopagnosia moeite met het onderscheiden van onderdelen in een bepaalde categorie: soort honden, fruit, enzovoort. Associatieve prosopagnosia gaat vaak samen met een stoornis in het kleurenzien (centrale achromatopsie).
Asthenopie Letterlijk betekent dit vermoeide ogen. Deze klachten openbaren zich in de vorm van vage hoofdpijnklachten en klachten bij het kijken. Zij treden op in de loop van de dag en na langdurige ingespannen kijken (bijvoorbeeld langdurig naar een beeldscherm kijken of lezen). Er bestaan vele oorzaken voor vermoeide ogen en heel vaak zijn er geen oogheelkundige afwijkingen.
Astigmatisme (1) Bron: ziekenhuis.nl: We spreken over astigmatisme wanneer de breking van het invallende licht door het lenssysteem niet in alle richtingen hetzelfde is. Er is dus sprake van een onregelmatige kromming van het hoornvlies wat leidt tot een refractie(brekings-)fout van het licht dat op het netvlies valt, omdat het invallende licht niet op één maar op meerdere punten op het netvlies valt. Hierdoor ontstaat een onduidelijk netvliesbeeld. Voorbeeld: De breking kan in de verticale richting sterker zijn dan in de horizontale richting. Dit komt omdat de kromming van het hoornvlies in de ene richting sterker is dan in de andere richting. Er wordt ook wel gesproken over een cilindrische afwijking. Doorgaans kan deze stoornis verholpen worden met cilindrische glazen.

  1. Sferisch hoornvlies
  2. Met verticaal de kleinste kromming
  3. Stigmatisme met horizontaal de kleinste kromming.
Astigmatisme (2)
  • Ongelijkmatige kromming van ooglens, hoornvlies of beide. De persoon ziet dan horizontale en verticale lijnen niet tegelijk scherp.
  • Astigmatisme is een oogafwijking die wordt veroorzaakt door verschillende krommingen van het hoornvlies. Astigmatisme wordt aangegeven in cilinder.
Astigmatisme (3) Bij astigmatisme is de optische brekingverschillend in afzonderlijke vlakken van het hoornvlies. Dit veroorzaakt een wazig en vervormd beeld. De afwijking geeft problemen met zowel dichtbij als in de verte zien en kan op zich zelf bestaan of in combinatie met bij– of verziendheid. U kunt de vorm van een astigmatisch oog het best vergelijken met de vorm van een rugbybal. Astigmatisme veroorzaakt een wazig en vervormd beeld en wordt meestal gecorrigeerd met een cilindrisch brillenglas, een harde contactlens of een speciale ‘torische’ zachte contactlens.Onregelmatig astigmatisme: Onregelmatig astigmatisme komt bij minder dan 1% van alle behandelden van een laserbehandeling voor. Complicaties kunnen ontstaan ten gevolge van een onvoldoende fixatie van het laserlicht: hierdoor kunnen excentrische afvlakkingen van het hoornvlies optreden die leiden tot een onregelmatig astigmatisme. Als dit klachten geeft kan een aanvullende behandeling nodig zijn of zal het dragen van een contactlens nodig zijn.

Wazig beeld van een kantoorinterieur

Wazig beeld van een kantoorinterieur

Asymmetrische tonische nek reflex (ATNR) Aan de kant waarheen het hoofd is gedraaid strekken de ledematen en aan de andere kant buigen de ledematen.
Ataxie Een afwijking in de motorische coördinatie, vooral bij het lopen; onzekere manier van lopen ten gevolge van een gebrekkige samenwerking van de spieren bij aandoeningen van de kleine hersenen of het vestibulaire systeem. Gaat vaak samen met oculomotorische stoornissen.
Athetose Onvrijwillige, langzame en ondoelmatige bewegingen van vooral armen, benen en de mond, doorgaans ten gevolge van hersenbeschadigingen tijdens de geboorte. Kinderen met athetose hebben vaak moeite met het bewaren van hun evenwicht doordat de spierspanning wisselt tussen hoog en laag.
ATOD 18 Een afkorting om aan te geven een oogdruk van 18 mmHg, gemeten met de applantatie tonometer.
Atrofia bulbi Een verschrompeling van de oogbol, doorgaans met een zeer lage oogdruk, bijvoorbeeld ten gevolge van retrolentale fibroplasie of verwonding.
Atrofie Verschrompeling. Doorgaans het verschrompelen of verloren gaan van weefselelementen.
Atrofisch oog Het kleiner worden van het oog, bijvoorbeeld door een ernstig ongeval of een ernstige ontsteking.
Atrophia retinae pigmentsosa Zie retinitis pigmentosa.
Atropine Oogdruppels. Zij zorgen er voor dat de pupil verwijdt en het accommodatievermogen tijdelijk wordt uitgeschakeld. Wordt toegepast bij onder meer een objectieve refractie bepaling. Het wordt soms ook wel toegepast in het kader van een amblyopiebe-handeling (scheelzien-). In het goede oog worden atropine-oogdruppels toegediend waardoor de pupil van het normaal kijkende oog vergroot wordt en de accommodatie uitgeschakeld. Hierdoor gaat het oog wazig zien en is het “luie” oog genoodzaakt om te fixeren.
Attack Zie cerebrovasculair accident.
Auditieve ondersteuning Het geluid dat ter ondersteuning nodig is om voorwerpen op de tafel en/of in de ruimte om de persoon visueel waar te nemen. Wordt ook gezegd als de persoon stemgeluid nodig heeft om de ander te herkennen.
Aura Dit zijn flikkeringen voor de ogen die in een lagere tot hogere frequentie kunnen voorkomen voordat een (klassieke) migraine-aanval optreedt.
Autoclaaf (1) Een apparaat voor het steriliseren van instrumenten en verbandmiddelen onder invloed van stoom onder overdruk.
Autoclaaf (2) Een autoclaaf of snelkookpan is een pan die na verwijdering van alle lucht luchtdicht wordt afgesloten. Vervolgens veroorzaakt de aanwezige stoom een overdruk. Hierdoor stijgt het kookpunt van water en kunnen temperaturen boven de 100ºC worden bereikt. Het gevolg is dat ook de sporen afsterven.
Automatische perimeter Een apparaat dat met behulp van een computer het visuele veld aangeeft. Doorgaans is dit een grote halve bol waar in de persoon het hoofd plaatst. Op steeds verschillende plaatsen gaan lichtjes branden van wisselende omvang, intensiteit en kleur. De persoon geeft aan of hij het lichtje heeft gezien waarna het antwoord door de computer wordt opgeslagen. De computer geeft vervolgens een uitdraai van de drempelwaarde van het visuele veld.
Autonome zenuwstelsel Dit is het zenuwstelsel dat wij niet naar willekeur kunnen beïnvloeden; ook wel onwillekeurige zenuwstelsel genoemd.
Barber Pole illusie De schijnbare bewegingsrichting van een diagonaal strepenpatroon binnen een rechthoek hangt af van de hoek. De verklaring is dat de ervaren richting van bewegen beïnvloed wordt door de richting van het strepenpatroon in de rechthoek.
Basedow, ziekte van Ziektebeeld veroorzaakt door een verhoogde schildklierwerking. Exophthalmus is een van de (oogheelkundige) verschijnselen.
Basiscurve De primaire achterste kromming van een contactlens.
Basisverlichting De algemene verlichting die iemand nodig heeft om zich in een bepaalde ruimte goed en veilig te kunnen bewegen. Deze wordt in het bijzonder gebruikt voor oriëntatie en mobiliteit.
Beeldillusie In brede zin kan beeldillusie worden omschreven als afbeeldingen die de ogen bechoochelen door iets te laten zien dat er niet is. Illusie is afkomstig van het Latijnse woord “illudere” ‘ dat ‘bedriegen’ of “bespotten betekent”. Illusies betoveren en fascineren, ze houden de ogen gevangen in bestaande werelden en gaan in tegen het gezonde verstand dat er slechts sprake is van een vlak papier, een gespannen doek of een muur. Het was de Nederlandse graficus M.C. Escher die veel beeldillusies heeft gemaakt en die de kunst van het “bedriegen” zelfs heeft verbeeld in een prent.Hieronder volgen een aantal afbeeldingen die betrekking hebben op beeldillusies.
Beeldvertekening Van een beeldvertekening is sprake wanneer rechte lijnen niet als rechte lijnen worden waargenomen. Een methode om beeldvertekening op te sporen is met behulp van de Amsler kaarten (zie aldaar). Op de linkerkaart een recht rasterwerk en links een vertekening.
Beeldvormende technieken Dit zijn technieken waarmee de oogzenuwbanen net als op een foto zichtbaar gemaakt kunnen worden. Het levert de oogarts en de neuroloog waardevolle informatie op over verschillende aandoeningen. Vormen van beeldvormende technieken zijn: Echografisch onderzoek, CT-scan en MRI-scan.
Begeleiden persoon met visuele beperking Tips voor de omgang met blinden en slechtzienden: https://www.kimbols.be/hulp/info-hulp/tips-voor-de-omgang-met-blinden-en-slechtzienden.html
Behandeling Dit is een functionele samenwerkingsrelatie tussen de revalidatiemedewerker(s) en de te revalideren persoon (ook wel revalidant genoemd), waarin wordt samengewerkt aan de doelen die gesteld zijn ter voorkoming, opheffing, vermindering, aanpassing of compensatie van aanwezige stoornissen, beperkingen en/of handicaps.
Belladonna Stof uit de plant Atropa Belladona, atropine. Wordt gebruikt om de pupil tijdelijk te verwijden voor oogheelkundig onderzoek.
Benigne Goedaardig.
Benigne tumor Een goedaardige tumor.
Beperking (definitie) Een beperking is iedere vermindering of afwezigheid (ten gevolge van een stoornis) van de mogelijkheid tot een voor de mens normale activiteit zowel wat betreft de wijze als de reikwijdte van de uitvoering (definitie ICIDH, 1981).
Beperking (kenmerken) Kenmerkend voor een beperking is de overmaat aan of het tekort in de uitvoering van een activiteit en in het gedrag (vergeleken met het gebruikelijke), welke tijdelijk of blijvend kan zijn, herstelbaar of niet herstelbaar en progressief of regressief. Beperkingen kunnen zich voordoen als een rechtstreeks gevolg van een stoornis of als een reactie van het individu. Beperkingen hebben betrekking op vaardigheden in de vorm van samengestelde activiteiten en gedragingen die algemeen aanvaard zijn als essentiële bestanddelen van het dagelijkse leven.
Beschermende bril Dit is een bril die de ogen beschermt tegen geweld, bijvoorbeeld doordat ballen en ellebogen van medespelers tegen het oog komen en daar letsel veroorzaken.
Betrouwbaarheid Een maateenheid. De betrouwbaarheid van een test geeft aan in hoeverre de test bij herhaling hetzelfde resultaat oplevert en in hoeverre toevallige factoren de uitkomsten van de test bepalen.
Bewegingen en zien De macula bevindt, dus alles buiten de ongeveer drie graden tot 90 graden rechts en links). Een onverwachte gebeurtenis, een beweging in de periferie trekt direct onze aandacht waarna we er gericht naar proberen te kijken (met het centrale zien). Zodra we ergens gericht naar kijken ontstaat er een scherp beeld op het netvlies van dat wat onze aandacht trok.
Bewegingsbeperkingen De ogen kunnen niet onbelemmerd naar alle kanten draaien. Deze bewegingsbeperkingen of scheelzien kunnen heel gering zijn en eerst opvallen bij vermoeidheid of ziekte, maar kunnen ook heel fors zijn en sterk opvallend zijn.
Bewegingsparallax Een klasse van prikkels die de waarneming van beweging opwekken. Kenmerkend hiervoor is de verandering die plaatsvindt in het gezichtsveld van de persoon die kijkt als hij zich beweegt. Wanneer het punt van de waarneming zich verplaatst, dan zullen de objecten in ons gezichtsveld zich met verschillende snelheden over ons netvlies bewegen. Voorwerpen die zich ver van ons oog bevinden lijken zich in dezelfde richting als ons oog te bewegen, terwijl voorwerpen op korte afstand van ons oog zich in tegengestelde beweging lijken te verplaatsen. Van dit verschijnsel maken de hersenen gebruik om diepte “te ervaren”.
Bewegingsperspectief Bestaat uit het idee dat verschillende voorwerpen in de omgeving voor een persoon die zich voortbeweegt met verschillende snelheden zullen verschuiven, afhankelijk van de afstand en de plaats ten opzichte van de kijkende persoon. Het gevolg is een complex van bewegingen die een belangrijke bijdrage leveren aan de ruimtelijke gewaarwording en de oriëntatie van de waarnemer. Als we in de rijdende trein naar buiten kijken lijken de koeien die vlak bij de spoorbaan staan sneller door het beeld te bewegen dan de huizen in de verte.
Bewustwording Ook al functioneren de ogen optimaal, dan nog kan men blind zijn. Voor een goed gezichtsvermogen zijn namelijk ook beide oogzenuwen en bepaalde delen van de hersenen essentieel.

Aan de achterkant van de oogbol verlaat een oogzenuw het oog en gaat naar de hersenen. Daar komen beide oogzenuwen samen in een kruising, het chiasma. Voorbij het chiasma gaan alle prikkels uit de rechternetvlieshelft van beide ogen naar de rechterhersenhelft. Zo gaan ook alle prikkels uit de linker netvlieshelft naar de linker hersenhelft. Pas achter in de beide hersenhelften worden we ons bewust van de beelden die onze netvliezen hebben opgevangen. Dit deel van onze hersenen staat ook met ons geheugen in verbinding, zodat we beelden kunnen onthouden en om ze te vergelijken met beelden die we eerder gezien hebben.
Doordat zien hiermee een psychisch proces is behoren ook alle aspecten die bij een psychisch proces horen tot het zien, namelijk: aandacht, concentratie, associatie, spanning en inspanning, vermoeidheid etc.
Biconcaaf Tweevoudige hol (gezegd van lenzen of brillenglazen). Dit wil zeggen dat het glas aan beide zijden hol is, anders gezegd, aan de randen is het glas dikker dan in het midden (zie ook bij lens).
Biconvex Tweevoudige bol (gezegd van lenzen of brillenglazen). Dit wil zeggen dat het glas aan beide zijden bol is.
Bifocale lens Bril of brillenglas met twee sterkten (bi = twee, fo, komt van focus = brandpunt). Het brillenglas heeft twee brandpunten, waardoor men zowel dichtbij als veraf (scherp) kan zien.
Bijwerkingen van medicatie Om ziekten, stoornissen en pijn te bestrijden worden vaak geneesmiddelen toegediend. Naast hun genezende of pijnbestrijdende werking kunnen zij ook bijwerkingen (nevenwerkingen) veroorzaken die als minder prettig of zelfs als ongewenst worden ervaren. In de bijsluiter van een medicatie wordt ook steeds informatie verstrekt over deze nevenwerkingen. Zie ook nevenwerkingen. Hieronder een selectie van slaapmiddelen en medicatie en hun invloed op het zien.

  • Slaapmiddelen: De grootste groep wordt gevormd door: Benzodiazepinen (komen voor onder merknamen als dalmadorm, rohypnol, loramet, mogadon, normison, enzovoort): De nevenwerkingen kunnen dubbelzien zijn.
  • Barbituraten: Worden afgeraden om te gebruiken.
  • Angstdempers: Benzodiazepinen: Er worden geen specifieke visuele klachten gemeld.
  • Overige medicatie: Hydroxyzine (onder de merknaam atarax): kan door pupilverwijding de oogdruk verhogen en een acute glaucoom veroorzaken.
  • Opipramol (merknaam insidon) kan zelden wazig zien veroorzaken
  • Meprobamaat kan visusstoornissen veroorzaken.
  • Antipsychotica: Kan bij langdurig gebruik pigmentafzettingen op het hoornvlies en de lens veroorzaken die echter bij tijdig ontdekken omkeerbaar zijn. Bij verschillende soorten van antipsychotica kunnen gezichtsscherptestoornissen optreden.
  • Antidepressiva: Een nevenwerking van de klassieke antidepressiva zijn accommodatiestoornissen.
Bijziendheid (1) Bron: ziekenhuis.nl: De lichtstralen die het oog binnenvallen worden zo sterk omgebogen dat ze een beeld projecteren voor het netvlies. De persoon ziet een wazig beeld. Wanneer de persoon een bril ontvangt met negatieve glazen (of sferisch concave glazen) dan verzwakt de breking van de lichtstralen en wordt het beeld op het netvlies geprojecteerd.
Bijziendheid (2) Myopie of bijziendheid is een afwijking van het oog waarbij het oog te lang is, waardoor het beeld vóór het netvlies wordt geprojecteerd. Het beeld voor dichtbij is scherper dan het beeld veraf.
Bijziendheid (3) Het bijziende oog is meestal langer dan het normale oog of het hoornvlies is te bol, waardoor het licht teveel gebroken wordt. Bij bijziendheid worden de lichtstralen vóór het netvlies gebundeld.Bijziende mensen zien zonder bril van dichtbij goed en van veraf slecht. Hoe sterker de bijziendheid, hoe korter de afstand waarop nog scherp kan worden gezien.Bijziendheid wordt gecorrigeerd met minglazen. De glazen in de bril verkleinen het beeld; op het brilrecept staat een – teken voor de sterkte.Wanneer de bijziendheid gecorrigeerd is met bril of lenzen, is tot 45 jaar het kijken op alle afstanden geen enkel probleem. De verte is weer scherp dank zij de correctie en dichtbij kan scherp gekeken worden door accommodatie.Na 45 jaar wordt het accommoderen minder en zal naast de vertecorrectie een aparte leesbril nodig zijn voor dichtbij. Iemand met bijziendheid kan er na zijn 45-ste ook voor kiezen om tijdens het lezen de bril af te zetten. Door de vertebril af te zetten is de bijziendheid weer aanwezig en zal dichtbij scherp gezien worden. Zo kan men ondanks het verminderde accommodatievermogen een leesbril voorkomen.Na een laserbehandeling is de bijziendheid definitief gecorrigeerd. Tot 45 jaar zal dit geen consequenties hebben. Veraf is scherp door de laserbehandeling en dichtbij is scherp door accommodatie. Na 45 jaar is de verte nog steeds scherp door de laserbehandeling, maar dichtbij is er geen mogelijkheid om een bril af te zetten (die is ten slotte niet meer nodig). Na een laserbehandeling moet na het 45e jaar dus een leesbril gebruikt worden voor dichtbij.
Bilateraal Tweezijdig.
Binoculair Met beide ogen.
Binoculair gebied Het gebied van het visuele veld waarin licht project valt van beide ogen, dit in tegenstelling tot het monoculair gebied.
Binoculair zien Het zien met beide ogen naar hetzelfde punt en waarbij de beelden van elk oog in de hersenen tot een geheel worden gevormd, waardoor een juiste interpretatie mogelijk is van de vorm en de positie in de ruimte (een driedimensionaal beeld).
Binoculaire cue Elke visuele aanwijzing van beide ogen voor de waarneming van diepte.
Binoculaire fixatie Het gericht kijken (fixeren) naar een voorwerp met beide ogen tegelijk.
Binoculaire rivaliteit Wanneer twee verschillende beelden tegelijkertijd worden aangeboden aan elk oog afzonderlijk dan kan er een mozaïekachtig beeld worden opgeroepen waarin de verschillende gebieden overeenkomen met de afbeelding van het linker- en het rechteroog.
Binoculaire samenwerking Bij een binoculair onderzoek wordt onderzocht of men al dan niet met beide ogen samen kijkt, of er samenwerking is tussen beide ogen.
Binoptische stimulatie Wanneer een visuele prikkel (zoals een afbeelding) wordt aangeboden aan beide ogen.
Biometrie Ooglengtemeting: Bij biometrie wordt de lengte van het oog gemeten. Deze gegevens zijn bijvoorbeeld nodig bij een implantlensoperatie.
Biomicropsie (spleetlamponderzoek) Spleetlamponderzoek: Met een spleetlamp of bio-microscoop wordt het voorste oogsegment, bestaande uit het hoornvlies en ooglens, beoordeeld. Dit onderzoek vindt in een donkere ruimte plaats. Eventuele afwijkingen bijvoorbeeld troebelingen en vaatingroei worden gedocumenteerd en beoordeeld. Ook de traanvochtsamenstelling wordt beoordeeld op kwaliteit en kwantiteit. Bij een te lage traanvochtproductie kan van een ooglaserbehandeling worden afgezien.
Biopsie Een microscopisch of chemisch onderzoek van een stukje weefsel.
Bioptics Een biopticsbehandeling bestaat uit twee afzonderlijke delen.In de eerste fase wordt er een implantlens in uw oog geplaatst wordt of een heldere lensextractie uitgevoerd. Wanneer het oog hiervan genezen is bepaalt de optometrist of refractiechirurg of er een reststerkte is overgebleven en hoe groot deze is. Deze reststerkte wordt hierna behandeld met een laserbehandeling.In het geval u een heel hoge sterkte heeft is op voorhand duidelijk dat een bioptics nodig is om de totale sterkteafwijking te corrigeren. In andere gevallen volgt na een implantlens of HLE-behandeling een bioptics als blijkt dat achteraf het resultaat niet afdoende is gecorrigeerd.
Bitemporaal Voor beide ogen aan de kant van de slapen gelegen gedeelte.
Bjerrumgebied Het intermediaire gebied van het gezichtsveld dat ligt tussen de 10e en 20e parallel.
Blepharitis Een ontsteking van de ooglidranden. Het gaat vaak samen met jeuk, roodheid en opzwellingen, tranenstroom en overgevoeligheid voor licht.
Blepharochalasis Een verslapping en verruiming van de huid van het bovenooglid, waardoor deze in een plooi omlaag gaat hangen.
Blikparese Het onvermogen van beide ogen om actief in een bepaalde richting te kijken. De oorzaak is in de hersenen gelegen.
Blikrichting onderzoek Onderzoek naar de volgbewegingen van de ogen. Dit vindt plaats in alle richtingen en is bedoeld om na te gaan of de oogbol voldoende beweeglijk is en alle oogspieren goed functioneren. Blikrichtingen binoculair onderzoek:
Blinde vlek De plaats waar de oogzenuwvezels het oog verlaten, heet de papil. Op deze plaats ontbreken alle lichtgevoelige elementen, waardoor bij het opnemen van het gezichtsveld daar ter plaatse een scotoom gevonden wordt, de zogeheten blinde vlek. Gelegen in het gezichtsveld op ongeveer 15 temporaal op de horizontale meridiaan.
Blinde vlekillusie Houdt de zwarte balk op ongeveer 30 centimeter afstand van de ogen, sluit het linkeroog en fixeer met het rechteroog op het witte kruis. Beweeg het hoofd nu langzaam naar de balk terwijl je gericht blijft kijken naar het witte kruis met het rechteroog. Op een bepaald moment verdwijnt de witte stip uit het gezichtsveld doordat hij op de blinde vlek van het rechteroog oog valt.
Blindheid (1) Een persoon noemen we blind wanneer hij geen werk meer kan uitvoeren waarvoor visueel gezichtsvermogen essentieel is. Volgens de WHO-definitie bedraagt de maximaal gecorrigeerde gezichtsscherpte minder dan 6/60 in het beste oog. We spreken ook over blindheid wanneer de gezichtsvelden van beide ogen kleiner zijn dan 10. Een gezichtsscherpte van 6/60 of minder betekent dat de persoon een detail pas op zes meter kan waarnemen waar een goed ziend persoon dat al op 60 meter kan onderscheiden. Het spreken over blindheid wil dus niet zeggen dat de persoon in het geheel niets ziet. Pas wanneer een persoon ook geen licht-donker waarneming heeft spreken we over volledige blindheid.
Blindheid (2) De meeste mensen kunnen zich wel een voorstelling maken bij iemand die blind is. We kunnen het ook even zelf ervaren door de ogen te sluiten. Als we met gesloten ogen een gesprek voeren met iemand anders, van een stoel naar de deur willen lopen of een kopje thee willen inschenken ervaren we al meteen beperkingen ten gevolge van die blindheid. Blinden maken veel meer gebruik van hun andere zintuigen. Deze zijn: het gehoor, de tast, de smaak en de reuk.

Kopje thee

Kopje thee

Blindheid, functionele Een blindheid met een psychische oorsprong. Voor de blindheid wordt geen organische stoornis of oorzaak gevonden. Andere termen zijn psycho-genetische, psychische of hysterische blindheid.
Bombans Uitstulping.
Bottom-up processen Processen waarbij er sprake is van een progressie van eenvoudige elementen naar meer complexe patronen.
Bowman (membraan van) De voorste elastische basaalmembraam van het hoornvlies, bedekt met meerlagig epitheel.
Braille Een systeem van voelbare puntjes dat gebruikt wordt door zeer slechtziende en blinde personen om te lezen en te schrijven (brailleren) is het voelbare blindenschrift. Het is genoemd naar de blinde uitvinder, Louis Braille.
Brailleren Het schrijven van de braillepunten op speciaal papier.
Brandpunt Het punt op de optische as van de lens of optisch stelsel waar de evenwijdig aan de optische as invallende lichtstralen na breking samenkomen.
Brandpuntafstand De afstand van het hoofdbrandpunt tot het daarmee overeenkomende hoofdvlak van een lens of optisch stelsel.
Brekingsafwijkingen Zie refractie.
Brilgewenning Dit het geleidelijk gaan dragen van een bril onder zo gunstig mogelijke omstandigheden. Het doel is de weerstand die het dragen van een bril eventueel oproept helpen te overwinnen. kan nodig zijn bij allerlei mensen en zeker bij mensen met een verstandelijke beperking. Een brilgewenningsprocedure berust in grote lijnen op drie uitgangspunten: geleidelijkheid, bewustwording en een positieve inbedding.
Brilrecept

Refractieafwijkingen als verziendheid, bijziendheid en cilinderafwijkingen (astigmatisme) worden uitgedrukt in dioptrieën (afgekort als D). Hoe sterker de afwijking, hoe hoger het aantal dioptrieën. Op uw brilrecept staan drie getallen, bijvoorbeeld S -5,00 = C – 1,50 as 180.

  • Het eerste getal (S=sferisch): het plus- of minteken geeft aan of u bijziend (-) of verziend (+) bent. -5,00 betekent een bijziendheid van 5 dioptrieën. Sferisch is de enkelvoudige sterkte van het oog, brilleglas, contactlens etc. Wanneer u alleen een sferische sterkte heeft is er sprake van een lichtbreking op dezelfde manier in alle richtingen.
  • Het tweede getal (C=cilinder): 1,50 geeft uw cilinderafwijking (astigmatisme) aan. Deze afwijking kan als ‘plus’ of als ‘min’ worden geschreven.
  • Het derde getal (as) geeft de richting van uw cilindersterkte aan.

De gezichtsscherpte van uw oog wordt gemeten met de Snellen kaart.

Bulbus Oogbol. Ook wel geschreven als bulbus oculi.
Buphthalmus Een sterke vergroting van het oog als gevolg van een te hoge oogdruk (ten gevolge van glaucoom bij jonge kinderen). Deze druk ontstaat doordat het afvoersysteem van het kamerwater niet goed is aangelegd. De oorzaak is erfelijk. Met drukverlagende oogdruppels kan in veel gevallen de oogdruk verlaagd worden. Ook wel geschreven als buftalmie.
Betablokkers Medicatie die vaak gegeven wordt bij een (te) hoge oogdruk (vaak timodol). Bij sommige personen leidt dit tot kortademigheid en hartklachten. Enkele voorbeelden van stofnamen (merknamen):

  • Propranolol (Inderal)
  • Atenolol (Tenormin)
  • Metoprolol (Selokeen, Lopresor)
C Afkorting voor cilindrisch glas.
Cafè muur illusie Cafè Muur illusie De lijnen van de compositie lijken schuin te lopen, terwijl zij in werkelijkheid parallel lopen.
Calcarine Sulcus De grote hersengroef (plooi) in de hersenen.
Canalis lacrimalis Traankanaaltje. De afvoergang voor het traanvocht van de conjunctivaholte naar de traanzak; er zijn er twee, zowel in het boven- als in het onderooglid (superior, respectievelijk inferior).
Candela De eenheid voor lichtsterkte, uitgedrukt als cd, waarbij 1 cd = 1 lumen/sterradiaal.
Candy beans Kleine gekleurde snoepjes. Worden gebruikt bij een visueel functie-onderzoek van kinderen en/of mensen met een verstandelijke beperking. Indien de persoon de snoepjes kan detecteren heeft hij een gezichtsvermogen van tenminste 0,1.
Cardiff-kaarten Kaarten met figuren om de gezichtsscherpte bij kinderen te bepalen. De afbeeldingen op de Cardiff kaarten zijn zwart-wit contouren van een auto, huis, vis of locomotief op een grijze achtergrond. Als de afbeelding niet meer wordt onderscheiden, verdwijnt het in de achtergrond. Deze test is te vergelijken met de Teller Card methode.
Caruncula Een “stukje vlees“. Het is de naam voor het rode bolletje in de binnenste oogrok.
Cataract (1) In het Nederlands grijze staar. Dit is een vertroebeling van de ooglens. Het veroorzaakt een vermindering van het gezichtsvermogen. De seniele cataract of ouderdomsstaar is de meest voorkomende vorm van staar. Een operatie kan in de meeste gevallen het blind worden voorkomen. is Cataract is afkomstig van het Griekse woord cataracta en betekent waterval. Hieronder de (mogelijke) gevolgen van een staar.

  • Onduidelijk zien ten gevolge van vertroebeling van het beeld bij een cataract.
  • Verhoogde gevoeligheid voor licht en lichtschitteringen, vooral bij helder licht, felle zonneschijn en het rijden in het donker.
  • Verhoogde bijziendheid
  • Verstoring van het beeld van beide ogen, het zien van schaduwbeelden of dubbelzien.
Verder dient de brilsterkte regelmatig bijgesteld te worden en kunnen er veranderingen in het zien van kleuren optreden.
Cataract (2)
  • staar, vertroebeling van de lens
  • Cataract is een op latere leeftijd voorkomende mate van vertroebeling van de natuurlijke ooglens. Dit kan een vermindering in gezichtsscherpte veroorzaken.
Cataract (3) Staar ontstaat normaal gesproken op hogere leeftijd door het troebel worden van de ooglens. Hierdoor wordt het zicht steeds slechter. Uiteindelijk is een staaroperatie noodzakelijk waarbij de eigen ooglens wordt uitgespoeld, maar het omhulsel blijft zitten. Om het oog weer ‘op sterkte’ te brengen wordt er een kunstlens in het omhulsel van de eigen ooglens geplaatst.
Cataract (4) Cataract ontstaat normaal gesproken op hogere leeftijd door het troebel worden van de ooglens. Hierdoor wordt het zicht steeds slechter. Uiteindelijk is een staaroperatie noodzakelijk waarbij de eigen ooglens wordt uitgespoeld, maar het omhulsel blijft zitten. Om het oog weer ‘op sterkte’ te brengen wordt er een kunstlens in het omhulsel van de eigen ooglens geplaatst.
Cataract extractie Het operatief verwijderen van de lens.
Cataract residua Nastaar. Het achterste lenskapsel met eventuele lensresten die zijn achtergebleven na het verwijderen van de lens.
Cataract zonularis Een vorm van aangeboren cataract (staar). Er is sprake van een lenstroebeling in een gebied voor en achter de lenskern, terwijl de rest van de lens helder is, op enkele troebelingen aan de rand (perifere troebelingen) van de lens na, de zogenaamde ruitertjes.
Cataracta matura Een rijpe cataract (rijpe staar): een totale vertroebeling van de lens.
Cataracta myotonica Een cataract (staar) die voorkomt bij de aandoening dystrophia myotonica.
cc Met eigen brilcorrectie; ook wel als mec geschreven.
Ccl Afkorting in onderzoeksrapport voor met contactlens.
Cellutitis orbitae Een diffuse ontsteking in het orbitale vet- en bindweefsel. Ook wel orbitaflegmone genoemd.
Centraal gezichtsveld (1) Dit is het gebied waarmee we scherp zien en kleuren zien (zie ook gezichtsvelden). Het deel van het gezichtsveld waarmee met een normaal gezichtsvermogen gefixeerd wordt. Dit komt overeen met de gele vlek in het netvlies. Hiermee wordt de hoogste gezichtsscherpte bereikt. Een verminderde gezichtsscherpte betekent dan ook dat er een of andere stoornis van het centrale gezichtsveld is. Het centraal gezichtsveld is van belang voor:

  • Scherp zien
  • Detailwaarneming
  • Kleuren zien.
Centraal gezichtsveld (2) Het middelste deel van het gezichtsveld (dat ook het scherpst is).
Centraal scotoom De uitval van het centrale deel van het gezichtsveld. De gezichtsscherpte is als gevolg daarvan verminderd.
Centraal visueel veld Het gebied van het visuele veld dat precies overeenkomt met het maculagebied.
Centraal zien Het vermogen van het oog om een voorwerp direct en recht te zien, waarbij het beeld precies in de macula (gele vlek) valt.
Centrale gezichtsveld uitval Foto terras, gezien door iemand met centralegezichtsveld uitval.
Central Islands Central Islands zijn gebieden in het hoornvlies welk niet of te weinig zijn gecorrigeerd met de laser. Er kan een nabehandeling nodig zijn. Elke nabehandeling houdt weer opnieuw een risico in en kans op mislukking.
Centralis In of nabij het middelpunt gelegen.
Centrifugaal Een richting of beweging van het centrum af.
Centripetaal Een richting of beweging naar het centrum toe.
Cerebellum Het hersengebied dat verantwoordelijk is voor de fijn- motorische controle en planning. Ook wel kleine hersenen genoemd.
Cerebraal Bijvoeglijk naamwoord. Afgeleid van cerebrum
Cerebral palsy Een motorische afwijking ten gevolge van een hersenbeschadiging die al vroeg in de ontwikkeling is ontstaan en die niet in ernst toeneemt (stabiel blijft). Zie verder cerebrale parese.
Cerebrale hemisfeer Linker- of rechterhelft van de grote hersenen.
Cerebrale parese Een groep niet progressieve symptomen (uitingsvormen) van de hersenbeschadigingen die gekenmerkt worden door een slechte spiercontrole. Het omvat onder andere spasticiteit, athetose, ataxie en combinaties ervan. Wordt soms afgekort met CP. De Engelse term luidt cerebral palsy (zie ook infantiele encefalopathie).
Cerebrale Vasculaire Aandoening (CVA) Een plotselinge uitval van een deel van de hersenwerking ten gevolge van bloedingen, infarcten, circulatiestoornissen met als gevolg hemiplegie (eenzijdige verlamming) of andere verlammingsverschijnselen (afasie, hemianopsie, sensibiliteits of coördinatiestoornissen). Ook wel cerebrovasculair accident genoemd.

Stoornis Lokalisatie van de stoornis
Cerebrale perceptiestoornis Kleur Vorm Beweging Occipitaal (V 1- 5)
Visuele agnosieën Object agnosie Prosopagnosie simultaanagnosie
Temporo-occipitaal (b?) Mesio-temporaal (b?) Pariëto-occipitaal (b)
Visuo-motorische stoornissen Optische ataxie Pariëto-occipitaal
Positieve fenomenen Metamorfopsie Pseudo-hallucinaties Palinopsie Gehele visuele systeem Gehele visuele systeem Temporo-occipitaal (r?)
  1. (b) = bilateraal (beiderzijds)
  2. (b?) = meestal bilateraal; soms alleen rechts
  3. (r) = meestal rechts of bilateraal; soms geen letsel gevonden
Cerebrale Visuele Slechtziendheid (CVS) Zie CVI (Cerebrale Visuele Inperking).
Cerebro-vascualir accident Stoornis in een of in meerdere bloedvaten in de hersenen die plotseling optreedt. Afkorting CVA. Ook beroerte, een attack of attaque. Omdat bij het ouder worden het bloedvatenstelsel minder elastisch wordt en minder stevig is dan op jeugdige leeftijd, treedt een CVA vooral bij ouderen op. Het risico op een CVA is verhoogd bij mensen met suikerziekte, een hoge bloeddruk, overgewicht en roken. De gevolgen zijn veelal een halfzijdige verlamming, een uitval van de tastzin of een stoornis van de hogere cognitieve functies zoals taal en zien (afasie en agnosie).

Roken: Sigarettenpeuken op de grond

Roken: Sigarettenpeuken op de grond

Cerebrum Grote hersenen (bijvoeglijk naamwoord is cerebraal).
Cervicaal Behorende tot het halsgebied.
Chalazion Een knobbeltje in het ooglid dat is ontstaan nadat de afvoer van een vetkliertje verstopt is.
Charles Bonnet, syndroom van Bij personen die lijden aan het syndroom van Charles Bonnet bestaat er een dissociatie tussen de visuele binnenkomende prikkels en de verwerking ervan. Zij gaan plotseling slecht zien en krijgen visuele hallucinaties, maar ze zijn in psychiatrisch opzicht normaal. Bepaalde gebieden in de hersenen (de zogenaamde extrastriate cortexgebieden) worden spontaan actief en veroorzaken zo visuele hallucinaties die niet te onderscheiden zijn van vroegere bewuste visuele ervaringen. De personen kunnen hun hallucinaties direct van echt waarnemen onderscheiden, omdat de hallucinaties niet en de echte waarnemingen wel worden beïnvloed door het bewegen van het hoofd of de ogen.
Chiasma opticum De plaats waar zenuwvezels van het nasale netvlies van beide ogen kruisen. Op deze manier komt de informatie van de rechter gezichtshelft van elk oog terecht in eenzelfde visueel centrum, gelegen in de linker hersenhelft. De prikkels die door de linker gezichtshelften worden waargenomen, worden in het visuele centrum van de rechter hersenhelft verwerkt. Optisch chasme
Chorio-capillaris De kleinste bloedvaten.
Chorioidea Het vaatvlies. Dit vlies ligt achter het netvlies. Het bevat vooral bloedvaten.
Chorioretinitis haarden (choroidea) Littekens van ontstekingen op het vaatvlies en het netvlies (retina).
Chromatisch Dit heeft betrekking op de dimensies tint en verzadiging van visuele prikkels, in tegenstelling tot de dimensie zwart-wit of achromatisch.
Chromosoom Staafvormig lichaampje in de celkern, opgebouwd uit chromatine. De chromosomen zijn de dragers van de erfelijke eigenschappen van de persoon.
Cilinder Cilinder is de mate van astigmatisme.
Cilindrisch Cilindervormig.
Cilindrische lenzen Zie astigmatisme.
Cilium Ooghaar.
Cl Afkorting in onderzoeksrapport voor contactlens.
Classificatie Een classificatie is een ordeningskader, dat de mogelijkheid biedt gegevens op een geordende wijze te verzamelen. Met behulp van het geordende feitenmateriaal kunnen vervolgens uitspraken gedaan worden over bijvoorbeeld de te behandelen gebieden, of over de effectiviteit van een behandeling. Een classificatie wordt immers nooit ontworpen omwille van het classificeren op zich, maar altijd met een bepaald doel voor ogen. De bruikbaarheid van de classificatie wordt afgemeten aan dat doel (Nationale Raad voor de Gezondheid, 1988).
Closure De perceptuele organisatie die zegt dat we een gesloten figuur prefereren boven een open figuur.
Coecitas (Totale) blindheid.
Coecus Blind.
Cognitie
  1. Dit zijn processen die zich in het centrale zenuwstelsel afspelen
  2. Het intellectueel functioneren – de intelligentie.
Cognitie-visus Een aspect van de gezichtsscherpte, samenhang van cognitie en de visuele waarneming.
Cognitieve mogelijkheden De functies die betrokken zijn op het intellectueel functioneren, waardoor de persoon zich bewust wordt van de dingen om hem heen van de gedachten of perceptie, inclusief het begrijpen en redeneren.
Coloboma (colobomen) Een aangeboren sluitingsdefect in een deel van het oog, dat veroorzaakt is door een onjuiste sluiting van het weefsel tijdens de eerste periode van de zwangerschap. Het kan invloed hebben op verschillende delende delen van het oog. Colobomen zijn doorgaans erfelijk. Soms is er een chromosoom afwijking. Ze komen voor als enige afwijking, maar ook samen met afwijkingen in andere structuren, bijvoorbeeld in de hersenen. Er bestaan verschillende verschijningsvormen, zoals:

  • Coloboom van het regenboogvlies (iris)
  • Coloboom van het netvlies en het vaatvlies
  • Coloboom van de oogzenuw.
Coloboma van iris De iris is niet gesloten. Het gaat niet samen met een verminderde gezichtsscherpte, tenzij er ook een coloboom van het netvlies of van de oogzenuw is (iris of regenboogvlies).
Coma Situatie van bewusteloosheid.
Compenserende oogbewegingen De ogen blijven gericht op hetzelfde punt terwijl het hoofd draait.
Complementaire kleuren Elk kleurenpaar dat bij additieve kleurmenging een achromatisch grijze kleur geeft. De tinten van de complementaire kleuren vinden we op de tegenover elkaar gelegen punten van de kleurencirkel.
Concaaf Indien van een lens gezegd, betekent dit “hol”, een holle lens.
Concave lenzen Een lens die het invallende licht uit elkaar laat gaan. Een concave lens wordt gebruikt om een bijziendheid (myopie) te corrigeren. Wordt ook wel negatieve (of min lens genoemd.
Concentrische beperking Beperkingen vanaf de buitenranden (periferie) van het gezichtsveld.
Concomitterend strabismus Het scheelzien is in nagenoeg alle richtingen aanwezig.
Confabulatie Een verzonnen verhaal die de persoon vertelt om een “gat in het geheugen” op te vullen of een gebrek aan inzicht met betrekking tot zijn situatie te verbloemen.
Confrontatie methode Voluit de confrontatiemethode volgens Donders geheten. Dit een manier om op een globale manier het gezichtsveld te meten. Bij uitvallen is een nauwkeurigere manier van gezichtsveldmeting noodzakelijk. Hoewel de methode weliswaar grof is, kan deze altijd uitgevoerd worden en kan een groot gezichtsvelduitval vaststellen, zoals bij ablatio retiae (netvliesloslating), hemianopsie (eenzijdige gezichtsvelduitval), een eindfase bij glaucoom of retinitis pigmentosa.
Congenitaal Aangeboren, al aanwezig bij de geboorte.
Congenitaal glaucoom Bij de geboorte of kort erna optredende, min of meer ernstig verhoogde oogdruk.
Congenitale cataract Aangeboren cataract (staar).
Congenitale stationaire nachtblindheid Een aangeboren vorm van nachtblindheid.
Conjuctiva Oogbindvlies (conjugo = verbinden). Het slijmvlies dat de binnenkant van de oogleden en de voorkant van de oogbol bekleedt.
Conjunctivitis Een oogbindvliesontsteking ten gevolge van bacteriële, chemische of allergische oorzaken of door een ongeluk aan het oog. Het gaat samen met zwellingen en roodheid, tranenstroom en afscheiding van slijm en vaak ook etter, brandende pijn, jeuk en gevoeligheid voor licht.
Consensuele pupilreactie Een vernauwing van de pupil van een oog bij de belichting van het andere oog.
Consensus refr. De Consensus Refractiechirurgie (PDF, 130 Kb) is als richtlijn opgesteld door het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) naar internationale maatstaven en opvattingen. Het volgen van deze consensus kan een succesvolle behandeling niet in alle gevallen verzekeren.
Constantie, kleur Ondanks veranderingen in golflengte (als bij zonsondergang of op een bewolkte dag) ervaren wij de kleur van objecten als gelijk.
Constructie apraxie Een algemene term om aan te geven dat de persoon een deel of het geheel van een voorwerp tekent (uit het hoofd of naar een voorbeeld) of delen van een voorwerp kan samenvoegen.
Constructivisme Een waarnemingstheorie die stelt dat waarneming en perceptuele ervaring worden opgebouwd (geconstrueerd) vanuit een veelheid van gegevens, deels vanuit datgene wat de zintuigen opvangen, deels vanuit het geheugen, wat op zichzelf al een constructie is van een samenraapsel van het verleden. De kern van alle constructivistische theorien is dat perceptuele ervaring wordt opgevat als meer dan een reactie op een prikkel. Het wordt opgevat als een constructie op grond van veronderstelde cognitieve en affectieve handelingen.
Contactlens Een kleine kunststof schijf met een optische correctie, die direct op de cornea (het hoornvlies) gedragen wordt als een vervanging voor een bril.
Contour De omtrek van een voorwerp of figuur. Een omtrek bestaat uitsluitend voor zover er een opmerkelijk verschil in helderheid of kleur bestaat tussen twee in het gezichtsveld naast elkaar gelegen plaatsen. subjectieve contouren
Contour, subjectieve Een contour die wordt waargenomen maar die in de fysische werkelijkheid niet bestaat. Ook wel denkbeeldige contour genoemd.
Contra lateraal Gebruikt in de oogheelkunde om de kruising van iets aan te duiden.
Contrast De verhouding tussen de maximale en minimale intensiteit van een licht patroon.
Contrasten Enkele voorbeelden van voorwerpen die een goed contrast hebben tegen hun achtergrond. Het contrast van de rechter cirkel is anders (groter) dan van de linker cirkel. Opnieuw dezelfde cirkel, maar nu in zwart-wit en een gering contrast. De mate van contrast heeft invloed op de manier waarop wij de cirkel waarnemen.
Contrastgevoeligheid (1) De mogelijkheid om de (minimale) verschillen in helderheid (verschillen in grijstinten en de achtergrond) tussen twee oppervlakken te onderscheiden. Het onderzoek naar de contrastgevoeligheid is een (uiterst) belangrijk onderdeel van het visueel functie-onderzoek omdat contrastgevoeligheid vooral gebruik maakt van het centraal zien. De contrastgevoeligheid wordt doorgaans gemeten met behulp van streeppatronen. Hierbij wordt bepaald welke grijstinten nog van elkaar onderscheiden worden. Bij zwart-wit is het contrast 100%, bij normale krantendruk ongeveer 80% en bij een zacht potloodschrift op wit papier ongeveer 30%. In onderstaande patronen bevatten de bovenste rondjes grove patronen en de onderste rondjes de fijnere patronen. De contrasten nemen af van links naar rechts.
Contrastgevoeligheid (2) Het vermogen verschillen in contrasten waar te nemen.
Contrastmarkering Dit zijn verschillen in kleuren die voor slechtzienden goed zichtbaar zijn en waarvan gebruikt wordt gemaakt ter oriëntering. De kleurmarkeringen worden aangebracht op of net onder ooghoogte (circa 1,65 meter) in de vorm van oplichtende (reflecterende) strepen.
Contrasttest Contrastgevoeligheid is een van de meetbare factoren die voor een groot deel bepaald hoe uw gezichtsvermogen is. Veel mensen denken dat dit alleen afhankelijk is van de gezichtsscherpte maar dat is niet waar. De contrastgevoeligheidstest behoort helaas (nog) niet tot de standaardtesten die laserklinieken uitvoeren VOORDAT u een laserbehandeling of contactlensimplantatie laat uitvoeren. Om na behandeling te kunnen VERGELIJKEN of uw contrastgevoeligheid is veranderd moeten de gegevens uiteraard eerst vooraf gemeten worden. Na de behandeling kan de test dan nog een keer gedaan worden om na te gaan of uw contrastgevoeligheid veranderd is.Een kaart om contrastgevoeligheid te testen ziet er zo uit:Deze kaart wordt gebruikt om het contrast of de contrastgevoeligheid van iemand te meten.Klik hier voor een (Engelse) website met meer gedetailleerde informatie en testen met betrekking tot de Snellen kaart en contrastgevoeligheid.
Contrastverlies Contrastverlies verwijst naar een situatie waarin het verschil tussen twee of meer elementen, objecten, kleuren, of tonen minder duidelijk wordt, waardoor ze moeilijker van elkaar te onderscheiden zijn.
Een beschadiging van het oog door een stomp.
Convergens Naar elkaar toe gekeerd.
Convergent scheelzien Scheelstand van de ogen met een stand naar binnen (naar de neus) gericht.
Convergentie Letterlijk betekent dit: Het op één punt samenkomen. Het naar elkaar toe bewegen van beide ogen wanneer we naar een voorwerp op korte afstand kijken en is bedoeld om de beelden van beide ogen te laten samenvallen. Bij het convergeren richten de oogassen zich dus zo ver naar binnen als nodig is om de beelden van beide ogen te laten samenvallen. Tussen convergeren en accommoderen bestaat een onderlinge samenhang. De mate van convergeren hangt af van de afstand tot het voorwerp waar naar men kijkt, maar ook van de pupilafstand. Het van elkaar draaien van de ogen wanneer het voorwerp zich weer van het oog af beweegt is divergeren (zie ook divergeren).
Convergentie-momenten Dit zijn die momenten in het revalidatietraject waarop interdisciplinair nagedacht en overlegd wordt over de behandeling (de revalidatie). Het zijn de momenten waarop de bundeling van gegevens plaatsvindt in revalidatietermen die voor alle disciplines in hetzelfde kader geplaatst kunnen worden.
Convergentievermogen Het vermogen de ogen naar elkaar toe te draaien wanneer een voorwerp dichter komt en weer van elkaar af als het voorwerp verder weg is. Dit convergeren, is nodig omdat daardoor het beeld van het visueel waargenomen voorwerp in beide ogen op overeenkomstige plaatsen van het netvlies valt, waardoor in de hersenen een beeld wordt geregistreerd. Wanneer de persoon dit niet kan, dan spreken we over scheelzien.
Convex Het bol zijn van een lens oppervlak.
Convexe lens Een lens die de lichtstralen naar binnen afbuigt en wordt gebruikt om een verziendheid (hyperopia) te corrigeren.
Cornea (1) Het hoornvlies (cornus is hoorn). Het doorschijnende, glasachtig heldere gedeelte van de voorkant van de buitenste oogrok of het harde oogvlies (sclera) of Hoornvlies.
Cornea (2) hoornvlies
Cornea conica Zie keratoconus.
Corneadystrofie Een achteruitgang van het hoornvlies (een beschadiging).
Cornea erosie Een cornea-erosie is een oppervlakkige beschadiging van het buitenste laagje van het hoornvlies (cornea). Dit kan veroorzaakt worden door bijvoorbeeld het dragen van contactlezen, een vuiltje in het oog of hardhandig wrijven in het oog. Een cornea-erosie wordt meestal behandeld met een oogzalfverband.
Cornea lens Contactlens.
Cornea Punctata Cornea punctata zijn hoornvliesdefectjes. Deze kunnen een zandgevoel geven en worden mogelijk veroorzaakt door conserveermiddelen in de druppels of door NSAID druppels. Dit lijdt zelden tot problemen en geneest doorgaans snel.
Cornea reflex Het onwillekeurig sluiten van de oogleden bij aanraking van het hoornvlies.
Cornea transplantatie Het verwijderen van een beschadigde cornea of hoornvlies en het aanbrengen van donor cornea. Zie onder hoornvliestransplantatie.
Corpus alienum Vuiltje (letterlijk: vreemd lichaam).
Corpus callosum De grote verbinding tussen de beide hersenhelften, genaamd corpus callosum of de hersenbalk.
Corpus ciliare Een spierachtig lichaam, daar waar de chorioidea en iris in elkaar overgaan, waaraan de lens vastzit.
Corpus geniculatum lateralum De schakelplaats in de cerebrale optische zenuwvezelbanen tussen de vezels van de tractus opticus en die van de radiato optica; aan beide zijden.
Corpus vitreum (1) Glasvocht van het oog.
Corpus vitreum (2) Glasvocht in de oogbol tussen de retina en de lens.
Correctie Verbetering. Het is een vereffening van de brekingsafwijking van het licht dat in het oog valt.
Correctiescotoom Een relatief centraal scotoom als gevolg van een onvoldoende correctie voor de onderzoeksafstand.
Correlatie De onderlinge wisselwerking (beïnvloeding) van verschillende variabelen op elkaar. Vaak gebruikt wordt het begrip correlatiecoëfficiënt. Dit is een statistische uitdrukking van de relatie tussen twee variabelen die de waarde van +1 tot -1 kunnen aannemen. Een correlatie van 0 (nul) betekent dat er absoluut geen samenhang of relatie bestaat tussen twee variabelen. Een correlatie van 1 is een optimale relatie, waarbij +1 een maximaal positieve samenhang aangeeft en -1 een maximaal omgekeerd verband.
Cortex Schors, bast (Latijn). Doorgaans wordt met de cortex de grote hersenen bedoeld (bijvoeglijk naamwoord is corticaal).
Cortex cerebri Hersenschors.
Corticaal Dit heeft betrekking op de hersenen (cortex). Zie ook cortex.
Corticale blindheid Zie cerebrale visuele inperking.
Corticale gebieden
Corticale processen Processen die plaatshebben in de cortex. Vaak gebruiken we de term ook als synoniem voor willekeurige of bewuste processen.
Cover-tests Afdekproef ter beoordeling van de instelbewegingen van het oog.
Crouzon, syndroom van Een erfelijke (autosomaal dominante) aandoening met schedelafwijkingen waarbij door druk van het bot de oogzenuw dichtgedrukt wordt. De ogen puilen sterk uit en worden bedreigd met blindheid. Verder is er sprake van een hypoplastische onderkaak. Bij een minderheid van de personen is er sprake van een verstandelijke beperking.
Crowding Het niet goed kunnen zien wat er staat wanneer er te veel afbeeldingen naast en door elkaar staan.
Curatief Een curatieve behandeling is een behandeling met de bedoeling genezing of stilstand van het ziekteproces te bewerkstelligen.
CVA Afkorting van cerebro-vasculair accident.
CVI (“Kijk dit is” serie) C.V.I. is de Engelse afkorting voor Cerebrale Visuele Stoornis. Je hebt moeite met zien, terwijl je ogen gewoon goed kunnen zijn. Hoe komt dat? Je ogen ontvangen beelden. Deze beelden worden door je oogzenuw doorgegeven aan je hersenen. Je hersenen zorgen dat deze beelden goed worden verwerkt zodat je begrijpt wat je ziet. Dit heet het visueel systeem. Wanneer een deel van je visuele systeem niet goed werkt, kan je niet goed zien. Bij CVI ontvangen of verwerken je hersenen de beelden niet goed. De beelden die binnenkomen worden verwerkt in je visuele systeem. Bij die verwerking zijn in je hersenen twee routes: de “Wat-route” en de “Waar-route”. De “Wat-route” helpt je bij het herkennen van voorwerpen. Bijvoorbeeld: “Dit is een tafel”. De “Waar-route” is gericht op actie. Hiermee verwerk je informatie, die je nodig hebt om dingen te doen; om te bewegen. Hiermee verken je een ruimte. Je kunt de weg vinden of een kopje pakken om te drinken. Dit gebeurt er bij een stoornis in je “Wat-route”:

  • Je visuele aandacht is wisselend en vluchtig.
  • Je bent snel afgeleid.
  • Je ziet niet altijd even scherp.
  • Je hebt extra tijd nodig om visuele informatie te verwerken.
  • Als je moe bent, medicijnen gebruikt of honger hebt zie je ook minder.
  • Je hebt een slecht visueel geheugen.
  • Je hebt moeite met een drukke situatie.
  • Je hebt moeite met lezen.
  • Je hebt moeite met het herkennen van gezichten.
  • Je hebt moeite met het herkennen van voorwerpen op plaatjes en met symbolen.
Dit kun je doen:
  • Maak gebruik van echte voorwerpen of van duidelijke foto’s.
  • Probeer materiaal met veel contrast te gebruiken, dit zal je helpen bij het zien.
  • Gebruik gekleurde afbeeldingen in plaats van zwart/witte.
  • Voel de voorwerpen die je bekijkt.
  • Zorg voor een rustige omgeving.
  • Probeer te vertellen wat je ziet, zo wordt alles een stuk duidelijker.
  • Probeer te letten op kenmerken als de stem, schoenen, kleding en bewegingen om personen te herkennen.
Dit gebeurt er bij een stoornis in je “Waar-route”:
  • Je hebt moeite ouders of vrienden terug te vinden tussen andere mensen.
  • Je hebt moeite de weg terug te vinden.
  • Je hebt moeite met afstapjes en met traplopen.
  • Je hebt moeite met diepte schatten.
  • Je struikelt dikwijls.
  • Je hebt moeite het verkeer in te schatten.
  • Je hebt moeite op de speelplaats rond te lopen.
  • Je vindt het erg lastig om een balspel te spelen of tikkertje.
  • Je slaat woorden over.
Iemand neemt de trap omhoog

Iemand neemt de trap omhoog

Dit kun je doen:
  • Zorg voor goede verlichting op je werkplek.
  • Probeer niet teveel dingen tegelijk te doen.
  • Door vergrotingen of leeshulpmiddelen te gebruiken kan je teksten beter lezen.
  • Leg weinig spullen op je tafel neer. Zo houd je overzicht.
  • Als je een afdekblad gebruikt kun je dingen beter zien.
  • Probeer te vertellen wat je ziet, zo wordt alles een stuk duidelijker.
  • Probeer te letten op herkenningspunten.
  • Je kunt vragen of iemand met je de omgeving wil ontdekken.
  • In de klas kan je vragen om vaste afspraken. Bijvoorbeeld of de deur altijd open of dicht is.
  • In de gymles kan je vragen om een kleine ruimte, weinig mensen, felle kleuren, grote voorwerpen en beperkt geluid.
CVI (Cerebrale Visuele Inperking) Een inperking of stoornis in het zien waarbij de oorzaak achter het optisch chiasme is gelegen. Het is het resultaat van een beschadiging van de visuele banen of de visuele cortex. Als gevolg van de aandoening kan de persoon niet of onvoldoende de visuele prikkels te verwerken, waardoor de persoon de beelden niet waarneemt, niet of onvoldoende kan begrijpen of te interpreteren. De persoon heeft soms een verminderd gezichtsveld of er is sprake van een hemianopsie (een uitval in een helft van het visuele veld). Doorgaans afgekort als CVI (cerebrale visuele inperking). Oorzaken van een cerebrale visus inperking kunnen zijn:

  • Infecties van het centrale zenuwstelsel
  • Infantiele encephalopathie
  • Ten gevolge van een val op het achterhoofd
  • Als onderdeel van occipitale epilepsien
  • Als onderdeel van leukodystrofien (witte stof aandoening)
  • Stofwisselingsaandoeningen
  • Aanlegstoornis
  • Stofwisselingsstoornis
  • Bij personen met een acute leukemie
  • Als tijdelijke complicatie bij een vergiftiging
  • Als bijverschijnsel van een migraine
Cyanose Blauw zien als gevolg van zuurstoftekort.
Cyclitis Ontsteking van het corpus ciliare.
Cycloplegie Een verlamming van accommodatie. De oogarts druppelt het oog waardoor de pupil zich verwijdt en niet meer kan accommoderen.
Cyste Oppervlakkige (epitheel-)cellen van het hoornvlies kunnen tijdens de behandeling onder de flap komen, waardoor na enkele weken tot maanden een klein bultje (cyste) kan optreden, die operatief verwijderd moet worden
Dacryoadenitis Ontsteking van de traanklier (buiten boven).
Dacryocystitis Ontsteking van de traanbuis (binnen onder).
Dacryostenose Vernauwing of verstopping van het traanafvoer mechanisme.
DAP Diagnostic Assessment Procedure. Een test om de efficiëntie van de visus te bepalen. De vragen variren van licht perceptie tot het lezen van normale letters. Bij de behoort een remediatieprogramma.
Decentratie Decentratie van de laserbehandeling (<1%) Er wordt niet precies in het midden van het oog gelaserd maar net iets erbuiten. De oorzaak kan zijn dat de laser niet goed afgesteld is of defect is.Verder kan decentratie door een slechte fixatie (stilhouden) van het oog tijdens de behandeling. Dit laatste verschijnsel trad echter vooral op bij oudere, met de hand gerichte lasers.
De mate waarin decentratie optreedt bepaalt de klachten zoals bijv. verminderd contrastzien, halo’s, strooilichten etc. Bij decentratie kan geprobeerd worden om een aanvullende laserbehandeling te laten plaatsvinden. Elke nabehandeling houdt weer opnieuw een risico in en kans op slechter worden van de situatie.
Decibel Maateenheid voor gehoorverlies (dB). Maat om de kleinste veranderingen in geluidssterkte vast te leggen.
Degeneratie (1) Een achteruitgang (letterlijk: ontaarding). Bijvoorbeeld: een achteruitgang in de lichamelijke ontwikkeling of een achteruitgang in het geestelijk functioneren (de = uit; genus = soort).
Degeneratie (2) achteruitgang
Dementie Progressieve achteruitgang van de hersenfuncties. Dit houdt verband met hersenverlies en wordt gekenmerkt door vervlakking van de persoonlijkheid, oordeels- en kritiekstoornissen, verminderde inprenting, effectlabiliteit, geheugen-, aandacht- en oriëntatiestoornissen, veranderingen van het gedragspatroon.
Demyelisatie Het verlies van de beschermingslaag, de myeline, welke de zenuwbanen omgeven. Multiple Sclerosis (de ziekte MS) is de bekendste ziekte die het gevolg is van demyelisatie.
Dendriet Uitloper van een neuron die de prikkel naar de cel toe leidt.
Detectievisus Een onderdeel van de gezichtsscherpte.
Deutoranopie Kleurenzienstoornis. Kenmerkend is een verminderde gevoeligheid voor de kleur groen.
Deviatie Afwijking van richting die een lichtstraal ondergaat door een brekend vlak (bijvoorbeeld een lens of wateroppervlakte).
Diabetes mellitus Een chronische metabole stoornis die zich kenmerkt door een gebrek aan insuline-afscheiding en/of een verhoogde cellulaire weerstand tegen insuline. Het gevolg is een verhoging van eenvoudige suikers (glucose) en een gecompliceerde beschadiging van de ogen, de nieren, het zenuwstelsel en het vatenstelsel. Er bestaan twee vormen van diabetes: type I (IDDM) en type II (NIDDM). In de volksmond vaak suikerziekte genoemd. Bij personen die lijden aan diabetes mellitus kunnen verschillende oogafwijkingen voorkomen, zoals een verandering in de brilsterkte, lenstroebelingen, afwijkingen in het netvlies, oogzenuwaandoeningen en dubbelzien. Al deze afwijkingen geven klachten bij het zien. Ook komen rode oogranden, bindvliesontstekingen (iritis) en droge ogen nogal eens voor. Heel vaak is het slechter zien het gevolg van een afwijking in het netvlies, de diabetische retinopathie. Daarnaast treedt nogal eens een verlies van de tastgevoeligheid op.
Diabetes type I (IDDM) Een van insuline afhankelijke vorm van suikerziekte. Is het gevolg van de vermindering of ontbreken van de insulineproductie.
Diabetes type II (NIDDM) Een vorm van suikerziekte die niet afhankelijk is van de insuline. Het is het gevolg van een weefselafweer van insuline.
Diabetes Retinopathie Problemen met het netvlies ten gevolge van suikerziekte.
Diabetische retinopathie Netvliesafwijkingen, zoals deze bij diabetes mellitus doorgaans optreden.

Beeld van wat een persoon met diabetische retinopathie zou kunnen zien

Beeld van wat een persoon met diabetische retinopathie zou kunnen zien

Diagnose stellen Het vaststellen van de aard van een ziekte of aan- doening. Een differentiële diagnose is het stellen van een diagnose door de kenmerken van verschillende ziekten of aandoeningen met elkaar te vergelijken.
Dichromatisme Een vorm van stoornis in de kleurenzin waarbij een van de drie kleuren receptoren (rood, groen, blauw) in het netvlies ontbreekt of minder goed functioneert. Komt vooral bij mannen voor en is erfelijk.
Dichtbij punt voor De kortste afstand voor het oog dat wij nog scherp accommodatie kunnen zien.
Diepte zien Het vermogen om diepte waar te nemen door de overlapping van de centrale gezichtsvelden met twee bijna gelijke beelden van de twee ogen een driedimensionaal beeld worden gevonden. Ook wel diepte waarneming genoemd. Het principe van diepte zien door schijnbare overlapping: Het linkervlak lijkt dieper te liggen dan het rechtervlak. In de tekening hieronder wordt diepte van de gang gesuggereerd. Zie ook moleculaire diepte aanwijzingen.
Diffuus licht Licht dat naar alle kanten gelijkmatig wordt verstrooid, egaal licht.
Dilator pupillae Straalsgewijs spiertje dat de pupil verwijdt.
Dioptrie (1) De maateenheid voor het licht brekend vermogen (refractie) van de lens. Een dioptrie is het licht brekend vermogen van een lens die evenwijdig invallende lichtstralen op een meter achter een lens kan laten samenvallen. Wanneer parallelle lichtstralen op 0,5 meter samenvallen (hun brandpunt of focus hebben), uitgedrukt door middel van f=0,5, is het brekend vermogen in dioptrieën l/f, of 2 dioptrieën. De breking (refractie) van het oog vertoont over de dag gezien een geringe schommeling. Tussen een meting ‘s morgens en een meting ‘s middags kan wel een verschil zitten van 0,5 dioptrie (0,5 D). Bij mensen die suikerziekte hebben (diabetes mellitus) kan het verschil tussen ‘s morgens en ‘s avonds wel oplopen tot 3 D. Dit verklaart het verschil in het scherp zien (details onderscheiden) over de dag gezien. Vaak afgekort als D of als dpt.
Dioptrie (2) Dioptrie (Dpt) is de eenheid voor de mate van afwijking van het oog, bepaald met een refractie.
Dioptrie (3) Dioptrie is de eenheid van lenssterkte. De sferische sterkte van uw oog wordt altijd in dioptriëen aangegeven bijv. -5D of +1D.
Diplegie Aandoening van het bewegingsapparaat waarbij de benen meer zijn aangedaan dat de armen.
Diplopia, diplopie Dubbelzien of dubbelbeelden. Een visuele stoornis waarbij men hetzelfde voorwerp tweemaal ziet. Het is doorgaans het gevolg van een afwijkende oogstand door een verlamming van een of meer oogspieren. Bij monoculaire diplopie ziet de persoon dubbele beelden met een oog, vaak bij een staar (cataract), bij een afwijking van de pupil of van het netvlies. De tweeogige (binoculaire) diplopie komt door een afwijking van de gezichtslijn van een van beide ogen, ten gevolge van een oogspierverlamming of in het begin van scheelzien (strabismus). Dipl(o) komt voor als onderdeel van een samenstelling: dubbel.
Diplopie, oorzaken van Ontstaat wanneer het bindweefsel, de oogspieren of de zenuwen beschadigd zijn, of wanneer de oogbollen niet vrijelijk in de oogkassen kunnen bewegen (door een ruimte-innemend proces). Monoculair of eenogig dubbel zien:

  • Astigmatisme
  • Een dubbelbrekende lens
  • Lensloslating
  • Een onregelmatige traanfilm
  • Onregelmatig oppervlak van het hoornvlies
  • Scheuren in de iris
Tweeogig dubbelzien:
  • Aangeboren scheelzien
  • Scheelzien ten gevolge van spierslapte (myogeen)
  • Scheelzien
  • Stoornis om beide beelden te verenigen
  • Hardnekkige nabeelden
  • Op psychische gronden
Directe perceptie Het idee dat alle visuele informatie die nodig is voor directe waarneming de uiteindelijke bewuste waarneming al in de visuele prikkel zit en dat er geen tussenkomst nodig is van tussenstappen.
Disconnectie theorie Er is sprake van een disconnectie van intacte visuele gebieden met de taalgebieden. Bilaterale disconnectie van de visuele gebieden met de mediale temporale structuren die verantwoordelijk zijn voor het geheugen, zoals hippocampus en amygdala. Dit is de verklaringstheorie voor visuele agnosie van Geschwind.
Dispersie Kleurenschifting van een lichtbundel na breking op het grensvlak tussen twee media met verschillende brekingsindex. Als het licht op een glad wateroppervlak valt kan er sprake zijn van een kleurenschifting.
Divergent Naar buiten gericht.
Divergentie De beweging van de twee ogen naar buiten (dus van elkaar vandaan) om het binoculair zien vast te houden. Wanneer iemand slaapt staan de ogen divergent. Bij het ontwaken gaan de ogen, terwijl ze nog gesloten zijn, naar een evenwijdige stand convergeren.
Divergentie momenten Dit zijn die momenten waarop de verschillende disciplines individueel werken met de clint vanuit hun eigen vakspecifieke deskundigheid. Term afkomstig uit het Interdisciplinair Revalidatie Model (IRM) van Visio.
DNA DNA (Deoxyribonucleic acid) is een chemische structuur die chromosomen vormt. Het deel van een chromosoom dat een bepaalde eigenschap aangeeft heet een gen.
Dominant oog Het oog dat doorgaans gebruikt wordt bij monoculaire (eenogige) kijktaken, zoals het kijken door een telescoop.
Donders Oogarts, bekend om de confrontatiemethode van.
Donkeradaptatie De gewenning aan het donker door toename van de gevoeligheid van het netvlies. Zie ook nachtblindheid en licht-donkeraanpassing.
Door een koker kijken Mensen met een kokervisie hebben moeite met het overzicht houden; bewegende beelden zijn moeilijk te volgen en ze lopen makkelijk ergens tegenop. Men struikelt makkelijk over iets dat niet ‘in de koker’ past. Mensen met een kokervisus zien in het donker absoluut niets. Richtlijnen zijn: gebruikmaken van een witte stok, goede contrasten en verlichting en systematiek aanbrengen in het waarnemen van een werkvlak of ruimte.
Doorgangsruimte Dit is de ruimte waar we regelmatig door lopen om van de ene plaats naar de andere te gaan. Een doorgangsruimte dient altijd obstakelvrij te zijn, zodat zeer slechtzienden, blinden en rolstoelgebruikers vrije doorgang hebben. De ruimte moet minimaal 1,29 meter breed en 2,20 meter hoog te zijn.
Dorsaal Aan de rugzijde gelegen.
Dorsale visuele systeem Een geheel van visuele verwerkingsprocessen in de hersenen die lopen van de occipitale (achterhoofd) kwab naar de paritale (slaap)kwab), die zich vooral bezighouden met de weergave (representatie) van de ruimtelijke locatie van voorwerpen “waar bevindt zich het voorwerp” (in tegenstelling tot het ventrale visuele systeem dat zich in hoofdzaak bezighoudt met de weergave (representatie) van de vraag “wat” stelt het voorwerp voor. Dit systeem geeft ons informatie over de plaats, de grootte en de vorm van de groenteschaal op een gedekte tafel, zodat we naar de schaal kunnen reiken en hem kunnen pakken om de groente op het bord te plaatsen. Zie ook ventrale visuele systeem
Dpt Afkorting voor Dioptrie.
Drempelafstand De afstand waarop een voorwerp nog net kan worden onderscheiden.
Drempelwaarde Voor licht: de grens die overschreden moet worden om een lichtprikkel door te laten; de drempelwaarde is omgekeerd evenredig aan de lichtgevoeligheid. Absolute drempelwaarde De drempelwaarde die bepaald wordt tegen een geheel donkere achtergrond. Differentiële drempelwaarde De drempelwaarde die bepaald wordt tegen een achtergrond van een bepaalde luminantie (luminantieverschil). Luminantiedrempel: De intensiteitsdrempel die bepaald wordt bij constante objectgrootte en variabele objectluminantie.
Droge ogen Droge-ogen syndroom is een chronisch gebrek aan voldoende smering en vocht in het oog.

Droge ogen treden frequent op, met name bij lasik, en kan tot twee jaar aanhouden. Momenteel wordt aangenomen dat de oorzaak hiervan gezocht moet worden bij het maken van het lasik flapje. Dan worden namelijk de hoornvlieszenuwen doorgesneden. Het duurt enige tijd voordat (een deel van) de zenuwen terug gegroeid zijn. In deze periode ontvangen de hersenen minder zenuwprikkels als het oog droog is omdat de zenuwen in het lasik-flapje geen signalen doorzenden.

De behandeling bestaat uit:

  • Het meerdere malen per dag druppelen van kunsttranen
  • Het plaatsen van intracanniculaire plugjes (zeer kleine propjes) in de traankanaaltjes van het oog. Dit wordt over het algemeen onder plaatselijke verdoving gedaan. Door het plaatsen van de plugjes kan het vocht dat het oog produceert niet of veel moeilijker afgevoerd worden door de traankanaaltjes. Hierdoor blijft het oog natter en is er meestal minder last van droge ogen.
Dubbelzien (1) Zie diplopie.
Dubbelzien (2)

Dubbelbeelden ontstaan doordat het hoornvlies na behandeling niet helemaal glad is maar bedekt met heuvels en dalen. Daardoor wordt het licht in vreemde richtingen gebogen en ontstaan dubbelbeelden. Het verschil tussen spookbeelden en dubbelbeelden hangt min of meer van de mate waarin ze optreden. Bij dubbelbeelden is het tweede beeld ondoorschijnend terwijl men bij spookbeelden makkelijker door het tweede beeld heen kan kijken.

Dubbelzien met spookbeelden

Dit fenomeen houdt in dat u (net zoals bij dubbelbeelden) naast het hoofdbeeld, een of meerdere beelden dubbel ziet. Bij spookbeelden ziet u het tweede beeld dan ergens vervaagd naast het hoofdbeeld.

Duizeligheid Duizeligheid kan onstaan door het vervormd waarnemen van beelden. U kunt dan licht duizelig worden of een ‘zeeziek’ gevoel krijgen. Dit kan ook optreden als na behandeling een reststerkte is overgebleven. Door het dragen van een bril met de nieuwe sterkte kan eveneens gedurende enkele dagen duizeligheid optreden.
Dyschromatopsia Fout in de kleurenzien.
Dysmnesie Lichte vorm van amnesie, geheugenverlies. Bijvoeglijk naamwoord is dysmnestisch.
Dysmnestisch Bijvoeglijk naamwoord van dysmnesie.
Dystrofie Beschadiging.
e.c.i. Afkorting van “e causa ignota”, en dat betekent dat de oorzaak onbekend is.
Ebbinghaus, illusie van Hoewel de beide cirkels in het midden dezelfde omvang hebben, ervaren we de cirkel die omringd wordt door kleine cirkels doorgaans als groter dan de cirkel die omringd wordt door grotere cirkels.
Echografie Het onderzoek met ultrasone golven. Ter plaatse van weefselverdichtingen worden deze golven teruggekaatst. De echo wordt omgezet in een zichtbaar beeld en kan fotografisch worden vastgelegd (echogram).
Ecologische waarneming Bij de ecologische benadering van de waarneming gaat het om de waarneming van “natuurlijke” eenheden (obstakels, voedsel en helling zijn voorbeelden van dergelijke eenheden). Deze informatie-eenheden roepen specifieke motorische gedragingen op en zij worden door James Gibson affordances genoemd. Deze affordances worden direct waargenomen. Dat wil zeggen: de informatie wordt onbemiddeld opgenomen uit de omgeving. Enige vorm van cognitieve interpretatie wordt daarbij niet noodzakelijk geacht.
Ectopia lentis Abnormale ligging van de lens. Zie ook luxatio lentis.
Ectopie Een naar buiten gedraaid ooglid. Het stugge bindvlies (van de tarsus) is blootgesteld aan de buitenwereld. Het wordt veroorzaakt door verslapping en spanningsverlies van een spier of door littekenvorming in de huid. De persoon klaagt over tranen en roodheid van het zichtbare bindvlies van het onderooglid.
Ectopie van de macula Een abnormale ligging van de macula (gele vlek).
Eenogig diepte zien Zie diepte zien en moleculaire diepte aanwijzingen.
Efferent Dit heeft betrekking op de geleiding van de zenuwimpulsen vanuit het centrale zenuwstelsel naar de periferie (spieren en klieren).
Egocentrische waarneming Het waarnemen van voorwerpen in relatie tot de waarneming eigen positie van de waarnemende persoon.
Ehrenstein illusie Een serie van straalsgewijze lijnen die de indruk wekken van een cirkel die helderder lijkt dan de achtergrond.
Electroretinogram (ERG) Een onderzoeksmethode waarbij de elektrische activiteit van de kegeltjes en staafjes worden opgetekend als antwoord op verschillende lichtprikkels.
Elektro-oculografie Het meten van het spanningsverschil tussen (EOG) de voor- en achterzijde van het netvlies. Het is een methode die gebruikt die van belang is voor de diagnostiek.
Embryo Ongeboren vrucht.
Emmetroop Een goed oog, waarbij het beeld scherp op het netvlies valt zonder dat geaccommodeerd wordt. De evenwijdig invallende lichtstralen vallen in het “vlak” van het netvlies. De persoon heeft geen corrigerende glazen nodig. Twee emmetrope ogen
Emmetropie (1) De lichtstralen die het oog binnenvallen worden zo omgebogen dat ze een scherp beeld op het netvlies projecteren. Pasgeborenen hebben bijna allemaal een te korte de groei naar oogas, die resulteert in een hyperopie van 2 3 dioptrie (D). Een groot deel van hen zal later emmetroop worden, rond het zesde jaar.
Emmetropie (2) Bij emmetropie oftwel in een normaal (emmotroop) oog worden lichtstralen met de juiste sterkte gebroken door het hoornvlies en de ooglens. Het beeld komt hierdoor precies terecht op het netvlies of de retina waardoor het oog een nulsterkte heeft.
Empirisme, Britsch Filosofische stroming die de gedachten verwerpt dat ideen al bij de geboorte aanwezig zijn, maar dat alle complexe ideen opgebouwd worden via de zintuigen. Uiteindelijk wordt alle kennis verkregen door de associaties van eenvoudige gewaarwordingen.
Encephalitis Ontsteking van het hersenweefsel.
Encephalogram Een bepaald hersengolf patroon.
Endocrien Heeft betrekking op de klieren met inwendige secretie (=afscheiding).
Engram Een hypothetische representatie van een gedragseenheid in de centrale hersenen.
Enophthalmus Achterwaartse verplaatsing van de oogbol in de oogkas.
Entropion Een naar binnen gedraaid ooglid. De oogharen strijken over het oog en de oogharen groeien naar binnen, waardoor het oog voortdurend wordt geprikkeld (trichiasis). De klachten bestaan uit een pijnlijk tranend oog en soms ook rood oog. Een entropion komt doorgaans voor bij ouderen.
Enucleatie De verwijdering van een oog.
Enzym Een enzym is een eiwit dat de omzetting van specifieke stoffen in de lichaamscel bevordert (de stofwisseling). Er bestaan duizenden verschillende enzymen die elk een specifieke omzetting bevorderen.
Epi-lasik Epi-lasik is een techniek die snel terrein wint in Nederland en Belgie. Niet zo verwonderlijk ook want deze behandelmethode wordt inmiddels gepropageerd als zou het het beste van de technieken lasek en lasik combinerenBij de al langer bestaande Lasik techniek wordt in de dieper gelegen hoornvlieslagen gesneden. Dit gesneden flapje groeit echter niet meer volledig vast aan het onderliggende overgebleven hoornvlies. Bij Epi-lasik wordt ook een flapje gemaakt, echter dit flapje wordt niet gesneden maar losgetrild van de onderlaag d.m.v. een apparaatje dat een epi-keratoom heet. Het epikeratoom haalt ook alleen maar de meest oppervlakkige epitheellaag los en laat de diepere hoornvlieslagen met rust.Na de laserbehandeling wordt het superdunne epitheelflapje van ca. 60/1000 millimeter weer teruggelegd. Hierna werkt het ca. 4 dagen als een levend verbandlaagje terwijl eronder een nieuwe epitheellaag groeit die – in tegenstelling tot lasik – wel vastgroeit.Bij de Lasek techniek wordt de epitheellaag met alcohol losgeweekt. Hierdoor sterven de cellen in deze laag onmiddellijk af. Deze stervende cellen produceren zogenaamde cytokines. De reactie van het onderliggende hoornvlies kan zijn dat er ‘haze’ en regressie (terugkerende sterkte) optreedt.Doordat het epitheellaagje bij epi-lasik niet met alcohol wordt losgemaakt maar met een epi-keratoom, blijven de cellen van dit laagje nog circa 4 dagen leven. Tegen de tijd dat deze cellen afsterven en cytokines produceren is over het onderliggende hoornvlies al een nieuwe epitheellaag gegroeid.

 

Een epi-lasik behandeling is (volgens de consensus refractiechirurgie van het NGRC) geschikt voor:

Epicantthus Verticale huidplooi in de binnen ooghoek.
Epidemologie Een schatting van de hoeveelheid in voorkomen van de spreiding, de oorzaak en de beheersing van ziekten in de totale bevolking.
Epilatie Ontharing. Epileren: ontharen. Het epileren van de wenkbrauwen.
Epiphora Overmatige tranenvloed.
Episclera De bindweefsellaag tussen de sclera en de conjunctiva bulbi. Episcleritus is een ontsteking van de episclera.
Epitheel (1) Opperhuid (epi = buiten).
Epitheel (2) Epitheel is de bovenste laag cellen van het hoornvlies, ongeveer 50 micron dik.
Epitheel (3) Het epitheel is de bovenste transparante beschermlaag van het hoornvlies. Wanneer deze laag beschadigd wordt door een ongeval of een chirurgische ingreep, herstelt ze binnen de 48 tot 72 uur. Dit heelproces is meestal pijnlijk.
Epitheelingroei Epitheliale ingroei kan worden behandeld met het liften van de hoornvliesflap en het verwijderen van het epitheel. Bij geringe stabiele ingroei kan worden afgewacht. De complicatie komt voor bij 1-2% van alle Lasik behandelden.
Erfelijke dystrofieën van het netvlies Deze aandoeningen zijn bij de geboorte in aanleg alaanwezig, maar manifesteren zich pas op latere leeftijd (kindertijd of jong volwassen leeftijd) om zich daarna geleidelijk over het netvlies uit te breiden.
Erosie Epitheelverlies van slijmvliezen, cornea, en dergelijke door een oppervlakkige verwonding.
Esophorie De positie van de ogen in een over-geconvergeerde (naar buiten gerichte) positie.
Esotropie Strabismus convergens. De tendens van de ogen om naar binnen (neuswaarts) te staan.
Evolutie Evolutie is het proces dat de gigantische verscheidenheid aan levensvormen heeft gegenereerd en vormgegeven. De basis van het hele evolutieproces is het ontstaan van genetische variatie, ofwel mutaties in het erfelijke materiaal.
Excavatie Holte, uitholling.
Excavatie van de papil Vanuit de papil waaieren verschillende bloedvaten uit. Het centrale van de papil vormt een soort holte, de papil excavatie. De rand is vooral opgebouwd uit zenuwvezels die afkomstig zijn van het netvlies. Bij een pathologische excavatie is er sprake van een fysiologische excavatie door atrofie van zenuwvezels bij glaucoom (oogdrukverhoging). De zenuwvezels verdwijnen waardoor de rand van de papil dunner wordt, waardoor de excavatie toeneemt.
Excentrische fixatie De persoon fixeert zijn blik buiten het centrum van het gezichtsveld. Wanneer een deel of de gehele fovea niet goed functioneert wordt dat deel van de retina gebruikt dat niet gespecialiseerd is om scherp te zien. De persoon kijkt niet rechtuit, maar als het ware langs de dingen heen. De detailwaarneming is slecht.
Excimer laser (1) Een Excimer-laser is een UV-laser die weefsel verdampt tijdens een ooglaserbehandeling.
Excimer laser (2) Normaal licht is samengesteld uit een grote variatie van golflengten en heeft een lage energie. Bij een Lasik, Lasek, prk of epi-lasik behandeling wordt een excimer ooglaser gebruikt. Dit is een laser die korte flitsen laserlicht geeft van zeer hoge intensiteit. Door foto-ablatie verdampt het weefsel waar dit laserlicht op valt onmiddellijk. Er treedt bijna geen warmte-effect op.

Een excimerlaser zendt licht uit met een golflengte van 193 nanometer. Dit is een kortgolvig, ultraviolet licht (UV-C) dat onzichtbaar is voor het menselijk oog. De lichtflitsen worden opgewekt in een buis gevuld met een mengsel van argon en fluoride. Tussen deze twee gassen ontstaat er kort een verbinding als er een hoge electrische spanning op komt te staan. De verbinding tussen de twee elementen wordt een di-meer genoemd en is zeer energierijk (excited dimer). Hiervan is de naam excimer afgeleidt.

Voorafgaand aan de ooglaserbehandeling worden metingen verricht op basis van topografie of aberrometrie. Afhankelijk van de technische mogelijkheden van het type laser kan deze daarna topografisch of aberrometrisch aangestuurd worden of door een combinatie van beide technieken.

Met een excimer laser kan verziendheid, bijziendheid, astigmatisme en aberraties behandeld worden. Verziendheid is moeilijker te behandelen dan bijziendheid en na behandeling duurt het herstel ook aanzienlijk langer.

Voor iedere behandeling wordt het laserapparaat getest en gekalibreerd. Tevens vinden er een aantal technische controles plaats om er zeker van te zijn dat de laser perfect staat afgesteld. De laserpulsen worden met een hoge snelheid door een computer aangestuurd en via een kleine spotopening op het hoornvlies geplaatst. Dit wordt ook wel de “flying spot” techniek genoemd. De spotopening kan variëren van 0.8–2 mm in doorsnede. Afhankelijk van het laserapparaat worden de laserpulsen met wisselende frequentie opgewekt. De grootte van de spotopening en de frequentie van het aantal pulsen per seconde bepalen de behandeltijd. Bij de moderne laserapparaten ligt de behandeltijd ongeveer op 5-7 seconden per dioptrie van de sterkte. Dit betekent voor een –5 behandeling een behandeltijd van slechts 25 tot 35 seconden! Een eyetracker zorgt ervoor dat de laserpulsen ook op de juiste plaats terecht komen.

Haast alle behandelcentra hebben een onderhoudscontract afgesloten met de fabrikant van hun laserapparatuur. Dit is van belang omdat “high-tech” apparatuur onderhoudsgevoelig is. Preventief onderhoud is essentieel en geeft een garantie dat het laserapparaat volgens de opgegeven specificaties de behandelingen nauwkeurig kan uitvoeren.

Merken en typen lasers

MERK : TYPE
Bausch en Lomb : Zyoptix Z100
Bausch en Lomb : Zyoptix 217 Z
Zeiss : Mel 80
Zeiss : Mel 70
Visx : Star S4
Visx : Star S4 IR
Lasersight : Astrascan LSX
Alcon : Ladarvision 4000
Nidek : EC 5000
Schwind : Esiris
Customvis : Pulzar Z1

In onze kliniekenwijzer kunt u klinieken in Nederland en België selecteren op basis van hun laser

Exophthalmus Voorwaartse verplaatsing van de oogbol in de oogkas.
Exotropie Strabismus divergens. De tendens van de ogen om buitenwaarts gericht te staan.
Expiratie Uitademing.
Extern oog onderzoek Een onderzoek van de toestand van de buitenkant van het oog. Dit onderzoek omvat, naast andere zaken, de kleur van het oog, de stand van de ogen en de pupilreactie op het licht.
Externus Buitenste.
Extra-oculaire/externe oogspieren De zes oogspieren die de ogen in de juiste positie voor het zien plaatsen.
Extrapiramidaal systeem Het systeem van motorische neuronen dat buiten dat van de piramidale banen valt.
Eyetracker Dit systeem zorgt voor een continue plaatsbepaling van de pupil en stuurt daar de laserbundel op aan. Dit gebeurt honderden keren per seconde. Kleine oogbewegingen die tijdens het laserproces onvermijdbaar zijn worden door de laser minutieus gevolgd. Het doel van de eyetracker is om de behandeling altijd op de juiste positie en vooraf door software berekende plek op het hoornvlies uit te voeren.Eén van de meest belangrijke high tech onderdelen van de laser is de zogenaamde eye-tracker. Moderne ooglasers zijn allemaal voorzien van een eyetracker systeem. De eye-tracker registreert elke kleine oogbeweging. Deze gegevens worden daarna in enkele microseconden aan de laser doorgegeven. De laser kan op basis van die informatie de pulsen op de juiste plek op het hoornvlies plaatsen. Dit noemt men actieve eyetracking.Alle systemen zijn ook uitgerust met passieve eyetracking. Dit houdt in dat de laser vanzelf stopt wanneer het oog te snelle of te veel afwijkende oogbewegingen maakt binnen een van te voren gesteld bereikDe ontwikkeling van eyetrackers staat niet stil. De diverse fabrikanten ontwikkelen steeds nieuwe en verbeterde systemen waardoor de laserpulsen ook steeds preciezer op het hoornvlies te plaatsen.De laatste ontwikkeling is de eyetracker met irisherkenning. Doordat het irispatroon voor ieder oog uniek is, kan het camerasysteem de iris herkennen en gebruiken als referentie. Dit is bijvoorbeeld belangrijk bij een gepersonaliseerde behandeling. Met behulp van de irisherkenning wordt de behandelzone op de juiste plaats in het hoornvlies vastgelegd. Bovendien is verwisseling van twee ogen ondenkbaar!
Farnsworth D15 test Een test om de kleurenzien te onderzoeken. De test berust op de mogelijkheid om kleuren te vergelijken en te rangschikken volgens het kleurenspectrum. Panel D 15: Het rangschikken van 15 kleurendopjes. 100 Hue: Het rangschikken van 85 kleurendopjes.
Fechner, paradox van Het feit dat eenogig kijken scherper lijkt dan tweeogig kijken. Veronderstel dat je naar iets kijkt met beide ogen en dat een oog de situatie bekijkt door een neutrale filter die alle golflengten gelijk houdt. De filter verstoort dan niet de reflectie die of de verhouding van het licht dat het oog bereikt, maar uitsluitend de absolute intensiteit. Indien het oog met het filter afgedekt wordt dan lijkt de situatie helderder en levendiger dan door het filter ondanks het feit dat minder hoeveelheid licht de beide ogen bereiken en de reflectie nog steeds hetzelfde is.
Flap (losliggende) Een volledig losliggende hoornvliesflap komt voor bij minder dan 0,2% van alle behandelden. Deze complicatie treedt op tijdens het snijden met de microkeratoom. De chirurg moet tijdens de ingreep beoordelen of de behandeling kan worden voortgezet of dat er na het terugplaatsen van de flap drie maanden gewacht moet worden alvorens een nieuwe poging wordt gedaan voor een laserbehandeling.
Flap (verloren) Een verloren hoornvliesflap maakt het dragen van een contactlens noodzakelijk, totdat er een lamellaire hoornvliestransplantatie kan plaatsvinden.
Flap (vuil onder) Onder het Lasik flapje kan vuil achterblijven zoals dunne draadjes stof, vetbolletje, epitheel cellen, stukjes ijzer van het microkeratoom of andere microscopisch kleine elementen. Deze kunnen onopgemerkt blijven tijdens de ingreep en pas veel later zichtbaar worden. In het algemeen worden zij verwijderd. Dit gebeurt door het flapje over een gebied van enkele millimeters op te lichten en de verontreiniging met wat water weg te spoelen. Het komt voor dat het zicht hiervan te lijden heeft.
Femtosecond Femtosecond (wordt ook genoemd : intralase, intralasik of femto-lasik) van de fabrikanten Intralase en Femtec is de nieuwste behandelmethode, waarmee de Lasik flap met een computergestuurde laser gemaakt kan worden in plaats van dat deze gesneden moet worden met een microkeratoom.Het flapje dat gemaakt wordt door een femtosecond laser is nog dunner en gelijkmatiger van dikte dan een flapje gemaakt met een microkeratoom. Dit heeft als voordeel dat er een grotere dikte hoornvlies overblijft voor de daadwerkelijke behandeling met de excimer laser. Ook is de kans kleiner dat er astigmatisme overblijft na de behandeling.Hoewel de resultaten van de mechanische microkeratomen goed zijn, wordt met de femtosecond methode de kans op incidenteel voorkomende complicaties verkleind. Daardoor zijn er dus ook minder herbehandelingen nodig.

Werkwijze femtosecond behandeling

Er wordt een houder op het oog geplaatst, voor centratie van de laser. De laserbundel in de houder wordt daarna via de computer aangestuurd. (Wanneer u een femtosecond behandeling overweegt, let er dan op dat uw behandeling plaatsvindt met 2e generatie apparatuur. Deze apparatuur zet veel minder druk op het oog zodat de kans op oogbeschadigingen kleiner is.

De laser geeft een puls die precies in de derde laag van het hoornvlies, het stroma, terechtkomt.

Door de puls onstaan microbelletjes die zich verspreiden over het gebied dat het flapje moet vormen. Zo worden de bovenste lagen los gemaakt van de onderste lagen in het hoornvlies.

De microbelletjes verspreiden zich over een gebied zo groot als de flap gemaakt moet worden. Na de Intralase laser wordt daarna de excimerlaser ingezet om het hoornvlies te modelleren en op de juiste sterkte te brengen.

Waar kunt u zich laten behandelen?
In onze kliniekenwijzer vindt u alle bedrijven die de Femtosecond methode aanbieden.

Meer informatie
Voor een overzicht van wetenschappelijke onderzoeken in de engelse taal verwijzen we u naar http://www.journalofrefractivesurgery.com. Klik op ‘back issues’ en type op de pagina die dan verschijnt het woord ‘femtosecond’ in het zoekvak.

Ffooks-test Een gezichtsscherpte test voor kleuters bestaande uit:
Figuur, ambigue Een algemene term voor elke visuele prikkel die meer dan een interpretatie toestaat. De linkerfiguur wordt gezien als een vaas of als twee gezichten. De rechterfiguur is een abstract figuur. Afwisselend wordt een wit figuur tegen een zwarte achtergrond gezien of een zwart figuur tegen een witte achtergrond.
Figuur, ingebedde Dit zijn ambigue figuren waarbij een bepaalde vorm “verscholen” ligt in een ander figuur.
Figuur, omkeerbare De linkerfiguur, de kubus, zie je afhankelijk van het fixatiepunt of van boven of van onderen. Het papiertje op de hand (rechterfiguur) ligt de vouw of naar boven of naar onderen.
Figuur, onmogelijke Deze figuren lijken te kunnen bestaan, maar bij nadere beschouwing zijn het onmogelijke figuren, zijn het een onmogelijke ruimtelijke constructie.
Figuurtest Een test bestaande uit figuren om de gezichtsscherpte van kleuters te bepalen.
Fissura Spleet.
Fixatie De mogelijkheid om gedurende enige tijd gericht naar een punt te kijken.
Fixatiepunt Het punt in het midden van het gezichtsveld waarop wij de ogen richten. Het punt waarnaar wij kijken.
Fixeren Het richten van een of beide ogen op hetzelfde punt en dat punt duidelijk waarnemen.
Fly-test Onderzoeksmethode voor het binoculair (tweeogig) diepte zien met behulp van polarisatiefilters. Ook wel Titmus stereotest genoemd.
Focus Brandpunt van samenkomende lichtstralen.
Footcandle Amerikaanse eenheid voor verlichtingssterkte, waarbij 1 (een) footcandle overeenkomt met 10,78 lux.
Foramen Opening, gat.
Foto-ablatie De energie van elk laserschot van een excimer laser wordt snel opgenomen in het buitenste hoornvlies weefsel. Dit brengt de temperatuur van het water in de cellen op een kookpunt. De cel barst en verdampt. Een deel van de inhoud verspreidt zich in de omgeving. Dit proces wordt ook wel foto-ablatie genoemd.Per laserpuls verdampt een dun laagje van 0,2 micron weefsel van het hoornvliesoppervlak. Een computer berekent voor de behandeling hoeveel pulsen er nodig zijn om uw afwijking te corrigeren. Dieper gelegen lagen van het hoornvliesweefsel worden in principe niet aangetast omdat er buiten het verdampingsgebied bijna geen warmte effect optreedt.
Fotofobie Lichtschuwheid. De overgevoeligheid voor licht.
Fotometrie Het meten van de lichtstroom van lichtbronnen waarbij we rekening houden met de lichtgevoeligheidscurve.
Fotopigment De gezichtskleurstof. De speciale chemische verbindingen in de receptorcellen (staafjes en kegeltjes) van het netvlies. De fotopigmenten absorberen het licht, waarbij chemische veranderingen plaatsvinden.
Fotopisch gebied Het adaptatieniveau bij hogere lichtwaarden (het daglicht), waarbij de gevoeligheid van de kegeltjes groter is dan die van de staafjes en er in het gezichtsveld een piek in de gevoeligheid bestaat.
Fotopisch zien Het normaal zien overdag. Het zien onder voldoende lichtomstandigheden voor het functioneren van de kegeltjes. De kleuren worden dus waargenomen. Zien in een minder goed verlichte ruimte terwijl het oog geadapteerd (aangepast) is aan een verlichte omgeving (aanpassing aan het daglicht). Het is een luminantie meer dan 1 cd per m2. De eenheid voor lichtsterkte wordt uitgedrukt als “cd”, waarbij 1 cd = 1 lumen (zie ook mesoptisch zien en scotopisch zien).
Fotopsie Het subjectief waarnemen van lichtverschijnselen in de vorm flikkeringen of lichtflitsen door een abnormaal sterke prikkeling van de lichtgevoelige cellen.
Fotoreceptor Lichtgevoelige cellen van het netvlies die gestimuleerd worden door lichtenergie en de ervaring van het zien veroorzaken.
Four-dot-test Proef naar de binoculaire (tweeogige) functies met behulp van rood – groene objecten en een rood – groen bril.
Fovea Het midden van de macula (gele vlek). Dit is het enige gedeelte van het netvlies waarmee wij scherp zien (het fixatiepunt). Het gebied waar we de maximale gezichtsscherpte hebben (1. 0 of meer). Daarbuiten neemt de gezichtsscherpte af. De fovea bestaat volledig uit kegeltjes en elk kegeltje heeft een één op één verbinding met cellen in het primaire visuele hersengebied. Hierdoor kunnen we met dit deel van het netvlies een hoge resolutie halen en dus scherp zien. De fovea bevat de helft van het totale aantal kegeltjes van de retina.
Fovea centralis retinae Het ietwat verdiepte centrum van de macula lutea. Zie ook fovea.
Functioneel gezichtsveldonderzoek Bij een functioneel gezichtsveldonderzoek bij (jonge) kinderen wordt doorgaans uitgegaan van een spelsituatie, waarbij de functies van het perifere gezichtsveld geobserveerd kan worden. Tijdens een eenvoudig balspel kan het functioneren van het perifere gezichtsveld al geobserveerd worden, bijvoorbeeld wanneer de onderzoeker verschillende ballen tegelijkertijd laat rollen. De onderzoeker kijkt dan of het kind de ballen van alle kant goed waarneemt.

Resultaten gezichtsveldonderzoek

Resultaten gezichtsveldonderzoek

Functioneel zien De mogelijkheid om het gezichtsvermogen in te schakelen bij het plannen en uitvoeren van taken.
Functionele blindheid Een omstandigheid waaronder het gebruik van het gezichtsvermogen niet aanwezig is, maar waarbij de persoon gebruik maakt van de tast en het gehoor als informatie kanaal. In het spraakgebruik vaak ook psychogene blindheid of conversie genoemd.
Funduscopie (1) Oogspiegelen. Het bekijken van de achterkant (fundus) van het oog.
Fundus Dit is de binnenkant van het oog tegenover de pupil. Letterlijk betekent fundus bodem. Het is de binnenkant van de oogbol waar de oogarts tegenaan kijkt bij het oogspiegelen. Wanneer de oogarts naar de achterkant van het oog kijkt met een ophthalmoscoop, ziet hij een oranje gekleurd gebied, de fundus. Oculi betekent: oogachtergrond.
Funduscopie (2) Beoordeling van het netvlies: De optometrist of oogarts zal met behulp van een oogspiegel de gezondheid van het netvlies beoordelen. Ook worden de bloedvaatjes van het netvlies beoordeeld op afwijkingen. Eventuele afwijkingen kunnen bijvoorbeeld duiden op suikerziekte (diabetes) of vernauwingen in de bloedvaten.Om het gehele netvlies te kunnen beoordelen wordt met druppels de pupil wijder gemaakt. Hierdoor kunt u tijdelijk niet goed zien. Lezen zal lastig zijn. Na uiterlijk twee tot drie dagen is dit effect verdwenen. Autorijden wordt in deze periode afgeraden).
Fundus oculi Oogachterkant. Zie ook fundus.
Fusie Het samenvloeien in de hersenen tot een beeld van de beide afzonderlijke beelden van de twee ogen.
Fysiologie De leer van de levensverrichtingen van het lichaam en zijn organen.
Gang illusie Gang illusie. De beide cilinders op de afbeelding ervaren we niet als even groot. De cilinder die “verder weg” in de gang staat ervaren we als groter door het lijnen patroon dat diepte suggereert.
Ganglion cel Een neuron van het netvlies die een functie heeft in de doorvoer van de visuele informatie van het netvlies naar de centrale oogzenuw.
Geconjugeerde oogbewegingen De aan elkaar gekoppelde, gelijk gerichte bewegingen van beide ogen.
Gedisjungeerde oogbewegingen De ongelijk gerichte bewegingen van beide ogen in bepaalde blikrichtingen.
Geheugenkleur De kleur die wij in onze herinnering aan een voorwerp geven. Deze kleur verschilt vaak aanzienlijk van de oorspronkelijke kleur.
Gele vlek (1) Ook wel macula lutea genoemd.
Gele vlek (2) Concentratie van zenuwcellen in het netvlies waar het beeld het scherpst is.
Geleidelijn Een aangelegde gidslijn met behulp van speciaal bestratingmateriaal (rubber- golf- of ribbeltegels).
Geleiderail Een steunbalk langs een muur waar je langs kunt lopen en je aan vast kunt houden.
Gen Een gen is een biologische eenheid van overerving (en bepaalt één eigenschap), gelokaliseerd in een bepaalde plaats (locus) in een bepaald chromosoom.
Genese Ontwikkelingswijze of ontstaanswijze.
Geniculo-calcarine zenuwbaan Gebruikt om de centrale oogzenuw aan te duiden van LGN naar de calcatine sulcus van de hersenen.
Geons Geometrische ionen. Het geheel van basale eenvoudige vormen (hoeken en cilinders) van waaruit de samengestelde figuren beschreven kunnen worden.
Gesproken boek Een boek dat op een audioband gezet is zodat de slechtziende of blinde de geschreven informatie in zich kan opnemen. Dit is vooral van belang voor mensen die op latere leeftijd slechtziend zijn geworden en voor hen waarbij braille lezen niet (meer) mogelijk is. Vooral mensen met ongevoelige vingertoppen ten gevolge van suikerziekte of eelt. Een gesproken boek is ook geschikt voor hen die nooit hebben leren lezen, zoals mensen met een verstandelijke beperking.
Gestalt-ordeningswetten Een algemene uitdrukking om aan te geven op welke manier wij vormen in onze perceptuele waarneming ordenen. Het is het geheel van principes aan de hand van het top-down proces. Het geheel van de waarneming kan niet worden uitgelegd als de optelling (de som) van de onderdelen. Hoewel figuur A niet volledig gesloten is, zien wij de figuur als een vierkant. Bij de waarneming gaan we gelijke delen tot gehelen groeperen. In figuur B zien we de linkerfiguur als verticale lijnen en de rechterfiguur als horizontale lijnen. Er bestaan zes Gestalt principes.

  • Figuur-achtergrond scheiding: De figuur lijkt dichterbij dan de achtergrond.
  • Nabijheid: Onderdelen die dichter bij elkaar staan worden samen gegroepeerd.
  • Gelijkheid: Onderdelen die op elkaar gelijken worden samen gegroepeerd. Continue onderdelen die op elkaar gelijken worden samen gegroepeerd.
  • Continuteit: De neiging om het pad te volgen dat men begonnen is.
  • Sluiting: De ontbrekende onderdelen worden toch waargenomen om een beeld in zijn geheel waar te nemen.
  • Eenvoud: Samengestelde beelden worden waargenomen als een geheel van eenvoudiger onderdelen.
Overigens geldt dat de perceptie als gevolg van een prikkeling (sensatie) complexer is dan de Gestalt principes suggereren.
Gevoelige periode Een periode, doorgaans in de eerste periode na de geboorte, waarin veranderingen in de omgeving een groot effect hebben op de fysiologie of het gedrag van een organisme. De gevoelige periode voor eenogige visuele deprivatie bij jonge poezen loopt van vier weken tot ongeveer vier maanden. Als bij de jonge poes gedurende deze periode een oog wordt afgeplakt ontstaat er een stoornis in het zien van dat oog.
Gezichtsagnosie Het niet herkennen van menselijke gezichten. Zie ook prosopagnosia.
Gezichtsbedrog Zie beeldillusie.
Gezichtsscherpte (1) De gezichtsscherpte of visus is het vermogen van het oog om twee dicht bij elkaar gelegen punten afzonderlijk waar te nemen. Anders gezegd, het is de mogelijkheid van het oog om vormen en de omtrek van voorwerpen te onderscheiden, de mogelijkheid om fijne details te onderscheiden. We onderscheiden de gezichtsscherpte op afstand en de gezichtsscherpte nabij. Een gezichtsscherpte van 1/300 betekent dat iemand op een meter handbewegingen ziet. Een gezichtsscherpte van 1/60 betekent dat de persoon op een meter vingers kan tellen. Een gezichtsscherpte van 0. 1 betekent dat het kleinste detail dat een normaal ziende op tien meter afstand onderscheidt, iemand met een gezichtsscherpte van 0. 1 eerst op 1 meter afstand onderscheidt. Met andere woorden: De persoon moet tien keer dichterbij komen in vergelijking met een normaal ziende. In een visueel functieonderzoek (vfo) meten we dit bij 100 lux (weinig licht), 500 lux (kantoorlicht) en 2000 lux (veel licht). Hierbij wordt bepaald welk kleinste zwart-wit detail wat op afstand nog gezien kan worden. Bij volwassenen worden hier letterkaarten voor gebruikt. Bij kinderen met een visuele en verstandelijke beperking gebruiken we vaak plaatjeskaarten. Voor dichtbij bepalen we welke lettergrootte nog gelezen kan worden. Lukt lezen niet dan laten we kijken met cijfers of plaatjes. Lukt dat ook niet, dan kunnen we kleine voorwerpen gebruiken. Voor dichtbij gebruiken we eveneens drie verschillende verlichtingsniveaus. De gezichtsscherpte kan op verschillende manieren worden weergegeven. Wanneer de gezichtsscherpte in decimalen wordt weergegeven (bijvoorbeeld0,2), dan is de gezichtsscherpte bepaald op 5 of 6 meter; vaak is dan gebruik gemaakt van projector optotypen. Wanneer de gezichtsscherpte is uitgedrukt in een breuk (bijvoorbeeld 2/10) dan geeft de teller (het eerste getal) de afstand aan in meters waarop de gezichtsscherpte bepaald is (dus hier op twee meter) en de noemer (het getal achter de schuine streep) op welke afstand een normaal ziende persoon het betreffende symbool of getal nog juist benoemd (hier dus op tien meter afstand). Een gezichtsscherpte uitgedrukt in een breuk (bijvoorbeeld 2/10) heeft een meerwaarde boven 0. 2, omdat het iets zegt over de afstand waarop de gezichtsscherpte is bepaald.
Gezichtsscherpte (2) Gezichtsscherpte is een maat voor het ruimtelijk onderscheidingsvermogen van het oogpunt. Bij een verminderde gezichtsscherpte heeft men moeite met detailwaarneming. Dit betekent bijvoorbeeld dat men kleine lettertjes niet kan lezen. Oorzaken van een verminderde gezichtsscherpte zijn velerlei. Heeft het te maken met een brekingsafwijking (je bent dan verziend of bijziend) dan kan een bril of lenzen uitkomst bieden. Bij andere aandoeningen, zoals bijvoorbeeld bij staar, helpt een bril niet. De verminderde gezichtsscherpte is hier een gevolg van een vertroebelde lens.
Gezichtsscherpte notatie De gezichtsscherpte wordt uitgedrukt in de formuleV = d/D, waarbij V staat voor visus(gezichtsscherpte) d staat voor de afstand tussen de persoon en de letterkaart en D staat voor de afstand waarop het emmetrope oog de letter nog herkent. Bijvoorbeeld: Visus = 1/6. Bij gezichtsscherpte onderzoek worden bij de notatie de volgende afkortingen gebruikt: (sine correctione) = zonder correctie(cum correctione) = met correctievod (visus oculus dexter) = visus rechteroogvos (visus oculus sinister) = visus linkeroog
Gezichtsscherpte op afstand Het bepalen van de gezichtsscherpte gebeurt doormiddel van een gestandaardiseerde test. Deze tests zijn dusdanig ontworpen dat de persoon op drie of vijf meter gevraagd wordt letters of plaatjes van een bepaalde grootte te lezen/te onderscheiden. Een gezichtsscherpte van 2/10 betekent dat de persoon een letter of een afbeelding op twee meter kan benoemen, die een normaal ziende persoon al op tien meter kan onderscheiden. Anders gezegd: de persoon moet de kijkafstand vijf keer verkorten om dezelfde letter of hetzelfde plaatje te kunnen onderscheiden.
Gezichtsscherpte voor nabij De gezichtsscherpte wordt bepaald aan de hand van een leestekst met letters van verschillende grootte. Bij een slechtziende gaat men de lettergrootte na die nog gelezen kan worden op 25 centimeter afstand. In plaats van letters kunnen ook afbeeldingen gebruikt worden.
Gezichtssherkenning Dit is wellicht een automatisch proces waarvan alleen de producten bewust gekend worden.
Gezichtsveld (1) Het gehele gebied van de ruimte dat een niet-bewegend oog kan overzien. Als we met één oog naar een bepaald punt kijken zien we zonder de ogen te bewegen meer dan dat punt alleen. We nemen daar omheen nog een groot gebied waar, hoewel minder scherp dan het punt waar we naar kijken. Anders gezegd: Het totale gebied dat we in een oogopslag overzien, terwijl we een oog op een punt gericht houden, heet het gezichtsveld. Dit is het gebied waarbinnen lichtwaarneming (lichtperceptie) mogelijk is. Het gezichtsveld van een oog omvat een gebied van 60 aan de neuskant tot 90 aan de zijkant (temporaal). Dit gehele gebied kunnen we overzien zonder van blikrichting te veranderen. We onderscheiden een centraal en een perifeer gezichtsveld. Het centrale gezichtsveld bepaalt het scherp zien en het kleuren zien. Het perifere gezichtsveld bepaalt het zien in de schemering en van beweging.
Gezichtsveld (2) Onder het gezichtsveld wordt verstaan het gehele waarnemingsveld van het niet-bewegende, recht voor uit kijkende oog. Bij een verstoord gezichtveld gebruikt men delen van het normale gezichtsveld niet. Dit kan in het midden van het gezichtsveld zijn: men spreekt dan van centrale gezichtsuitval. Is het aan de buitenste randen dan spreekt men van een perifere gezichtsuitval, ook wel kokervisus genoemd. Ook kunnen voortdurend vlekken en vegen waargenomen worden.
Gezichtsveldstoornissen Gezichtsveldstoornissen die veroorzaakt worden door een onderbreking in het visuele systeem. Gezichtsveld: normaal beeld
Gezichtsvelddefecten Voorbeelden van gezichtsvelddefecten bij: a) Een ernstige uitval bij retinitis pigmentosa b) Een centraal scotoom als gevolg van een neuritis van de centrale oogzenuw (nervus opticus) c) Bjerrum-scotoom bij een glaucoom in het eerste stadium d) Een vergevorderd scotoom bij glaucoom
Gezichtsveldverlies Perifeer gezichtsveldverlies
Gezichtsvermogen Het totaal van alle visuele functies. Van het oog tot en met de verwerking in de hersenen.
Gidslijn Een natuurlijk gevormde doorlopende lijn in het terrein waarin je loopt en waarvan vooral slechtzienden en blinden gebruik maken. De gidslijn valt te voelen met de voet of een taststok.
Glare De overstraling van het beeld door lichtverstrooiing in het oog. De persoon ziet een onduidelijk beeld. Zie ook lichtschitteringen.
Glasachtig lichaam Als het licht de ooglens is gepasseerd komt het in het glasachtig lichaam terecht. Dit is een gelei-achtige substantie.
Glass-patronen Wanneer je een toevallig geheel van stippen neemt (at random) en een enigszins roterend geheel van dezelfde stippen. Dan lijkt het geheel van stippen een samenhangend geheel te vormen.
Glasvocht Geleiachtige massa binnenin de oogbol die er voor zorgt dat de oogbol rond blijft.
Glasvochtbloeding Een bloeding in het oog die ontstaat door lekkage van bloed uit de vaten van het netvlies, de choroidea (vaatvlies van het oog) of het

. De oorzaak kan velerlei zijn. Het gevolg is een acute vermindering van de gezichtsscherpte van 0,1 of nog minder.
Glaucoom (1) Dit is een verzamelnaam voor een groep van oogziekten die allemaal worden veroorzaakt door een te hoge inwendige oogdruk. Door deze verhoging van de druk in het oog kan er een beschadiging aan het netvlies, de oogzenuw en aan de gezichtsvelden optreden, indien er geen behandeling volgt. We komen voor een acuut optredend glaucoom ook de Nederlandse naam “groene staar” tegen.
Glaucoom (2) Een beschadiging van de zenuwvezels ten gevolge van een te hoge oogboldruk.
Glaucoom (“Kijk dit is” serie) Als je last hebt van glaucoom, is er iets mis met je oogzenuw. Hoe glaucoom precies wordt veroorzaakt, weten we nog niet. Glaucoom kan worden veroorzaakt door te hoge druk in je oog. In je oog wordt vocht aangemaakt. Dit vocht zorgt voor de voeding van het heldere hoornvlies en de lens. Ook zorgt het oogvocht er voor, dat het oog op spanning wordt gehouden. Als de aanvoer en afvoer van dit vocht niet goed op elkaar zijn afgestemd, ontstaat een te hoge of te lage druk in je oog. Door te hoge druk komt de oogzenuw in de knel en beschadigen de zenuwvezels. De beschadigde vezels verliezen hun werking. Een deel van de beelden die je ziet worden dan niet meer doorgegeven aan je hersenen. Daardoor ontstaat gezichtsvelduitval. Wat is het gezichtsveld? Het gezichtsveld is het gebied dat we kunnen zien als we naar één punt kijken. Als de glaucoom erger wordt, wordt het gezichtsveld kleiner. Er kunnen plekken ontstaan waar je weinig of niets ziet. Dit noemen we scotomen. Ook ga je slechter zien in schemering en donker. Als je glaucoom al verder is, ga je ook minder scherp zien. Dit gebeurt er: Je gezichtsveld wordt kleiner. Je merkt in het begin nog niet dat je gezichtsveld minder wordt. Je mist plekken in je gezichtsveld. Vaak begint de uitval aan de kant van je neus. Je gaat minder goed zien in de schemering en het donker. Je ziet niet wat er naast je gebeurt. Je vindt oversteken moeilijk. Je vindt het lastig om in het verkeer te fietsen, of het gaat helemaal niet meer. Je kunt de klas niet overzien. Je houdt uiteindelijk een “kokergezichtsveld” over. In het centrale deel ga je ook minder scherp zien. Dit kun je doen: Zorg voor goede verlichting op je werkplek, zo kan je alles beter zien. Door vergrotingen of leeshulpmiddelen te gebruiken, kan je teksten beter lezen. Door vooraan in de klas te gaan zitten, kun je beter op het bord zien. Door gebruik te maken van een verstelbare tafel, zijn boeken en teksten al dichtbij. Je kunt je leraar of lerares vragen te vertellen wat er in de klas gebeurt. Aan het begin van het schooljaar kan je aan je klasgenoten vertellen, wat er precies met je ogen aan de hand is. Zo kunnen ze goed begrijpen waarom je bijvoorbeeld vooraan in de klas zit.
Golfreflextegel Een geleidetegel met een voelbaar golfpatroon, vaak als onderdeel van een reeks van tegels die samen een geleidelijn vormen.
Graves-Basedow, ziekte van Een auto-immuunstoornis die zich kan uiten in de schildklier, aan de benen en in de oogkas (Graves-orbitopathie). De Graves-orthopathie is de meest voorkomende aandoening van de oogkas en de belangrijkste oorzaak van zowel enkelzijdige als dubbelzijdige proptosis bij volwassenen.
Grijze stof Hersenweefsel dat in hoofdzaak uit cellichamen bestaat. Bundels zenuwvezels zijn onder de microscoop zichtbaar als wit materiaal en heet daarom ook wel “witte stof”. Groepen zenuwcellichamen zijn grijs, vandaar de naam “grijze stof”.
Grootte constantie De omstandigheid dat voorwerpen dezelfde omvang en grootte behouden. Ook al valt er een kleiner beeld op het netvlies wanneer we de afstand tot het voorwerp vergroten.
Grootte voorkeur De omvang van letters of voorwerpen waarmee een persoon (met een visuele beperking) zich op een gemakkelijke en eenvoudige manier kan redden.
Habituatie Een eenvoudige vorm van leren, waarbij de reactie op een prikkel geleidelijk aan vermindert.
Habituatie methode Een methode die vaak wordt toegepast bij onderzoek bij baby’s om vast te stellen of verschillen tussen prikkels worden waargenomen.
Halfzijdige gezichtsvelduitval Dit is een beschadiging van een oogzenuwbaan die kan leiden tot het uitvallen van een gedeelte van het gezichtsveld in beide ogen. Deze uitvallen liggen aan dezelfde kant: links of rechts, maar boven- of benedenkant (kwadrant hemianopsie). Ook hemianopsie genaamd en soms ook nog wel halfzijdige blindheid genoemd.
Halo Strooilicht: Halo’s en strooilichten zijn verblindende kringen en strepen of een uitstralende gloed rondom lichtbronnen zoals lampen, zon, maan etc. Dit komt voor na vele vormen (niet alleen LASIK) van refractiechirurgie. Vlak na de operatie treden bij veel mensen halo klachten op. Normaal gesproken nemen deze af tot ca. 3 maanden na de operatie. Dit fenomeen kan echter ook blijvend zijn en als zeer storend worden ervaren speciaal bij omstandigheden waarin er weinig licht is (autorijden ’s nachts, werken in slecht verlichte ruimten etc.)
Hallucinatie Dit is een vorm van sensorisch bedrog. Het is een mysterieus psychologisch verschijnsel, waarbij de hersenen aangeven dat er iets waargenomen wordt, bijvoorbeeld een geluid, stem of beeld. In werkelijkheid is er niets. Vooral bij schizofrenie zijn auditieve hallucinaties frequent. Visuele hallucinaties komen minder vaak voor.
Handbewegingen Een methode om de gezichtsscherpte te bepalen bij een persoon wanneer deze geen vingers meer kan onderscheiden. De onderzoeker noteert de afstand waarop de ander een bewegende hand nog kan waarnemen.
Handicap De definitie van de ICIDH luidt: Vanuit het gezondheidsperspectief gezien, een nadelige positie van een persoon als gevolg van een stoornis of een beperking, welke de normale rolvervulling van de betrokkene gezien zijn leeftijd, sekse en sociaal-culturele achtergrond begrenst of verhindert. Daarbij kunnen we verder stellen dat de eisen die de omgeving aan de persoon stelt, bepalen of er al dan niet sprake is van een handicap.
Hangend ooglid Een hangend ooglid komt vaak voor in de fase van herstel maar verdwijnt echter vaak weer geleidelijk.
Haze Haze is een wondreactie waarbij een troebeling optreedt door een beschadiging van het membraam van Bowman. Haze komt regelmatig voor bij oppervlakkige ooglaserbehandelingen zoals PRK en Lasek. Personen reageren verschillend op een laserbehandeling waardoor vooraf helaas niet te voorspellen is bij wie haze optreedt.Haze kan verminderd contrastzien en gezichtsscherpte veroorzaken. Naarmate de te corrigeren afwijking (sterkte) groter is dient er meer weefsel verwijderd te worden en dus dieper gelaserd te worden. Hierdoor is de beschadiging aan de membraan groter en neemt de kans dat er meer waas gedurende langere tijd zal zijn, toe. Deze klacht, die bij 9-30% van de patiënten voorkomt, kan blijvend zijn. In het algemeen verdwijnt de troebeling in het hoornvlies na 12 tot 24 maanden. De mate waarin haze optreedt wordt aangegeven op een schaal van 0 (geen waas, helder hoornvlies) tot 5 (ernstige littekenvorming en verminderd zicht). Als ‘haze’ klachten zich ontwikkelen kan – afhankelijk van de individuele omstandigheden – opnieuw met de laser worden behandeld, maar ten vroegste 6 maanden na de eerste ingreep. In minder dan 1% van die gevallen wordt het litteken opnieuw gevormd, weerstaat het aan de herbehandelingen en wordt het zicht op permanente wijze aangetast.

foto van ‘haze’ in een oog
Helderheid De subjectieve gewaarwording van luminanties. Dit is geen direct meetbare grootheid, maar een persoonlijke indruk.
Hemeralopie Nachtblindheid.
Hemi Halfzijdig.
Hemi-inattentie Een speciale vorm van stoornis in de visuele aandacht. Door beschadiging van zenuwbanen en/of hersendelen van het visuele systeem kunnen er halfzijdige aandachtsuitvallen ontstaan (hemi-inattentie of left or right neglect), waardoor een bepaalde helft van voorwerpen en ruimtes genegeerd wordt. Dit begrip moet niet worden verward met halfzijdige gezichtsvelduitval.
Hemiachromatopsie Slechts de helft van het visuele gezichtsveld kan alle kleuren onderscheiden.
Hemianopsie Het verlies van de helft van het gezichtsveld. Zie hemianopia. Halfzijdige gezichtsveld uitval. Letterlijk: “half zien”.
Hemiplegie Een verlamming aan een kant of zijde van het lichaam (bijvoorbeeld zowel de rechterarm als het rechterbeen). Wordt veroorzaakt door een niet progressieve hersenaandoening.
Hemisfeer De helft van de grote en de kleine hersenen. Letterlijk betekent het de helft van een bol. Cerebrale hemisfeer: linker of rechter helft van de grote hersenen. Bijvoeglijk naamwoord is hemisferisch.
Heriditair Erfelijk.
Hering-illusie Zie Illusie van Hering.
Herkenningsvermogen De mogelijkheid om een klein detail van een optotype te herkennen. De persoon merkt het verschil tussen letters of symbolen op en herkent de letters of symbolen. Bijvoorbeeld: De persoon herkent de letters op een letterkaart, de plaatjes op de Amsterdamse Plaatjes Kaart.
Herkent personen Visueel De persoon heeft geen stemgeluid of lichaamscontact nodig om een vertrouwde persoon of een bekend voorwerp te herkennen, maar heeft genoeg aan alleen de visuele informatie.
Herpes Simplex Virus Het beïnvloedt het hoornvlies en veroorzaakt daar gezwellen. Het virus veroorzaakt koude wonden op de lippen.
Hersendelen, naamgeving
Heterochromie De iris van beide ogen hebben verschillende kleuren.
Heteronyme hemianopsie Een gemis van de gevoeligheid op verschillende gezichtsveldhelften. Beide aan de kant van de slapen of beide aan de neuskant.
Hinder van fel licht Veel slechtzienden hebben hinder van fel licht. Met name mensen met cataract hebben zacht licht nodig. Zonlicht in bijvoorbeeld autoruiten veroorzaakt hinderlijke schitteringen. Ook mensen met een acuut glaucoom verdragen geen scherp licht.
Hippus Een constante kleine, ritmische en onregelmatige vernauwing en verwijding van de pupil. Het is een vorm van spasme.
Hoge myopie Wanneer de persoon op zeer korte afstand nog voldoende details kan onderscheiden, maar op afstand niet meer. We spreken van een hoge myopie wanneer er een afwijking is van meer dan S-8 dioptrie. Er is sprake van een verhoogd risico op een netvliesloslating omdat het netvlies (retina) dunner is dan normaal en het oog meer is uitgerekt.
Homonieme hemianopsie Een rechtszijdige of linkszijdige gezichtsvelduitval van beide ogen. Zie ook hemianopsie.
Hoofdpijn Hoofdpijn kan optreden wanneer er na behandeling klachten overblijven. Uw ogen moeten zich bij visusklachten erg inspannen. Door overconcentratie kunnen dan hoofdpijnklachten optreden.
Hoornvlies Dit is de voorkant en buitenkant van het oog.
Hoornvlies (2) Buitenste vlies om de voorkant van de oogbol; heeft tevens de functie van lens om evenwijdige lichtstralen naar een punt op het netvlies te buigen.
Hoornvlies (3) Wanneer een lichtstraal het oog bereikt, is het eerste wat hij ontmoet het hoornvlies (cornea). Dit is de eerste lens. Het is de vaste focuslens van het oog. Het beeld dat op de cornea valt staat ondersteboven, net als bij een gewone camera. De grootste lichtbreking wordt door het hoornvlies gedaan.Het hoornvlies is ca. een halve millimeter dik (ca. 500 micron, 1 micron is 1/1000 millimeter) en bestaat uit vier lagen waarover een dun traanlaagje ligt.

  • Het traanlaagje bestaat uit drie lagen; een buitenste vettige (lipide) laag, een waterige laag en een slijmlaag (mucuslaag). De traanlaag heeft een aantal functies: hij verzorgt een gladde overgang tussen lucht en traan zodat er geen onregelmatige refractie van licht optreedt op de grens met de cornea; hij voorziet het buitenste gedeelte van de cornea van zuurstof, hij verwijdert vuiltjes van het oogoppervlak; hij heeft een antibacteriële werking. Zonder tranen zou het epithelium ondoorzichtig worden.
  • Het epitheel is de buitenste plaveiselcellaag van het hoornvlies. Deze laag kan het lichaam snel zelf repareren.
  • Vervolgens treffen we de dikste laag van het hoornvlies aan, het stroma. Door de regelmaat van de ordening en de kleine diameter van de vezels is het hoornvlies helder. Stroma vezels zijn langgerekte vezels die 90% van de dikte van het hoornvlies bepalen en zich van pool tot pool uitstrekken (12.0 millimeter lang) Deze langgerekte vezels hebben voortdurend de neiging om vocht op te nemen. Het stroma bestaat voor 72% uit vocht, dit wisselt al naar gelang de zuurstofvoorziening van het hoornvlies en de functie van het endotheel. Een tekort aan zuurstof laat het stroma verder opzwellen, 10% zwelling is met een microscoop zichtbaar, 20% zwelling geeft een wazig (ondoorzichtig) hoornvlies. Een slecht functionerend endotheel laat het stroma ook opzwellen met hetzelfde resultaat.
  • De stromalaag pal onder het epitheel heeft een andere structuur en wordt het Membraan van Bowman genoemd. Deze laag dient als steunweefsel voor het epithelium.
  • De volgende laag, het Descemet membraan geeft stevigheid en biedt weerstand tegen ontstekingsprocessen. Dit membraan wordt gedurende ons leven steeds dikker
  • Hieronder ligt het endotheel, dat maar één cel dik is. Deze cellen kunnen door het lichaam niet vernieuwd worden. Verwonding of ziekte van het endothelium kan tot permanente beschadiging van het oog leiden. De endotheelcellen zijn belangrijk voor het op peil houden van het vocht en zoutgehalte in het hoornvlies. Als er teveel water in het hoornvlies zit, gaan men mistig zien doordat het hoornvlies troebel wordt en er een wazig beeld ontstaat. Het teveel aan water wordt door de endotheelcellen weggefilterd.
Hoornvliesdystrofieën Dit zijn degeneratieve aandoeningen van het hoornvlies. Met het toenemen van de leeftijd vermindert de gezichtsscherpte. Met een hoornvliestransplantatie kan een verbetering worden verkregen.
Hoornvliesplooien Hoornvliesplooien na Lasik komen voor bij minder dan 1% van alle behandelden. Geringe plooien behoeven geen behandeling. Als de gezichtsscherpte erdoor is gedaald dan lijkt de beste techniek het liften van de hoornliesflap en opnieuw terug plaatsen met behulp van wat water. Blijvende plooien kunnen het zicht verminderen.
Hoornvliestransplantatie Het vervangen van een deel van het beschadigde hoornvlies met een deel van gezond hoornvliesweefsel verkregen van een donor.
Hydrocephalus Waterhoofd. Een opeenhoping van hersenvocht binnen de schedel door belemmeringen in de vochtafvoer. Hierdoor kan bij het jonge kind het sluiten van de schedelnaden belemmerd worden en een vergroting van de schedel (het zogenaamde waterhoofd). Wanneer de druk ontstaat nadat de schedelnaden gesloten zijn, kan door een verhoging van de druk in de schedel een inwendig waterhoofd ontstaan. Door de opeenhoping van hersenvocht kunnen hersencellen afsterven en kan een ontwikkelingsbeperking ontstaan. Een vroegtijdige ontdekking is van groot belang. Door een chirurgische ingreep wordt een andere afvoer voor het hersenvocht gemaakt (de drain of pompje).
Hydrophthalmus Een te groot oog ten gevolge van congenitale glaucoom.
Hypermetropie (1) Oververziendheid. Het zien in de verte is beter dan het zien op korte afstand. Vaak wordt op geen enkele afstand scherp gezien. Het brandpunt van het optische systeem valt achter het netvlies, wat betekent dat er geen scherp beeld op het netvlies wordt geprojecteerd. is doorgaans het gevolg van een te korte oogaslengte. Een brilcorrectie met een positieve correctie (dioptrieën) is nodig (+ glazen).
Hypermetropie (2) Verziendheid, de lichtbundel komt achter het netvlies terecht, doordat de oogbol te ondiep is of omdat de ooglens te plat is.
Hyperopie Verziendheid. Het onvermogen om voorwerpen die dichtbij zijn, scherp op het netvlies te projecteren. De bolling van de lens, of de te korte lengte as van het oog zijn er de oorzaak van dat het beeld van het invallende licht (schijnbaar) achter het netvlies wordt geprojecteerd.
Hypertelorisme De oogkassen staan wijd uit elkaar (en daarmee de ogen ook) waardoor de indruk wordt gewekt van een divergente strabismus (het lijkt alsof de persoon scheel ziet met de oogstand naar buiten gericht).
Hypertonie Verhoging van de spierspanning (tonus).
Hypertropie Een naar boven afwijkende oogstand van een van beide ogen (zie ook strabismus).
Hypo-arousal Vermindering van de aandacht in absolute zin.
Hypoglykemie Een verlaging van het bloedsuikergehalte.
Hypoplasie Hypoplasie van de oogzenuw wil zeggen dat de oogzenuw minder dan normaal ontwikkeld is. Doorgaans ten gevolge van een stoornis in het centraal zenuwstelsel tijdens de zwangerschap. Letterlijk betekent het onderontwikkeld.
Hypotonie Een verlaging van de spierspanning of tonus.
Hypotropie Een naar beneden afwijkende oogstand van een van beide ogen (zie ook strabismus).
Hypoxie Een tekort aan zuurstoftoevoer naar het weefsel.
ICF Internationale Classificatie van het Menselijke Functioneren In de (WHO, 2002) worden de begrippen van het menselijk functioneren en de functioneringsproblemen vanuit drie verschillende invalshoeken beschreven. Ten eerste het perspectief van het menselijke organisme (functies en anatomische eigenschappen), ten tweede de invalshoek van het handelen (de activiteiten en participatie) en in de derde plaats de invalshoek van de persoon als deelnemer aan het maatschappelijke leven (externe en persoonlijke factoren). De omschrijft de begrippen als volgt:

  • Functie: Fysiologische en mentale eigenschappen van het menselijke organisme.
  • Anatomische eigenschappen: Positie, aanwezigheid, vorm en continuteit van onderdelen van het menselijke lichaam.
  • Stoornissen: Afwijkingen in of verlies van functies of anatomische eigenschappen.
  • Activiteiten: Onderdelen van iemands handelen.
  • Beperkingen: Moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten.
  • Participatie: Iemands deelname aan het maatschappelijke leven.
  • Participatieproblemen: De problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijke leven.
  • Externe factoren: Iemands fysieke en sociale omgeving
  • Persoonlijke factoren: Iemands individuele achtergrond.
ICIDH International Classification of Impairment, Disorder and Handicaps. Het is een internationaal classificatiesysteem waarop ziekten, stoornissen, beperkingen en handicaps worden omschreven. De verscheen in 1980 en is in 2002 vervangen door de ICF (Internationale Classificatie van het Menselijke Functioneren. Zie ICF
Iconisch Heeft betrekking op een nabeeld. De aanduiding voor een korte visuele gewaarwording die enige tijd aanhoudt na het stoppen van de daadwerkelijke visuele prikkeling (hooguit twee seconden).
Illuminantie Dit is een ander woord voor verlichtingssterkte en heeft betrekking op de hoeveelheid licht dat op een vlak valt per oppervlakte-eenheid. Dit begrip illuminantie verschilt wezenlijk van het begrip luminantie.
Illusie Dit zijn waarnemingen die het gevolg zijn van bepaalde processen in het netvlies en/of de hersenen die niet voorspeld kunnen worden op grond van de prikkeling zelf. Zie bijvoorbeeld de van Hering. We dienen een illusie te onderscheiden van hallucinaties en wanen.
Illusie van Hering De indruk dat beide verticale lijnen schijnbaar kromlopen.
Illusoire contouren De gebogen verticale lijn is een illusie, bestaat niet in werkelijkheid.
Implantlens Een implantlens is een goed alternatief voor een ooglaserbehandeling. Voordeel van een implantlens is dat de operatie bij complicaties ongedaan kan worden gemaakt door de lens weer uit te nemen.Verder is de implantlens een goed alternatief als de dikte van het hoornvlies geen LASEK- of PRK-behandeling toelaat. Hierbij wordt een kunstlens ingebracht in uw oog en vastgezet aan de iris of achter de iris geplaatst, waardoor de sterkte kan worden gecorrigeerd zonder uw hoornvlies te veranderen. Een implantlens wordt veelal toegepast bij de hogere sterkte-afwijkingen.
Incidentie Het aantal nieuwe ziektegevallen dat zich in een bepaalde periode in de populatie voordoet.
Incomplete Retrolentale Fibroplasie Er is nog net niet volledig sprake van een netvliesloslating. Zie retrolentale fibroplasie.
Infantiele encefalopathie Een algemene uitdrukking (term) voor blijvende hersenbeschadiging bij kinderen Zie ook cerebrale parese.
Infarct Afsluiting van een bloedvat.
Infectie Een infectie (hoornvlieszweer) door een bacterie of ander micro-organismekomt voor bij minder dan 0,02% van alle behandelden bij een ooglaserbehandeling. Een infectie is een ernstige complicatie die het gezichtsvermogen blijvend kan schaden. Een snelle en adequate behandeling met antibiotica is nodig maar kan problemen opleveren. De kans op een infectie is groter als er een bandagelens wordt gedragen.
Inplantlens Zie kunstlens.
Intra-oculaire beeldkwaliteit De kwaliteit van de heldere, lichtdoorlatende delen van het oog die direct de kwaliteit van het beeld op het netvlies bepalen, onder andere de beeldvervormingen en strooilicht.
Intra-oculaire druk De vloeistof druk in het oog die veroorzaakt wordt door de constante aanmaak en doorstroming van het vocht in de voorste oogkamer. Soms wordt de Engelse afkorting gebruikt: IOP (intra-ocular pressure).
Intra-oculaire lens In het oog. Dit is een kunststoflens die in de voorste oogkamer wordt geplaatst ter vervanging van de eigen lens na een staar operatie.
Intra-oculaire transfer Wanneer een visuele prikkel enige tijd aan het ene oog wordt aangeboden en de persoon kijkt daarna met het andere oog naar een patroon, ontstaat er een na-effect van de eerste figuur in het tweede oog.

Demonstratie
Om dit effect te ervaren moet u gedurende ongeveer 60 seconden strak naar de lijnen van linkerfiguur kijken en verplaats daarna de blik naar de lijnen van de rechterfiguur. Indien het na-effect gezien wordt lijken de lijnen van de rechterfiguur enigszins schuin te lopen, hoewel ze in werkelijkheid verticaal lopen.
Intraventriculair Wanneer een visuele prikkel enige tijd aan het ene oog wordt aangeboden en de persoon kijkt daarna met het andere oog naar een patroon, ontstaat er een na-effect van de eerste figuur in het tweede oog.

Demonstratie
Om dit effect te ervaren moet u gedurende ongeveer 60 seconden strak naar de lijnen van linkerfiguur kijken en verplaats daarna de blik naar de lijnen van de rechterfiguur. Indien het na-effect gezien wordt lijken de lijnen van de rechterfiguur enigszins schuin te lopen, hoewel ze in werkelijkheid verticaal lopen.
Inwendige oogontsteking Dit is een ontsteking waarbij de inwendige delen van het oog door een ontsteking aangedaan zijn. Het betreft een ontsteking in de middelste of in de buitenste laag van de oogwand of binnenkant van de oogbol. Ook wel uvetes genoemd
Ipsilateraal Aan dezelfde kant gelegen. Wordt doorgaans gebruikt met betrekking tot het lichaam.
IQ De afkorting voor intelligentiequotiënt.
Iridectomie Een operatie waarbij een gedeelte van het regenboogvlies (iris) wordt weggesneden. Voorbeelden: Dit wordt gedaan om de spanning te verminderen bij glaucoom of om een kunstmatige pupil te maken.
Iriderémia Synoniem voor aniridie. Het ontbreken van het regenboogvlies (iris) (verouderde term).
Iridocyclitis Een ontsteking van de iris en het straalvormig lichaam.
Iridotomie Het insnijden van de iris.
iris (1) Regenboogvlies. Het gekleurde gedeelte van het oog dat vernauwt of verwijdt om de hoeveelheid licht die op het netvlies valt te reguleren.
Iris (2)
  • Regenboogvlies
  • De iris, of het regenboogvlies, is het gekleurde gedeelte van het oog gelegen achter het hoornvlies.
Iris (3) De iris vormt de achterkant van de voorste oogkamer en regelt door samentrekking en ontspanning van spiervezels de hoeveelheid licht die het netvlies bereikt. Als er teveel licht op het netvlies valt, wordt de pupil kleiner, bij weinig licht groter. Opwinding, angst en bepaalde drugs kunnen de pupil ook laten verwijden of vernauwen. Dit deel van het oog bevat het pigment dat het ook zijn kleur geeft (blauwe, bruine of groene ogen).
Iriscoloboom De iris is niet gesloten. Er is een vergroting van de pupil naar onderen, doorgaans peervormig. Het is een aanlegstoornis.
Irisprolaps Het uitpuilen van het regenboogvlies (iris) door een verwonding of zweer.
Iritis Een ontsteking van het regenboogvlies (iris). Het gaat doorgaans samen met een heftige pijn, verkleuring van de iris, pupilvernauwing, tranen, onduidelijk zien, lichtschuwheid.
IRM Interdisciplinair Revalidatie Model.
Ischemie De beperking of de blokkering van bloedtoevoer door een bloedvat. is vaak de oorzaak van bepaalde vormen van een hartaanval en hersenbloeding en is betrokken bij verschillende vormen van een gezichtsveldstoornis. Ischemisch betekent zonder bloed.
Ishihara kleurenplaten Een test om defecten in het herkennen van kleuren op te sporen. De persoon moet kleuren kunnen onderscheiden om cijfers of patronen te onderscheiden.
ISO certificering De algemene internationale norm ISO 9001 (ISO = International Standards Organization) is een kwaliteitsmanagement systeem dat staat voor strenge kwaliteitszorg. Als een bedrijf beschikt over een ISO-certificaat betekent dit dat de patiëntenveiligheid in belangrijke mate wordt geoptimaliseerd door systematisch te werken of te produceren volgens normen die een optimaal kwaliteitsniveau mogelijk maken.In het ISO systeem staat zowel de kwaliteit van werken áls het voldoen aan de wensen van de klant centraal. Met het ISO 9001 certificaat beschikt een bedrijf over een herkenbaar keurmerk.
Isochroom Van gelijke kleur.
Isometropie De gelijke breking van de ogen.
Isopter Een kaart van het gezichtsveld waarop lijnen staan getekend die punten van gelijke gevoeligheid verbindt.
Jaeger-kaart Een test om het nabijpunt te bepalen met behulp van verschillende groottes van het lettertypen.
JPEG Dit is de afkorting van “Joint Photographic Expert Group”. Het is manier om afbeelding voor computer bewerking te vereenvoudigen (comprimeren). Foto’s en afbeelding worden vaak in JPEG-formaat opgeslagen.
Kaars Oude maateenheid van lichtsterkte, thans wordt de term candela (cd) gebruikt.
Kegeltjes (1) Dit zijn de kleurgevoelige fotoreceptoren (cellen) in het netvlies met een grote dichtheid in de fovea (het centrale gedeelte van het netvlies). Deze cellen zijn actief bij een hoog verlichtingsniveau en ze bevatten tevens kleurpigmenten die het zien van kleuren mogelijk maken. Er zijn drie soorten kegeltjes elk met een optimale gevoeligheid in een specifiek deel van het kleurenspectrum. die sterk reageren op rood, groen of blauw licht, overeenkomstig met lange, middellange en korte golflengte. Vooral tussen de rood en groen gevoelige kegeltjes bestaat een overlap. De rood en groen gevoelige kegeltjes zijn zowel gevoelig voor golflengte als voor de intensiteit van het licht. De voor blauw gevoelige kegeltjes missen deze gevoeligheid voor licht intensiteit. Het aantal van de kegeltjes op het netvlies is 60% rood, 30% groen en 10% blauw gevoelige kegeltjes. Er zijn ongeveer 6,4 miljoen kegel receptoren in het netvlies, beduidend minder dan het aantal staafjes (125 miljoen).

  • Kegeltje Staafje
  • Staafjes en kegeltjes
Kegeltjes (2) onderdeeltjes van de gele vlek die zorgen voor het zien van detail en kleuren
Kegeltjes zien Zie fotopisch zien. Zien terwijl het oog geadapteerd (aangepast) is aan een verlichte omgeving.
Kenniscentrum leeshandicaps http://www.leeshandicaps.nl/index.php/id_structuur/3734/blind-_en_slechtziendheid.html
Keratectasie Een keratectasie is een uitpuiling van het hoornvlies. Keratectasie komt gemiddeld voor 1 : 25.000. Keratectasie is een zeldzame complicatie waarbij er zich na een aantal maanden tot soms twee jaar na een behandeling een toename van bolling van het hoornvlies voordoet. Hierdoor neemt de sterkte van het oog weer toe. Een deel van deze groep zal een hoornvliestransplantatie nodig hebben om de afwijking te kunnen corrigeren. Er zijn een tiental gevallen in de literatuur beschreven.Keratectasie kan voorkomen wanneer het hoornvlies te dun wordt na een ooglaserbehandeling. Vooral het maken van de flap bij Lasik vergroot de kans op een keratectasie omdat daarbij bepaalde cruciale structuren in het oog verzwakken.
Keratitis (1) Een ontsteking aan het hoornvlies. Dit kan ontstaan door oorzaken van buitenaf, door prikkeling (bijvoorbeeld van de oogharen), door bindvliesontsteking, enzovoort. Het vaakst komen klachten ten gevolge van lichtschade voor. De persoon ervaart branderige of soms zeer pijnlijke ogen. Dit komt bijvoorbeeld voor ten gevolge van sneeuwblindheid als gevolg van fel zonlicht op een skipiste. Na acht tot twaalf uur openbaren zich de klachten die wel omschreven worden als het gevoel alsof je “zand in de ogen” hebt.
Keratitis (2) Diffuse Lamellaire Keratitis. Dit is een infectie in het snijvlak. Deze complicatie komt bij minder dan 1,3% van alle behandelden voor. De complicatie kan worden behandeld met steroïd druppels en/of het schoonspoelen van het snijvlak.
Keratoconus Een aandoening waarbij de regelmatige kromming van het hoornvlies is vervormd door een verdunning van het centrum. Het hoornvlies is puntiger geworden. Het begint doorgaans in de puberteit en is vaak progressief. Bij mensen met het syndroom van Down komt het vaak voor. De eerste kenmerken zijn een vermindering van de gezichtsscherpte en lichtschuwheid.

Keratoconus: Kegelvormig hoornvlies

Keratoconus: Kegelvormig hoornvlies

Keratomileusis Keratomileusis is het opnieuw vormgeven van het hoornvlies om de sterkte van het oog aan te passen.
Kerncataract Ook wel nucleair cataract genoemd. Staar in de kern van de lens.
Kijkafstand Een persoon kan de kijkafstand verkleinen door zelf dichter naar het materiaal toe te gaan of door het materiaal naar de ogen te halen. De afstand tussen de ogen en het materiaal heet de kijkafstand.
Kind Volgens de WHO-definitie een persoon in de leeftijd van nul tot vijftien jaar.
Kinesthesie Het voelen van de eigen bewegingen.
Kleur De subjectieve ervaring die verbonden is aan licht. ervaring is afhankelijk van drie onderdelen van fysische energie: golflengte, zuiverheid en amplitude (intensiteit). Een kleur is geen eigenschap van een object, maar het is de psychologische interpretatie van drie eigenschappen van het licht in het visuele spectrum, namelijk de golflengte, de amplitude en de zuiverheid (puurheid). De verzameling van golflengtes worden weerkaatst door een object, de verschillende kleuren ontstaan door de golflengtes te mengen of te filteren.
Kleurconstantie Het gegeven dat wij een kleur onder zeer verschillende vormen van belichting als dezelfde kleur ervaren. Dit effect ontstaat omdat de hersenen de indrukken op het netvlies interpreteren.
Kleurcontrast Het waarnemen van de kleur van een voorwerp of vlak is in zekere mate afhankelijk van de kleur van de directe omgeving. Wanneer wij een blauw en een geel vlak naast elkaar plaatsen ontstaat een simultaan contrast. Dat wil zeggen dat de kleuren tegen de scheiding tussen blauw en geel respectievelijk blauwer en geler lijken. Wij ervaren een opeenvolgend contrast wanneer we lange tijd aandachtig naar een bepaalde kleur kijken en direct daarna naar de complementaire kleur. Dit effect wordt ook wel chromatisch contrast genoemd.
Kleuren zien Het waarnemen van kleuren. Als mensen kleuren met elkaar verwarren komt dat het meest voor bij de kleuren groen en rood. De afwijking wordt veroorzaakt door een bepaald soort kegeltjes in het netvlies en komt het meest voor bij mannen.

Kleurencirkel

Kleurencirkel

Kleurenblindheid of kleurenzienblindheid Bron: ziekenhuis.nl: Kleurenblindheid is een misleidende term als de gezichtsscherpte normaal is. Beter is het om te spreken van een kleurenzienstoornis (zie bij achromatopsie). Het is het niet goed kunnen onderscheiden van kleuren. De meest voorkomende vorm van kleurenblindheid ontstaat door een aangeboren afwijking van de kegeltjes in het netvlies. De groen en of rood kleurenzien stoornis komt het vaakst voor.
Kleurencirkel Een schematische voorstelling van het zichtbare licht waarop de dimensies tint en verzadiging zijn afgebeeld.
Kleurentest

Kleurentesten kunnen variëren in complexiteit en toepassing. Ze worden gebruikt om kleurwaarneming en eventuele beperkingen in kleurenzicht te herkennen, wat van belang kan zijn voor beroepen waar kleurperceptie essentieel is, zoals in de gezondheidszorg, design en visuele kunsten.

  1. Ishihara-test: Deze test is een bekende kleurentest voor het detecteren van kleurenblindheid, met name rood-groen kleurenblindheid. De test bestaat uit afbeeldingen met stippen waarin cijfers of patronen zijn verborgen, die alleen zichtbaar zijn voor mensen met normaal kleurenzicht.
  2. Farnsworth-Munsell 100 Hue Test: Deze test wordt gebruikt om de mate van kleurwaarneming en het vermogen om subtiele kleurverschillen te onderscheiden te beoordelen. De testpersoon moet een reeks gekleurde blokjes rangschikken in de juiste volgorde van kleurgradaties.
  3. Color Arrangement Test: Deze test omvat het sorteren of rangschikken van gekleurde chips, tegels of blokjes in volgorde van tint, verzadiging of helderheid. Het helpt bij het beoordelen van het vermogen van een persoon om kleuren nauwkeurig te ordenen.
  4. Trivector Test: Deze test evalueert de kleurwaarneming en het vermogen om kleuren met verschillende golflengtes te onderscheiden. Het kan worden gebruikt om te bepalen of iemand bepaalde soorten kleurenblindheid heeft.
  5. Lanthony Desaturated D-15 Test: Deze test is ontworpen om verschillende soorten kleurenblindheid, vooral tritanopie en tritanomalie, te herkennen. Het omvat het sorteren van gekleurde blokjes in een specifieke volgorde.
Kleurenwaarneming Het zien of waarnemen van kleuren. Mensen onderscheiden kleuren bij golflengten van het licht tussen 400 en 650 nanometer. Het waarnemen van kleur is mogelijk dankzij de kegeltjes (zie aldaar) op het netvlies.
Kleurenzien De waarneming van kleuren als gevolg van de prikkeling van gespecialiseerde kegeltjes in het netvlies.
Kleurenzienstoornis Afwijkingen in het zien van kleuren. Dit kan aangeboren zijn, berusten op het ontbreken van een soort kegeltjes, maar het kan ook het gevolg zijn van een aangeboren vermindering of veranderde gevoeligheid van de kleurenreceptoren in het netvlies. De meest voorkomende stoornis is de rood-groen kleurenzienstoornis. Het vermogen om kleuren te onderscheiden is bij ongeveer acht procent van de mannen gestoord.
Kleurenzwakte Deze uitdrukking wordt soms gebruikt om kleurenblindheid mee aan te duiden. Deze term drukt uit dat personen die “kleurenblind” zijn in feite een hoge kleuronderscheidingsdrempel hebben en niet “blind” zijn voor kleur.
Kleuronderscheidingsvermogen De mate waarin een persoon kleurverschillen kan onderscheiden. Het is het vermogen om verschillen waar te kunnen nemen tussen licht van verschillende golflengten (definitie).
Kleurtemperatuur De objectieve maat voor de kleurindruk van een lichtbron. Dit wordt uitgedrukt in Kelvin (K). tot 2900 K= extra warm-wit2900-3300 K= warm-witrond 4000 K= neutraal witmeer dan 5000 K= koelwit.
Kleurweergave-index Maat voor de kleurweergave kwaliteit van een lichtbron. Dit geeft aan hoe kleurechte objecten met behulp van deze lichtbron waargenomen kunnen worden. De maat wordt uitgedrukt in de algemene kleurweergave-index Ra. Ra 91 t/m 100= zeer goed Ra 81 t/m 90= goed Ra 51 t/m 80= matig Ra kleiner dan 50= slecht.
Knipperreflex Automatische sluiting van het ooglid. Om het oog te beschermen tegen naderende voorwerpen. Om de oogbol te bevochtigen.
Kokervisus (tunnelzicht) Een dusdanige vermindering van het gezichtsveld dat het lijkt alsof we door een kegel kijken. Alleen een klein gebied van het centrale zien blijkt in tact. Vaak ook kokerzicht genoemd, of soms kegelzien.
Kramp Kramp kan ontstaan indien na de operatie klachten overblijven. Uw oog moet zich vanaf dan erg gaan inspannen om goed te kunnen zien. Dit langdurige accomoderen van uw oog kan resulteren in kramp van spieren rondom uw oog.
Kritische periode Dit is de periode waarin het organisme vatbaar is voor veranderingen. Het is de fase in de ontwikkeling waarin specifieke ervaringen (stimulatie) met de omgeving dienen te worden opgedaan, waardoor het organisme (de persoon) zich verder kan ontwikkelen en stoornissen in de ontwikkeling worden voorkomen. Met betrekking tot het visuele systeem is dit de periode in de ontwikkeling waarin de anatomie en de fysiologie van bepaalde oogstructuren en functies vatbaar zijn voor veranderingen.
Kubus van Necker Zie Necker kubus.
Kunstlens Deze lens is een vervanger van de natuurlijke lens en bevindt zich op bijna dezelfde plaats als de natuurlijke lens. De kunstlens is geïntroduceerd door de Nederlandse oogarts Binkhorst. Ook wel implantlens genoemd.
Kwadrant-anopsie Een kwart (kwadrant) van het gezichtsveld is uitgevallen.
L.A. Leesadditie, het aparte leesgedeelte in een bril.
Laesie Stoornis of onderbreking.
Landolt, ringen van Dit zijn ringvormige zwarte tekeningen met een kleine opening, die zich op verschillende plaatsen kunnen bevinden, bedoeld om de gezichtsscherpte te bepalen. Landoltse ringen
LASEK (1) LASEK is een afkorting van Laser Epithelial Keratomileusis. Een variant van een ooglaserbehandeling waarbij het epitheel wordt losgeweekt alvorens de de laserbehandeling wordt toegepast, en vervolgens wordt teruggeplaatst.
LASEK (2) LASEK is de afkorting van Laser-Assisted Sub Epithelial Keratomileusis. Bij de LASEK methode wordt het meest oppervlakkige hoornvlieslaagje (epitheellaag) van ca. 50 micron dun losgeweekt met een alcoholoplossing, en hierna voorzichtig opgerold.Een excimer laser corrigeert daaropvolgend de refractieafwijking van het oog door volgens een vooraf ingesteld patroon een laagje van het hoornvlies te verdampen.Hierna wordt het vooraf opgerold epitheellaagje teruggerold. De wond onder het epitheellaagje groeit in ca. 3 dagen terug vanaf de rand. Om de eerste paar dagen na de lasek operatie het oog te beschermen wordt er een bandagelens (zachte lens) op het oog geplaatst.Een lasek behandeling is (volgens de consensus refractiechirurgie van het NGRC) geschikt voor:

  • Bijziendheid tot -8 D
  • Verziendheid tot +4 D
  • Astigmatisme tot 6 D (evt. in combinatie met bij- of verziendheid)

In het begin na een lasek behandeling kan er sprake zijn van een geringe overcorrectie, waardoor het oog iets verziend (hyperoop) wordt. In de loop van de daaropvolgende weken neemt deze overcorrectie af en komt het oog na een paar maanden in de meeste gevallen uit op een sterkte tussen -1D en +1D.

De LASEK/PRK techniek werd de afgelopen jaren vooral uitgevoerd bij personen die een te dun hoornvlies hebben om een LASIK behandeling uit te voeren. Geleidelijk aan vindt er een verschuiving plaats: in plaats van LASIK lijkt LASEK of PRK de meest geadviseerde behandelingsmethode te worden. Enkele klinieken bieden LASIK al niet meer aan omdat men vindt dat er te

Laser Dit is een afkorting uit het Engels van “light amplification by stimulated emission of radiation”. Een laser produceert een smalle lichtbundel licht van één golflengte en hoge energie. wordt gebruikt in de geneeskunde. In de oogheelkunde wordt de laser techniek onder meer gebruikt om afwijkingen op het netvlies bij suikerziekte te behandelen.
Laserbehandeling Een laserbehandeling kan worden toegepast bij verschillende soorten afwijkingen aan het netvlies. In vergelijking met een operatie biedt een laserbehandeling enkele belangrijke voordelen. Het oog hoeft niet te worden geopend en er is dus geen gevaar voor infectie. Een laserbehandeling is minder pijnlijk en kan daarom meestal poliklinisch gebeuren, dus zonder opname in het ziekenhuis. Door de uiterst dunne lichtstraal is het bovendien mogelijk met grote nauwkeurigheid te werken, een nauwkeurigheid die bij een operatie niet kan worden bereikt. Laserbehandeling is daarom niet meer weg te denken uit de hedendaagse oogheelkunde. Er kunnen met de laser verschillende aandoeningen worden behandeld. Bijvoorbeeld suikerziekte kan afwijkingen aan het netvlies geven. Met de laser is het mogelijk de beschadiging van het netvlies te vertragen of tot stilstand te brengen en zo het gezichtsvermogen zo goed mogelijk te bewaren. Of bij scheurtjes in het netvlies. Gaatjes of scheurtjes in het netvlies kunnen leiden tot een netvliesloslating. Dit kan worden voorkomen door deze gaatjes of scheuren op hun onderlaag vast te ‘lassen’ met een laser. Meestal is het doel van de behandeling om een verdere verslechtering van het zien te voorkomen. Hoe vaak een behandeling moet plaatsvinden, hangt af van de aandoening. Meerdere afwijkingen van het netvlies kunnen aanleiding zijn voor laserbehandeling.
LASIK (1) LASIK is een afkorting voor Laser In-Situ Keratomileusis. Een ooglaserbehandeling waarbij eerst een beschermende flap wordt gecreëerd. Deze wordt opgelift en de ooglaserbehandeling wordt toegepast. Vervolgens wordt de flap teruggeplaatst waarna de flap op natuurlijke wijze weer aangroeit.
LASIK (2) Lasik is de afkorting van Laser Assisted in Situ Keratomileus. Na Kreta vond de techniek zijn weg via Izmir en Milaan naar de rest van Europa en Amerika.De LASIK behandeling houdt in dat door middel van een microkeratoom of een femtosecond laser in het hoornvlies een dun flapje (tussen de 90 en 160 micron) gemaakt wordt wat aan één kant blijft vastzitten. Dit flapje wordt hierna opzij geklapt.Een excimer laser corrigeert daaropvolgend de refractieafwijking van het oog door volgens een vooraf ingesteld patroon een laagje van het hoornvlies te verdampen.Nadat het flapje is teruggeklapt gaat het herstel beginnen. Over het lasik flapje groeit in enkele dagen een nieuwe epitheellaag. Dit houdt het flapje in de toekomst op zijn plaats.Een lasik behandeling is (volgens de consensus refractiechirurgie van het NGRC) geschikt voor:

  • Bijziendheid tot -10 D
  • Verziendheid tot +4,5 D
  • Astigmatisme tot 6 D (evt. in combinatie met bij- of verziendheid)

Geleidelijk aan vindt er binnen de ooglasercentra een verschuiving plaats. In plaats van lasik lijkt lasek of prk de meest geadviseerde behandelingsmethode te worden. Enkele klinieken bieden lasik al niet meer aan omdat men vindt dat er te veel behandelingsrisico’s aan kleven en de kans op complicaties te groot is.

Lasogen Een fotochemische schade aan het hoornvlies (cornea) door optische straling.
Latent Letterlijk: verborgen aanwezig. Dit wordt gezegd van ziektebeelden. Voorbeeld: Een scheelstand (strabismus) van de ogen kan niet zichtbaar aanwezig zijn en pas met enkele hulpmiddelen of onder bepaalde omstandigheden zichtbaar worden, bijvoorbeeld pas wanneer een van de ogen wordt afgedekt.
Lateraal Aan de zijkant (aan de rechter of linker kant).
Lateral Geniculate Nucleus Een structuur in the thalamus welke de belangrijkste ontvanger is van de informatie vanuit het netvlies. Ongeveer 10% van de informatie invoer is afkomstig van het netvlies. De (LGN) bestaat uit zes lagen: vier lagen van de parvocellen en twee lagen van de magnocellen.
Lateralisatie Het proces van het komen tot een keuze van een voorkeurshand, voorkeursvoet of voorkeursoog.
Laurence-Moon-Biedl syndroom Een polygenetische, niet-chromosomaal syndroom waarbij vetzucht (adipositas) een opvallend kenmerk is. Verder is er sprake van een extra vinger en teen aan handen en voeten, een klein ontwikkeld geslachtsorgaan, retinitis pigmentosa en in veel gevallen zwakzinnigheid.
Leber (ziekte van) Een opticus atrofie waarbij een groot centraal scotoom kan optreden. De ziekte treft vooral mannen na de puberteit. Beide ogen raken doorgaans aangedaan.
Leesadditie Het aanbrengen van een correctie aan een brillenglas voor het kijken op korte afstand (de leesafstand) in een bril voor het kijken in de verte.
Leesbril Na de geboorte is het accommodatievermogen enorm groot. In de loop der jaren wordt het accommodatievermogen minder en minder doordat de ooglens stugger wordt. Dit zorgt er voor dat rond de 45-jarige leeftijd het lezen van een boek lastiger wordt. De ooglens kan niet meer genoeg accommoderen, en dus zal het tekort aan positieve sterkte van de ooglens aangevuld moeten worden met een leesbril. De sterkte van de leesbril is in eerste instantie beperkt (+1) en zal in de loop der tijd wat sterker (+1,5 / +2 / +2,5) worden naarmate door toenemende leeftijd het accommoderen verder terugloopt.
Leesvisus De (drempel)waarde van de nabije gezichtsscherpte waarbij we nog net een gedrukte tekst vlot kunnen lezen. Het wordt uitgedrukt met M voor de lettervergroting en D de leesafstand in dioptrie [1/(MxD)].
Lens Een transparante, biconvex orgaan in het oog dat licht ombuigt zodat er een scherp beeld op het netvlies (retina).
Lens luxatie Dit is een verplaatsing van de lens. De lens is meestal naar boven of beneden verplaatst, waarbij de randen van de lens dikwijls in het midden van de lens liggen. Het heeft een erfelijke oorzaak en kan samengaan met bepaalde stofwisselingsstoornissen en misvormingen van de beenderen.
Lensimplantatie Bij een lensimplantatie wordt een permanente Kunstlens, een extra lens, in het oog geplaatst voor uw eigen ooglens. Met twee kleine klipjes wordt de lens vastgemaakt aan de iris, dit is het gekleurde gedeelte van het oog. De lens blijft altijd op zijn plaats zitten, precies voor de pupilopening. De lens hoeft na een bepaalde tijd niet te worden vervangen. Wél kan de lens, mocht daar toe aanleiding zijn, worden verwijderd. Met andere woorden de procedure is omkeerbaar. Mensen met bijziendheid (min sterkte), verziendheid (plus sterkte) en cilindrische afwijkingen kunnen met behulp van lensimplantaten worden gecorrigeerd. De verschillende soorten implantlenzen zijn de Artisan lens, Artisan torische lens en de Artiflex lens.
Lensloosheid Afakie Toestand die ontstaat nadat bij een staaroperatie de lens verwijderd is. Er wordt voor gecorrigeerd met contactlenzen of met een bril. De brilcorrectie of lenzen moeten met de groei van het oog steeds worden aangepast.
Lenticule A disc-shaped piece of corneal tissue or a piece of synthetic material manufactured to produce a given curvature and thickness. It is implanted into or on top of the cornea to change its anterior curvature.
Lenzen
Lettergrootte Hieronder volgen enkele voorbeelden van lettergrootte van het Univers lettertype. Punt 18, bijvoorbeeld: Groot letterboek en de leesboeken voor de onderbouw Punt 14, bijvoorbeeld: De boeken van de middenbouw Punt 12, bijvoorbeeld: De boeken van de bovenbouw Punt 9, bijvoorbeeld: De krantendruk Punt 6 bijvoorbeeld: Het telefoonboek Punt 4 bijvoorbeeld: Een kleine bijbel
LGH Zie Lateral Geniculate Nucleus
LH-kaarten Verschillende kaarten om de gezichtsscherpte van kinderen te meten. Deze kaarten zijn ontwikkeld door de Finse oogarts Lea Hyvrinen.
Licht- donkeraanpassing De mogelijkheid van het oog om zich aan een gewijzigde lichtomstandigheid aan te passen. Ook wel licht – donkeradaptatie genoemd. De licht -donkeraanpassing kan beïnvloed worden door een [eenzijdige of tweezijdige-unilaterale, respectievelijk bilaterale-postchiasmatische] hersenbeschadiging. Personen met een stoornis in de lichtaanpassing klagen doorgaans over een sterke sensatie van verblinding onder normaal daglicht of kunstlicht omstandigheden. Zij vinden het zeer onplezierig om bijvoorbeeld te kijken op een wit vel papier omdat de lichtreflectie een verblinding veroorzaakt en de leestekst wazig wordt of zelfs lijkt te vervagen. Personen die hinder ondervinden van een gestoorde donkeraanpassing ervaren de omgeving doorgaans als te donker, zelfs onder normaal daglicht of kunstlicht omstandigheden. Het gevolg is dat het herkennen van gezichten en voorwerpen moeilijk verloopt, vooral op zwart-wit foto’s en zwarte tekst. Dan is er ook nog een groep personen met een gestoorde licht – donkeraanpassing. Zij ondervinden hinder onder nagenoeg alle normale verlichtingsomstandigheden (te veel licht en gelijktijdig ook een verblinding).
Licht-donkeradaptatie Het vermogen van het oog zich aan te passen aan de hoeveelheid licht dat in het oog binnenvalt. De pupil, het gat centraal in de iris, kan in grootte variëren: in fel licht wordt de pupil nauwer, in het donker wordt de pupil wijder. Daardoor valt er steeds genoeg licht op het netvlies. Te veel licht verblindt het netvlies, te weinig licht prikkelt de zenuwcellen van het netvlies niet genoeg.
Lichtaanpassing Zie licht-donkeraanpassing. Vaak ook genoemd lichtadaptatie.
Lichtadaptatie Zie lichtaanpassing.
Lichtgevoeligheid Lichtgevoeligheid treedt altijd op gedurende de eerste tijd van het genezingsproces. Ook indien u naderhand niet veel last heeft van lichtgevoeligheid is het voor een goede genezing van uw hoornvlies toch noodzakelijk dat uw ogen goed beschermd worden tegen schadelijke uv-straling. Een goede zonnebril die het UV-licht filtert is dan ook noodzakelijk gedurende de eerste weken na de behandeling. Daarna is het medische aspect minder aan de orde maar is het wel comfortabeler om een goede zonnebril te dragen. Pas vooral op met UV straling bij gebruik van een zonnebank en felle schittering van zonlicht als u op zon- of wintersportvakantie gaat.
Lichtintensiteit Zie lichtsterkte.
Lichtkleur Om TLD lampen onderling te onderscheiden, hanteren de verschillende firma’s een reeks lichtkleurnummers. Het eerste cijfer van dat nummer verwijst naar de kleurweergave-index, de laatste twee cijfers naar de kleurtemperatuur. Een lamp met het cijfer TLD/830 lezen we als volgt: De 8 staat voor een goede kleurweergave-index Ra groter dan 80 en een warm-wit kleurtemperatuur van ongeveer 3000 K.
Lichtoverstraling Hinder van het licht bij lenstroebelingen; het is alsof het beeld te licht is.
Lichtperceptie De mogelijkheid om licht – donker te onderscheiden.
Lichtprojectie De mogelijkheid om een lichtbron of de richting van het licht te lokaliseren. Er is onvoldoende gezichtsvermogen om voorwerpen, personen, vormen of bewegingen te onderscheiden.
Lichtschitteringen De overstraling van het beeld door lichtverstrooiing in het oog. De persoon ziet een onduidelijk beeld. Ook wel aangeduid onder de Engelse term “glare”.
Lichtsterkte De lichtstroom die in een bepaalde richting wordt uitgestraald. De eenheid hiervoor is “candela”. De lichtsterkte van een lichtbron is over het algemeen niet in alle richtingen hetzelfde. Met behulp van een reflector achter de lamp kunnen we het licht in een bepaalde richting weerkaatsen. Hierdoor wordt de lichtsterkte van de lamp in de richting van de lichtbundel groter. Het begrip lichtsterkte is dan ook verbonden aan een richting. Denk maar eens aan de lichtbundel van een autokoplamp of een zaklantaarn, maar ook aan een reflectiescherm achter een TL-lamp.
Lichtstroom De hoeveelheid licht die door een lichtbron wordt uitgezonden per tijdseenheid. De eenheid hiervoor is “lumen”.
Limbus De verbinding/overgang van het hoornvlies (cornea) en de harde oogrok. Letterlijk betekent limbus: rand of zoom.
Linker visuele veld De linker helft van het visuele veld. De beelden worden geprojecteerd op de neuskan(nasale zijde) van het netvlies van het linkeroog en op de buitenkant (temporale zijde) van het netvlies van het rechteroog.
Lissauer, Heinrich Hij onderscheidde twee stadia in het visuele (1861 – 1891) herkenninsproces. Het eerste stadium betreft de waarneming van de buitenwereld. De problemen op dit niveau noemde hij apperzeptive Seelenblindheit. De persoon kan een voorwerp (dat niet herkend wordt) niet natekenen. Als de persoon het voorwerp wel kan natekenen, dan zit het probleem in het associren van de waarneming met de opgeslagen kennis van dit object (Associative Seelenblindheit). Freud heeft de term Seelenblindheit vervangen door Agnoszie. Het onderscheid tussen apperceptieve en associatieve agnosie is later controversieel geworden.
Lobus Kwab van de grote hersenen.
Lobus frontalis Voorhoofdskwab.
Lobus occipitalis Achterhoofdskwab.
Lobus parië talis Zijkwab.
Lobus temporalis Slaapkwab.
Locale concentrische beperking Buiten het centrale gezichtsveld (in de periferie) is de lichtgevoeligheid verminderd. Ook wel lokale gevoeligheidsvermindering genoemd.
Locale gevoeligheidsvermindering Zie algemene concentrische beperking.
Loep Dit zijn positieve lenzen die een vergrotend beeld geven. Ze worden op een bepaalde afstand tussen het oog en de tekst gehouden.
Loepbrillen In een loepbril bevinden zich positieve brillen die een beeldvergroting geven en in een brilmontuur zijn geplaatst. De vergrotingen bedragen doorgaans zes tot acht keer het beeld. Het maximum bedraagt een vergroting van twaalf keer. De loepbrillen zijn minder geschikt om bij te schrijven, omdat bij afstand te klein is bij de vergroting.
Low vision Een beperking in het zien die ook blijft na een eventuele correctie, maar met de mogelijkheid van een bruikbare visus (rest) met of zonder optische hulpmiddelen, visuele kijkstrategie, veranderingen in de omgeving enzovoort, om de dagelijkse activiteiten uit te voeren.
Low vision hulpmiddelen Alle optische hulpmiddelen die meer doen dan uitsluitend het corrigeren van een refractie fout. Er zijn twee hoofdtypen, te weten: Hulpmiddelen die we in de hand houden, bijvoorbeeld een handloep of die we met de hand bedienen, bijvoorbeeld een loeplamp op statief en hulpmiddelen die we dragen, bijvoorbeeld een speciale loepbril.
Low-Vision Simualator U kunt nu zelf een gebouw of straat toetsen op toegankelijkheid voor slechtziende mensen. TNO heeft daarvoor in samenwerking met Koninklijke Visio unieke computersoftware ontwikkeld. De zogenaamde low-visionsimulator geeft zeer precies weer welke beeldelementen iemand die slechtziend is wel en niet kan waarnemen. De simulator bestaat uit software waarmee foto’s van willekeurige situaties kunnen worden ingelezen. Vervolgens berekent de simulator welke beeldelementen zichtbaar zijn voor iemand die slechtziend is. De simulator is uitzonderlijk in zijn precieze weergave van visuele functiebeperkingen. De low-visionsimulator is een belangrijk hulpmiddel om bestaande situaties te toetsen op toegankelijkheid voor slechtziende mensen. Bijvoorbeeld de toegankelijkheid van een stationsgebouw of werkruimte. TNO en Koninklijke Visio richten zich met deze simulator vooral op de ontwerpers van openbare ruimte en gebouwen. Maar de simulator kan ook worden ingezet voor de directe omgeving van slechtziende mensen zoals familie, collega’s of zorgverleners. Inzicht in de visuele beperking kan bijdragen aan een beter begrip van iemands mogelijkheden.

Hoe werkt de simulator?

In de simulator kunnen zelfgekozen foto’s worden ingelezen. U kunt bijvoorbeeld een foto kiezen van een situatie waarvan uitgezocht moet worden wat nog zichtbaar is voor iemand die slechtziend is. Vervolgens voert u de gegevens in over gezichtsveld, visus en lichtverstrooiing. U kunt hiervoor de gegevens gebruiken uit een visueel functie-onderzoek of kiezen uit een aantal vooraf gedefinieerde “standaard” beperkingen. De software simuleert dus geen specifieke oogziekten, maar beperkingen in visuele functies. De simulator berekent op basis van de beperkingen welke beeldinformatie voor de slechtziende waarneembaar is en laat dit op de foto zien.

Hoe betrouwbaar is de simulator?

In tegenstelling tot veel andere, reeds bestaande software, is door TNO gebruik gemaakt van gevalideerde wetenschappelijke modellen over gezichtsscherpte, contrastwaarneming, gezichtsveld en lichtverstrooiing. Hierdoor is het mogelijk om precieze berekeningen uit te voeren aan de hand van foto’s van verschillende situaties.
LP Lichtperceptie.
Lui oog Een kind dat steeds met slechts een oog fixeert als gevolg van scheelzien. Het loopt de kans dat het beeld van het niet-fixerende oog wordt onderdrukt. Het kind ontwikkelt een lui oog.
Lui oog, oorzaken van Oorzaken van een lui oog kunnen zijn:

  • Scheelzien: Een groot verschil in de brilcorrectie tussen beide ogen.
  • Een afwijking van het hoornvlies.
  • De ooglens of het glasvocht.
  • Samengaan van bovenstaande drie oorzaken.
Lumen De eenheid voor hoeveelheid licht per seconde.
Luminantie De lichtsterkte die uitgestraald wordt in een bepaalde richting door een lichtbron of een verlicht oppervlak per oppervlakte eenheid. Dit wordt ook wel de objectieve helderheid van een object genoemd. Het begrip luminantie drukken we uit in candela per m2. Het begrip luminantie is iets wezenlijk anders dan Illuminantie.
Luminantiemeter Apparaat om de luminantie te meten. Een luminantiemeter moeten we onderscheiden van een luxmeter.
Lux (Lx) De internationale eenheid voor verlichtingssterkte, uitgedrukt in de formule lumen/m2. Anders gezegd, Een lux is de hoeveelheid licht die een lichtbron met een lichtsterkte van 1 candela verlicht op 1 meter afstand geeft.
Luxatio lentis Het verplaatsen van de lens naar achteren (in het glasvocht van de oogbol) of naar voeren (in de voorste oogkamer) door verscheuring of een verzwakking van de spiervezels (zonulavezels). Ook wel ectropia lentis genoemd (Latijn).
Luxmeter Apparaat om de verlichtingssterkte te meten. Deze bestaat uit een lichtgevoelige cel en een aanwijsmeter.
LVA Low Vision Aids. Hulpmiddelen voor slechtzienden.
LVO Low vision onderzoek (lvo). Het onderzoek naar de visuele functies en de visuele mogelijkheden.
Lysosomen Lysosomen zijn te beschouwen als afvalverwerkers binnen in de cel. Het zijn door een membraan omgeven, enzymbevattende kleine structuren in het cellichaam. Zij zorgen ervoor dat stoffen, die de cel niet (meer) nodig heeft worden “gerecycled”, dat wil zeggen “bewerkt voor hergebruik” door de cel, of worden afgevoerd.
m.e.c. Afkorting van “met eigen brilcorrectie”.
Macula (1) Het kleine gedeelte van het netvlies (retina) om de fovea heen met een hoge concentratie kegeltjes waarmee we scherp zien. Ook wel gele vlek genoemd. Het gebied is ongeveer zes millimeter in doorsnede.
Macula (2) Gele vlek, concentratie van zenuwcellen in het netvlies waar het beeld het scherpst is.
Maculadegeneratie (1) Een achteruitgaan (degeneratie) van de macula van het oog. De macula is het kleine gebied op het netvlies waarmee we fijne details onderscheiden. Het gevolg is een vermindering van het centrale gezichtsvermogen. Het is erfelijk of is het gevolg van een toxoplasmose in de tweede helft van de zwangerschap. De aandoening gaat doorgaans samen met een gestoorde kleurgevoeligheid.

Restvisus bij maculadegeneratie
Bij maculadegenaratie zijn fijne werkzaamheden als lezen, naaiwerk, enzovoort moeilijk of geheel onmogelijk. Een maculadegeneratie vermindert het centrale zien, terwijl het perifere zien (onder andere nodig bij de oriëntatie) meestal behouden blijft. De persoon kan de bus wel zien aankomen, maar kan het busnummer niet (meer) lezen. Een maculadegeneratie leidt meestal niet tot een totale blindheid. Klachten bij een maculadegeneratie zijn: Woorden zijn wazig en letters worden nauwelijks nog onderscheiden (lezen wordt moeizaam of is onmogelijk).
Beeld van wat een persoon met maculadegeneratie zou kunnen zien

Beeld van wat een persoon met maculadegeneratie zou kunnen zien

maculadegeneratie (2) Het steeds slechter gaan functioneren van de gele vlek.
maculadegeneratie, seniele De vorm van maculadegeneratie die het vaakst voorkomt bij oudere mensen.
Macula lutea De gele vlek, het in de achterkant van het oog gelegen netvliesgedeelte. Het is de plaats van het centrale zien.
Macula lutea Gele vlek in het netvlies van het oog. Macula betekent “vlek” en lutea is “geel”.
Macula oedeem Het verzamelen van vloeistof in en onder de macula (gele vlak) van het netvlies.
Maculopathieë n Dit zijn aandoeningen van de gele vlek. Een voorbeeld hiervan is de leeftijdsgebonden maculadegeneratie.
Magnocellulaire neuronen De naam van de specifieke grote cellen van de LGN (Lateral Geneculatum Nucleus).
Magnocellulaire visuele (zenuw) banen De visuele (zenuw) banen die beginnen in bepaalde delen van het netvlies en eindigen in de magnocellulaire lagen van de LGN.
Manifest Zichtbaar.
Marcus Gunn fenomeen Een afferente pupildefect.
Marfan, syndroom van Een aangeboren erfelijke stoornis met betrekking tot skelet- en cardiovasculaire afwijkingen, extreem lange armen en benen, dislocatie van de lens, myopie, coloboom van de iris.
Marshmallow tip Het ronde balletje onder aan de roltaststok. Het is bedoeld om de veegbeweging te vergemakkelijken. De persoon houdt voortdurend contact met de grond.
Media Dit is een verzamelnaam voor het hoornvlies en de lens.
Mediaal Dat wat gelegen is op de mediaan of in het midden.
Medicatie Medicatie heeft bijna altijd een vorm van nevenwerking of bijwerking. Het is echter niet eenvoudig om deze nevenwerking vast te stellen, omdat de oorzaak gevolg relatie niet steeds duidelijk te leggen valt. In grote lijnen worden de volgende soorten nevenwerkingen onderscheiden:

  • Lokale nevenwerkingen van oogheelkundige medicatie.
  • Algemene nevenwerkingen van oogheelkundige medicatie.
  • Oogheelkundige nevenwerkingen van niet-oogheelkundige medicatie.
  • Nevenwerkingen van medicatie en contactlenzen.
Voor een uitwerking wordt verwezen naar meer specifieke literatuur.
Medriaticum (mydriaticum) Oogdruppels die de pupil verwijden.
Meervoudige beperking Er is sprake van twee of meer ernstige functiestoornissen, waarbij de bestaande compensatiemogelijkheden nauwelijks bruikbaar zijn en die direct invloed hebben op de mogelijkheid tot leren en leiden tot een ander bestaan, die niet herleidbaar is tot de afzonderlijke functiestoornissen.
Membraam Een membraan is een dunne scheidingswand, bijvoorbeeld van een lichaamscel of van een structuur in de lichaamscel; een membraan bevat zeer kleine poriën, waar doorheen stoffen kunnen worden getransporteerd. Een membraaneiwit is een eiwit, dat gedeeltelijk door het membraan heenloopt. (een mogelijke functie is het bevorderen van en het transport. )
Mesoptisch zien Zien waarbij zowel de kegeltjes als staafjes actief zijn.
Metabolisme De stofwisseling.
Metamorfopsie De persoon ziet de omgeving vervormd: kleiner, groter, “vreemd”, golvend of op een andere manier verwrongen. Dit fenomeen kan zich partieel (gedeeltelijk) uiten; de persoon ziet de gezichten soms verwrongen, maar veder ziet alles er normaal uit. Metamorfopsie is verwant aan pseudohallucinaties.
Microkeratoom (1) Een microkeratoom is een chirurgisch apparaat waarmee de beschermende flap bij een LASIK-behandeling wordt gecreëerd.
Microkeratoom (2) Bij de LASIK-behandeling wordt een dunne hoornvliesflap gemaakt. Het mechanische instrument waarmee dit gedaan wordt is de microkeratoom. In het mikro-keratoom zit een speciaal vlijmscherp mesje dat speciaal gemaakt is om een flapje te snijden. Er zijn verschillende fabrikanten die een mikro-keratoom fabriceren.
Microphthalmus (microftalmie) Een te klein en/of onderontwikkeld oog.
Migraine Een vorm van hoofdpijn die bij vijf tot tien procent van de totale bevolking voorkomt, zowel bij volwassenen als bij kinderen. Een duidelijke oorzaak van de migraine is onbekend. Bij een aantal vormen van migraine komen oogklachten voor, vooral flikkeringen voor de ogen (een aura) en zij bestaan uit het ervaren van sterren, bepaalde golfpatronen en vlekken. Doorgaans ervaren de personen deze verschijnselen in het centrum van het gezichtsveld, maar soms ook aan de zijkanten. Bij sommige personen treden tijdens de migraine aanvallen een eenzijdig gezichtsveld uitval op of zelfs visuele hallucinaties. Na de migraine aanval zijn de oogverschijnselen eveneens verdwenen.
Min glazen (- glazen) Correctieglazen ter correctie van een myopie (bijziendheid).
Min-lens Zie concave lens.
Minimum separabile De ondergrens van het oplossend vermogen van het oog.
Miosis Het vernauwen van de pupil bij veel licht.
Mioticum Een stof die de pupil vernauwt, bijvoorbeeld pilicarpine.
Mobiliteit Mobiliteit is de vaardigheid om zich met of zonder gebruik van hulpmiddelen zelfstandig en doelbewust te verplaatsen van de ene plaats naar de andere. Het is de mogelijkheid om zich te verplaatsen in de eigen omgeving.
ezien aanwijzing
Wij kunnen met één oog een naar verhouding een goed inzicht van diepte verkrijgen. De aanwijzingen in de omgeving geven ons een idee over het ruimtelijk perspectief.

  • Lineair perspectief: Lijnen die samenkomen in een punt (convergerende lijnen) interpreteren we als parallelle lijnen in de buitenwereld.
  • Textuurgradint: Grotere objecten en voorzien van details interpreteren we als vooraan staand. Kleinere en fijnere objecten en met minder detaillering interpreteren we als verder weg staand.
  • Interpositie: Objecten die dichterbij staan (vooraan staan) blokkeren een deel van het zicht op objecten die verder weg (achteraan) staan.
  • Relatieve grootte: Voorwerpen die dichterbij staan zijn grotere dan voorwerpen die achteraan (verder weg) staan.
  • Relatieve hoogte: Hogere voorwerpen staan lager in het kader. Licht en schaduw: De ene zijde van een voorwerp is licht gekleurd en de andere zijde donker.
Mondriaan prikkels (stimulus) Deze bestaan uit een mozaïek van rechthoekige vormen van (doorgaans) zwart, grijs en wit.
Monochromatisch Licht van een bepaalde golflengte (kleur). De persoon heeft een slechte kleurwaarneming of in het geheel geen kleurwaarneming.
Monoculair Het kijken met één oog. Het staat tegenover binoculair.
Monoculair gebied Het gebied van het visuele veld dat slechts licht ontvangt van een van beide ogen, dit in tegenstelling tot het binoculaire gebied.
Monoculaire diplopie Het dubbelzien met één oog.
Monoculaire telescoop Een eenzijdige telescoopbril om met het voorkeursoog te kijken in de verte.
Monoptische stimulatie Wanneer slechts een oog visuele informatie ontvangt, doordat het andere oog afgeplakt of gesloten is.
Monovisie Monovisie is een gezichtsscherpte afstelling tijdens een ooglaserbehandeling waarbij één oog wordt gecorrigeerd voor dichtbij zien, en het andere voor veraf.
Monovision Bij monovision wordt een goed vertezicht aan een oog gecombineerd met een goed leesvermogen aan het andere oog wat ervoor zorgt dat een leesbril langere tijd vooruit geschoven kan worden.Het oog wat het meest actief is (het dominante oog) wordt volledig gecorrigeerd en op sterkte 0 gebracht. Met dit oog kijk je daarna in de verte.Het andere oog is niet dominant en een reststerkte van –1 of –1,5 zal voor dat oog een goed leesvermogen betekenen.Wanneer iemand nog niet bekend is met het monovisie-systeem, is het sterk aan te bevelen om dit door middel van contactlenzen eerst te proberen alvorens dit definitief te maken middels refractieve chirurgie.Voordeel van monovisie is dat de leesbril langere tijd voorkomen kan worden.Nadeel is echter dat er grenzen zitten aan het verschil tussen beide ogen. Als het verschil tussen beide ogen te groot wordt zal dit als een onbalans ervaren worden zodat het ‘lees-oog’ de verte stoort. Wanneer er na verloop van jaren toch een leesbril nodig is, blijf je altijd in de verte wat minder zien omdat het ‘leesoog’ voor de verte niet actief is.
Mororeflex Een sterke prikkel, bijvoorbeeld een hard geluid of een onverwachtse aanraking levert een plotseling strekken en spreiden van de bovenste ledematen gevolgd door buigen naar de middellijn toe.
Mouches voulantes Fijne celwanddeeltjes die drijven in het glasvocht en die men soms ziet als men bijvoorbeeld in fel licht kijkt. Letterlijk betekent het “vliegende muggen”.
Multidisciplinair Bij een multidisciplinaire samenwerking vindt overleg plaats tussen vertegenwoordigers van verschillende vakgebieden, waarbij de onderlinge relatie nog in het midden wordt gelaten. De deelnemers leveren gelijktijdig, maar onafhankelijk van elkaar hun bijdrage. Het accent ligt op elkaar informeren. Adviezen van bepaalde disciplines hebben echter steeds een overwicht.
Multifocaal Multifocaal wil zeggen dat er meerdere sterktes gecreëerd worden zodat op alle afstanden scherp gezien kan blijven worden. Bekend voorbeeld hiervan is de multifocale bril met het onzichtbaar geslepen leesdeel onderin de glazen.Zowel laserbehandelingen als implantlenzen kunnen een multifocaal zicht leveren. De voorspelbaarheid van een multifocale behandeling is echter gering. De moeilijkheid bij multifocale behandelingen is dat een heel juiste balans gevonden moet worden tussen enerzijds een optimaal vertezicht en anderzijds een voldoende leesvermogen. Teveel vertezicht levert matige leesprestaties op waarbij nog altijd een leesbril nodig is. Erger nog is wanneer er te veel leesvermogen aanwezig is zodat het vertezicht negatief wordt beïnvloed.Omdat de multifocale technieken binnen de refratiechirurgie nog niet doorontwikkeld zijn is ons advies om voorlopig zeer terughoudend te zijn met het laten uitvoeren van een multifocale laserbehandeling.
Multifocus bril Een bril met corrigerende glazen met vanuit het midden naar beneden toe continu oplopende sterkte. Een dergelijke bril corrigeert voor het zien in de verte en voor het zien op korte afstand.
Multiple Sclerose (MS) Een aandoening van het zenuwstelsel waarbij de beschermende laag om de zenuwcellen, de myeline, achteruitgaat en de zenuw beschadigt.
Musculus Spier. De musculatuur (de spieren als groep). Dit wil zeggen: alle spieren als geheel.
Musculus rectus externus Een van de uitwendige oogspieren.
Mutatie Een erfelijke verandering in het genetische materiaal. Mutatie kan ontstaan in de opbouw van een eicel of door externe invloeden. Door mutatie kan er iets misgaan en kan het organisme ziek worden. Maar het speelt ook een belangrijke rol in evolutie omdat er door mutatie nieuwe eigenschappen kunnen ontstaan.
Mydriasis Het verwijden van de pupil bij weinig licht.
Mydriatica Pupilverwijdende middelen.
Myeline De naam voor de beschermende vetachtige laag die vele zenuwvezels van het lichaam omgeven.
Myopie (1) Bijziendheid. Dit is een brekingsafwijking waarbij de binnenkomende lichtstralen op een punt voor de retina samenvallen (het brandpunt valt voor de retina). Dit omdat de oogbol te lang is in vergelijking met het brandpunt. Voor de persoon is het onmogelijk om op afstand voorwerpen en personen scherp te zien. Hij zal een wazig beeld op het netvlies geprojecteerd krijgen. Op (zeer) korte afstand wordt een voorwerp wel scherp gezien.
Myopie (2) Bijziend, de lichtstralen komen voor het netvlies terecht door een te bolle ooglens of omdat de ooglens te lang is
Myopie gravis De benaming voor een progressieve (een in ernst toenemende vorm van ) myopie.
Nabeeld Een beeld dat wordt gezien onmiddellijk na het beëindigen van de visuele prikkel met dezelfde kenmerken als de echte prikkel.
Nabij visus De mogelijkheid om objecten op leesafstand van elkaar te onderscheiden, doorgaans is dat ongeveer 30 centimeter afstand van het oog.
Nabijpunt De kortste afstand waarop we het oog scherp kunnen stellen (accommoderen). Dit punt varieert afhankelijk van de accommodatie mogelijkheid. Kinderen kunnen beter accommoderen dan oudere mensen.
Nachtbijziendheid Nachtbijziendheid kan optreden wanneer alleen het centrale deel van het hoornvlies gemodelleerd wordt. De ogen ogen worden meer bijziend worden als de pupil vergroot, zoals onder schemercondities, waardoor ook lichtstralen door het niet-behandelde deel het oog binnen treden. Het kan dan nodig zijn om een lichte bril te dragen.
Nachtblindheid Dit is een aandoening waarbij het scotopisch zien gestoord is. Dit kan onder meer veroorzaakt worden door het onvoldoende functioneren van de staafjes op het netvlies.
Nachtblindheid (“Kijk dit is” serie) Bij congenitale stationaire nachtblindheid zie je, vanaf je geboorte, erg slecht in schemer en in donker. Meestal kun je ook niet scherp zien, wanneer het licht is. Een aangeboren stationaire nachtblindheid verergert niet; het blijft zoals het is. Je oog kan zich aanpassen aan verschillende lichtsterktes. Je netvlies met de kegeltjes en de staafjes helpt daarbij. Je kegeltjes zorgen er voor dat je scherp ziet en kleuren ziet. Met de staafjes kun je in het schemer zien; maar niet scherp en niet in kleur. In je staafjes zit alleen zwart/wit pigment, dit heet rodopsine. Rodopsine moet telkens weer worden aangemaakt. Bij iemand met nachtblindheid wordt rodopsine niet genoeg aangemaakt. Dan kun je in het donker en schemerdonker niet goed zien. Meestal kun je ook niet scherp zien wanneer er voldoende licht is. Je gezichtsscherpte wisselt dan van 10% tot 70%. Als je 10% ziet dan kun je op één meter aan details zien, wat iemand die goed ziet, op tien meter nog kan zien. Dit gebeurt er:

  • Je kunt in het donker en schemer niet gaan wandelen of fietsen.
  • Je vindt de overgang tussen lichte en donkere plekken lastig om in te schatten.
  • Je vindt kijken vermoeiend.
  • Je vindt het lastig om met spel de bal te volgen en de spelers.
  • Je kunt voorwerpen, plaatjes en letters met een goed contrast makkelijker zien.
  • Je vindt het lastig om personen te herkennen die verder weg staan.
  • Je kunt teksten met een gewone lettergrootte nog lezen. Je moet dan wel voldoende licht hebben. Soms kun je gewone boeken niet lezen.
Dit kun je doen:
  • Zorg voor goede verlichting op je werkplek, zo kan je alles beter zien.
  • Zorg ook voor voldoende licht in de ruimtes waar je regelmatig bent.
  • Door vergrotingen of leeshulpmiddelen te gebruiken kan je teksten beter lezen.
  • Als je boeken dichterbij houdt kun je ze beter lezen.
  • Door vooraan in de klas te gaan zitten kun je beter op het bord zien.
  • Je kunt je leraar of lerares vragen te vertellen wat hij of zij op het bord schrijft.
  • In het donker en schemer is het slim dat je vervoer regelt. Zo kom je veilig thuis.
  • Als je een verstelbare tafel gebruikt kun je in een goede houding zitten bij een korte kijkafstand.
  • Aan het begin van het schooljaar kan je aan je klasgenoten vertellen wat er precies met je ogen aan de hand is. Zo kunnen ze goed begrijpen waarom je bijvoorbeeld vooraan in de klas zit.
Nachtzien scotopisch zien.
Nasaal Neuswaarts. Aan de kant van de neus. Soms ook geschreven als nasalis (Latijn).
Nastaar Het achterste lenskapsel met de eventueel achtergebleven lensresten nadat de oorspronkelijke lens verwijderd is, de zogenaamde extracapsualire lensextractie.
Navigatie vaardigheden Vaardigheden die vereisen dat de persoon zich kan oriënteren in de ruimte in relatie tot een vaststaand ruimtelijk punt.
NCL NCL “Neuronale Ceriod Lipofuscinoses” is de naam voor een groep stofwisselingsziekten. Genetisch zijn zij ingedeeld naar beginleeftijd.
Necker kubus Een kubus met een ambigue perspectief. We zien soms de kubus van boven en dan weer van onderen, maar nooit tegelijk, de beelden wisselen zich af.
Negatief glas Een glas met een divergerende werking. Dat wil zeggen dat de lichtstralen uiteen worden gebogen.
Neglect Letterlijk betekent dit het veronachtzamen, het niet letten op. Het is een stoornis in de beleving van de ruimte en heeft betrekking op de beleving van het eigen lichaam als van de omgeving. Bij een hemineglect (halfzijdig neglect) heeft de persoon geen besef meer van een helft van de wereld (of de linkerhelft of de rechterhelft bestaat niet meer voor de persoon). Hij negeert dat deel van de wereld geheel. Hij ziet bijvoorbeeld slechts het eten op een helft van het bord en vergeet de andere helft, het bestaat eenvoudigweg niet voor hem. Door het bord nu 180 graden te draaien kan de persoon de rest van het voedsel op het bord vinden. Een neglect kan veroorzaakt worden door een hersenbeschadiging in de rechter paritaalkwab. Een neglect kan ook betrekking hebben op de motoriek, de tast, de geuren en geluiden.
Neon-kleuren spreiding Dit is het verschijnsel waarbij de kleur lijkt weg te lekken naar de omgeving. Wanneer we naar het rode kruis kijken of naar de Ehrenstein-figuur dan krijgen we een beeld van het verschijnsel. Wanneer we het rode kruis afzonderlijk bekijken dan lijkt het een normaal beeld. Wanneer we de Ehrenstein-figuur gesoleerd bekijken dan roept het een schijnbare contour op. Wanneer het rode kruis geplaatst wordt in het Ehrenstein-figuur, dan lijkt de rode kleur weg te vloeien vanuit het kruis en vult een schijnbare figuur. Hetzelfde effect (het schijnbaar wegvloeien van de kleuren) ervaren we in de linkerfiguur.
Neonaat Pasgeborene.
Neovascularisatie De vorming van nieuwe bloedvaten. Dikwijls zijn deze bloedvaten zeer dun en niet geschikt voor de plaats waar ze ontstaan.
Nervus Zenuw.
Nervus abducens De zesde hersenzenuw behorende bij de oogspierwerking. Als deze zenuw beschadigd is, kan het oog niet meer naar buiten draaien en het oog staat dan naar binnen gericht.
Nervus facialis De motorische gezichtszenuw.
Nervus opticus Oogzenuw, ook wel gezichtszenuw. Deze zenuw geleidt de prikkels van het netvlies in het oog naar de hersenen. Een onderbreking van de oogzenuw leidt tot blindheid van het betreffende oog.
Netvlies (1) * Een zenuwlaag waarop het beeld wat via de lens binnen komt a.h.w. geprojecteerd wordt. * Het netvlies is de lichtgevoelige achterkant van het oog waarop het beeld scherp dient te worden geprojecteerd. Het netvlies bevat kegeltjes en staafjes.
Netvlies (2) Het netvlies (retina) is een dunne zenuwlaag aan de achterkant van de oogbol die ongeveer 127 miljoen lichtgevoelige receptoren bevat. Deze receptoren bevatten fotopigmenten die chemisch reageren wanneer licht erop valt. Daardoor zetten ze lichtenergie om in elektrische impulsen die, na wegfiltering van onbelangrijke overbodige informatie, via de oogzenuw (nervus opticus) naar de hersenen gestuurd worden. De receptoren bestaan uit twee soorten cellen:Staafjes zijn gevoelig voor licht van een lage sterkte en geven geen kleuren door.Kegeltjes vangen kleuren op en zorgen ook voor de helderheid. Deze cellen komen het meest voor in de fovea aan de achterkant van het oog. De kegeltjes kunnen doen hun werk optimaal in daglicht omdat ze niet reageren op licht van relatief lage sterkte.In een oog zonder afwijkingen worden evenwijdige lichtstralen zodanig gebroken dat ze in het centrale gedeelte van het netvlies, de fovea, bij elkaar komen. De fovea is het centrale gedeelte van het netvlies, het punt waar de concentratie kegeltjes het grootst is. Rond de fovea vangt het netvlies wel beelden op zodat we dingen half zien ofwel het perifere zicht genoemd. Samen zorgen het perifere en centrale zicht voor een compleet beeld van de buitenwereld.
Netvlies dystrofie Een algemene (generieke) naam om het achteruitgaan (degeneratie) van het netvlies (retina) aan te geven.
Netvliesloslating Een scheiding van het netvlies van de achterliggende pigmentlaag en leidt tot een vermindering of zelfs het volledig verdwijnen van het gezichtsvermogen. Een directe medische ingreep is noodzakelijk om een permanente visuele beperking geheel of gedeeltelijk te voorkomen. De persoon merkt kleine spinragjes of pluisjes voor het oog op. Vooral lichtflitsen wijzen in de richting van een netvliesloslating. De gezichtsvelduitval begint doorgaans aan de kant van de neus. De gezichtsscherpte daalt pas wanneer de macula losraakt van de onderlaag. Gezichtsveld uitval bij een netvliesloslating. Aan de onderkant en de rechterkant van het beeld wordt niets waargenomen. Gezichtsvelduitval bij een netvliesloslating. Er wordt nog slechts een kleine hoeveelheid licht waargenomen. Een netvliesloslating komt jaarlijks ongeveer bij één op de 10.000 mensen voor. Het kan op alle leeftijden optreden, maar bij ouderen is het risico het grootst. Ook mensen met bijziendheid of met netvliesloslating in de familie lopen een groter risico. Een netvliesloslating wordt meestal veroorzaakt door de aanwezigheid van scheurtjes in het netvlies. Deze zijn veroorzaakt door veranderingen in het glaslichaam, een geleiachtige stof binnen in het oog, dat vast zit aan de achterkant van de oogbol, het netvlies. Wanneer in de loop van het leven het glasachtige lichaam gaat krimpen dan kunnen op de aanhechtingsplaatsen met het netvlies gaatjes ontstaan. Door deze gaatjes kan er vloeistof tussen het netvlies en de achterkant van het oog komen. Dit proces is de netvliesloslating. Het gedeelte van het netvlies dat loslaat van de achterste laag functioneert niet meer goed. In 90% van de gevallen lukt het na een operatie het netvlies weer te laten aansluiten op de achterwand. Het gezichtsvermogen blijft dan behouden, hoewel er meestal wel sprake is van een geringe achteruitgang in het zien. Indien het niet mogelijk is om het netvlies aanliggend te krijgen ontstaat er geleidelijk aan een blindheid.
Neuritis Een neuritis ontstaat als gevolg van een ontsteking van de oogzenuw door een virus, bestraling, chemische invloeden of een de-myelenisatie (dit is het verdwijnen van de vetachtige stof om een zenuwbaan). De gezichtsscherpte vermindert binnen enkele dagen tot 1/60 of minder. De oogbewegingen veroorzaken een geringe pijn.
Neuritis optica ontsteking van de oogzenuw
Neurologisch visuele Stoornissen De term neurologisch visuele stoornissen wordt gebruikt om het verlies van visuele mogelijkheden te beschrijven als gevolg van een hersenbeschadiging. Een hersenbloeding, een traumatisch hersenletsel, hersenonderzoek of andere verworven hersenbeschadiging kan een visuele stoornis veroorzaken. Terwijl we doorgaans een verlies van visuele mogelijkheden verbinden met een beschadiging of een ziekte van het oog zelf, zijn er ook vele hersengebieden die betrokken zijn bij het zien en de waarneming. Wanneer er sprake is van een neurologisch visuele stoornis kan het oog zonder problemen functioneren, terwijl het signaal van het oog naar de hersenen het signaal op de gebruikelijke manier niet kan verwerken.
Neurologische signalen Dit zijn ziektesignalen van het zenuwstelsel die naar voren komen (op de uiterlijke verschijning betrekking hebbende). Dit in tegenstelling tot subjectieve symptomen, zoals hoofdpijn, die uitsluitend door de persoon gemeld kunnen worden.
Neuropathie Een afwijkende en doorgaans degeneratieve toestand van het zenuwstelsel. Bijvoorbeeld een verminderde tactiele gevoeligheid bij diabetes mellitus.
Nevenwerkingen Doorgaans gezegd van medicatie (psychofarmaca) en slaapmiddelen. Ook wel aangeduid als bijwerkingen.
NGRC Het Nederlands Gezelschap voor Refractiechirurgie (NGRC) is opgericht als werkgroep van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) in 1997. Zij stelt zich ten doel de kwaliteit van de refractiechirurgie in Nederland te bewaken en te bevorderen. De leden van het NGRC zijn oogartsen die zich bezighouden met het uitvoeren van refractiechirurgische ingrepen in Nederland, en tevens lid zijn van het NOG.
Niet-concomitterend strabismus Bij een niet-concommitterend strabismus is het scheelzien afhankelijk van de stand van de ogen.
Niet-scherp zien Een verminderde gezichtsscherpte betekent problemen bij het scherpe zien (draad in de naald doen, lezen, mensen herkennen). Richtlijnen zijn: geschikte verlichting uitzoeken, contrasten gebruiken en zo mogelijk voorwerpen vergroten. Oorzaken kunnen bijvoorbeeld zijn: maculadegeneratie en cataract.
Normalisatie Het beginsel van normalisatie houdt in dat mensen met visuele beperkingen zoveel mogelijk gebruik kunnen maken van de reguliere hulpverlening en voorzieningen. Een revalidatie instelling voor slechtziende en blinde mensen geeft aanvullende zorg, namelijk dat waarin de reguliere zorgverlening niet toereikend is. De revalidatie instelling heeft daarbij de taak te zorgen voor overdracht van kennis, consultatie en advies met betrekking tot mensen met visuele beperkingen aan deze reguliere instellingen.
Nucleair cataract Zie kerncataract.
Nvtc of ntc Niet (verder) te corrigeren. Wordt gezegd wanneer dat een andere brilcorrectie (een andere sterkte van het brillenglas) de gezichtsscherpte niet verder verbetert.
Nystagmus (1) Onwillekeurige bewegingen van het oog, doorgaans ritmisch en in de ene richting sneller dan in de andere richting. Er zijn verschillende vormen van nystagmus (onder meer een horizontale en een verticale nystagmus). Doorgaans is een nystagmus aangeboren, zoals bij albinisme, totale kleurenblindheid, aangeboren staar (cataract), een ontsteking van de gezichtszenuw, bij defecten van het centrum van het netvlies. Een nystagmus wordt doorgaans in drie categorieën onderverdeeld: Secundair aan (als gevolg van) een visuele stoornis. Secundair aan (als gevolg van) een intracranile (binnen in de schedel) afwijking en intoxicaties (vergiftiging)Aangeboren (congenitaal) goedaardige zelfstandige nystagmus.
Nystagmus (2) Voortdurend onwillekeurig bewegen van het oog.
Nystagmus (“Kijk dit is” serie) Nystagmus heet ook wel trilogen of wiebelogen. Je ogen bewegen zonder dat je het wilt. Dit komt omdat je hersenen je oog niet goed sturen. Je ogen kunnen heen en weer gaan als een klepel van een klok of op en neer bewegen. Als bij je geboorte je gezichtsvermogen niet goed is, kan daardoor een nystagmus ontstaan. Omdat je ogen trillen, kun je de ogen niet goed richten op iets wat je wilt zien. Je kunt dan niet scherp zien. Als je altijd al wiebelogen hebt gehad, dan heb je geen last van trillende beelden. Je hersenen hebben zich dan al goed aangepast. Dit gebeurt er:

  • Je ogen wiebelen.
  • Je ziet beelden niet scherp, maar ze wiebelen niet.
  • Je houdt de boeken dichter bij om beter te kunnen zien.
  • Je wordt van veel kijken moe.
  • Je hebt meer tijd nodig om te kijken.
  • Je vindt het lastig om bij een spel de bal te volgen.
  • Je nystagmus kan erger worden als je moe of ziek bent of één oog dicht doet.
  • Je houdt je hoofd vaak in een bepaalde voorkeursstand om beter te zien.
  • Je vindt het lastig om te fietsen, zeker bij regenachtig en schemerig weer.
Dit kun je doen:
  • Zorg voor voldoende licht, dit helpt je bij het kijken.
  • Probeer materiaal met veel contrast te gebruiken, dit zal je helpen bij het zien.
  • Door vergrotingen of leeshulpmiddelen te gebruiken kan je teksten beter lezen.
  • Ook leeskaders zullen je helpen met lezen.
  • Probeer de hoofdstand te zoeken waarbij je nystagmus het minst merkt.
  • Je kunt proberen of je contactlenzen fijn vindt.
  • Als je met één oog duidelijk minder ziet is het slim om een beschermbril te dragen.
  • Door vooraan in de klas te gaan zitten kan je alles beter zien. Zorg voor een goede verhouding tussen inspanning en ontspanning. Vraag om extra tijd om te lezen.
  • Als je een verstelbare tafel gebruikt, kun je in een goede houding zitten bij een korte kijkafstand.
  • Aan het begin van het schooljaar kan je aan je klasgenoten vertellen wat er precies met je ogen aan de hand is. Zo kunnen ze goed begrijpen waarom je bijvoorbeeld vooraan in de klas zit.
Nystagmus latens De nystagmus is verborgen aanwezig. Het wordt pas zichtbaar als een oog wordt afgedekt (latente nystagmus).
Nystagmus, fysiologische Hiervan wordt gesproken als een nystagmus ontstaat in de uiterste oogstand, bijvoorbeeld bij het zover als mogelijk naar rechts kijken.
Nystagmus, rotatoire Een rolbeweging van het oog om de eigen as.
Nystagmus, ruk- Snelle heen en weer bewegingen van het oog.
Nystagmus, verworven vormen van De volgende vormen van verworven nystagmus worden onderscheiden:

  • Pendulaire nystagmus
  • Zaagtand nystagmus
  • Medicamenteuze zaagtand nystagmus
  • Epileptische nystagmus
  • Vestibulaire nystagmus
  • Downbeat nystagmus
  • Upbeat nystagmus
Objectpermanentie Hiermee wordt doorgaans bedoeld dat de persoonweet dat een voorwerp blijvend aanwezig is, ook al ziet of hoort de persoon het voorwerp niet meer. Het voorwerp blijft bestaan. Ook wel objectconstantie genoemd. Het begrip objectpermanentie wordt doorgaans gebruikt om een mijlpaal in de ontwikkeling van het jonge kind aan te geven.
Objectwaarneming Een algemene aanduiding voor: iets waarnemen Bijvoorbeeld: “het waarnemen van een object”. Hiermee wordt bedoeld dat de persoon iets waarneemt.
Occipitaal kwab Het achterste gedeelte van de hersenen dat verantwoordelijk is voor het zien en de visuele perceptie. Het omvat de visuele hersenen (visueel centrum of visuele cortex), wat het einde vormt van de visuele banen vanuit de ogen.
Occipitaalkwab Achterhoofdskwab. Dit is het achterste gedeelte van de hersenschors. Het is het kleinste hersenkwab dat betrokken is bij het zien.
Occlusie Een obstructie, blokkade of afsluiting. Zie occlusietherapie.
Occlusietherapie Dit is de eerste keuze van een amblyopiebehandeling geen behandeling om het scheelzien te verminderen, zie ook amblyopie). Het oog waarmee het kind fixeert wordt afgedekt met een speciale occlusiepleister. De duur van het afplakken varieert van enkele uren per dag tot hele dagen, afhankelijk van de ernst van de amblyopie. Therapietrouw is erg belangrijk voor het uiteindelijke resultaat.
Oculaire dominantie De benaming om de superioriteit van het ene oog over het andere oog aan te geven.
Oculaire torticollis Een scheve hoofdhouding als gevolg van een dwangstand van de ogen. Een onbehandelde oculaire torticollis kan leiden tot afwijkingen in de hals- en rugwervels. De behandeling is het gebied van de orthoptist en de oogarts en niet van een fysiotherapeut.
Oculocutaan albinisme Die vorm van albinisme waarbij ook in de huid en in de haren het pigment volledig ontbreekt. Zie ook albinisme.
Oculomotor apraxia Zie optische apraxie.
Oculomotorische functies Dit betreft alle functies die betrekking hebben op de beweging van het oog. Oculo = oog, Motorisch = de beweging betreffende.
Oculomotorische functies (in brede zin) Deze omvatten:

  1. Fixeren
  2. Onwillekeurige oogbewegingen
  3. Willekeurige blikbewegingen
  4. Volgen
  5. Accommodatievermogen
Oculopupillaris of oculopupillair Het oog (oculus) en de pupil betreffend (weinig gangbare term).
Oculus Het oog (Latijn). Het Griekse woord voor oog is ophthalmus.
OD rechteroog. Ook wel afgekort als VOD (visus opticus dextero), wat “visus rechteroog” betekent.
ODS Het rechteroog en het linkeroog. VODS+ visus opticus dextero sinister (Latijn).
Oedeem De ophoping van vocht vanuit de bloedbanen in het weefsel.
Ondercorrectie (1) Ondercorrectie is de situatie waarbij de uiteindelijk behaalde correctie van een ooglaserbehandeling minder is dan de geplande correctie.
Ondercorrectie (2) Ondercorrectie wil zeggen dat er nog bijziendheid of verziendheid resteert. Ondercorrectie ontstaat wanneer er onvoldoende weefsel van het hoornvlies is verwijderd met de laserbehandeling. Ondercorrectie is te behandelen door een nabehandeling waarbij de flap opgetild wordt en er een aanvullende laserbehandeling plaatsvindt. Elke herbehandeling houdt wel weer opnieuw een groot risico in en kans op verslechtering van de situatie.
Onmogelijke figuren Dit zijn figuren die wel op papier kunnen bestaan, maar niet in de werkelijkheid. Escher heeft veel tekeningen en etsen gemaakt van onmogelijke figuren. De linkerfiguur is de onmogelijke driebalk van Penrose. Hij lijkt op papier mogelijk, maar is ruimtelijk niet na te maken. De rechterfiguur is de oneindig stijgende of dalende trap van Penrose. Het lijkt een perpetuum mobile, maar is niet na te bouwen.
Onscherp zien Problemen met scherp zien op afstand
Ontwikkeling Het resultaat van de interactie tussen evolutie, rijping en leren.
Oog (Bron: ziekenhuis.nl: (horizontale doorsnede van het oog) 1 Hoornvlies (cornea), 2 Harde rok (sclera), 3 Regenboogvlies (iris), 4 Pupil, 5 Straalvormig lichaam (corpus ciliare), 6 Kamerhoek, 7 Vaatvlies (chorioidea), 8 Netvlies (retina), 9 Gele vlek (macula), 10 Lens, 11 Glasachtig lichaam (corpus vitreum), 12 zenuw (nervus opticus), 13 Papil. Het oog
Oog (“Kijk dit is” serie) Met jouw ogen kun je zien. Je oog werkt als een fototoestel. Jouw hersenen vertellen je wat je ziet. Je oog is een bol, gevuld met helder vocht. Het oog heeft een stevige witte wand met een opening aan de voorkant. Dit is de pupil. Het ziet er uit als een zwarte stip. Voor je pupil zit het doorzichtige hoornvlies. Om je pupil heen zit het gekleurde regenboogvlies, de iris. Achter je pupil zit je lens. Je oog vangt licht op. Dit licht gaat door je hoornvlies, pupil en lens en komt dan op het netvlies. Deze plek noemen we de gele vlek. De iris regelt hoeveel licht er binnenkomt. Zij maakt je pupil groter bij weinig licht of kleiner bij veel licht. Je lens zorgt er voor, dat het licht precies op de gele vlek valt. Op je gele vlek worden de lichtsignalen die binnenkomen, omgezet in stroompjes. Deze stroompjes gaan door de oogzenuw naar je hersenen. In je hersenen worden deze signalen verwerkt. Dan weet je pas wat je ziet.
Oogarts Een oogarts is een medicus die na een opleiding tot basisarts, nadien gedurende vier jaar zich gespecialiseerd heeft tot oogarts.
Oogboldruk (hoge) Oogboldrukverhoging kan een gevolg zijn van de voor de behandeling gebruikte steroïd druppels welke drie- tot vijfmaal per dag gedurende de eerste maanden gebruikt moeten worden. De oogboldrukverhoging kan soms een tweede soort oogdruppel noodzakelijk maken. De oogdruk behoort bij iedere controle gemeten te worden. Blijvende oogboldrukverhoging na een PRK is nog niet beschreven..
Oogdominantie De neiging om een oog meer te gebruiken voor het scherpstellen (fixeren en accommoderen) op een voorwerp en het andere oog niet. Doorgaans wordt het dominante oog gebruikt om het visuele veld af te tasten, van fixatiepunt naar fixatiepunt.
Oogdruk, te hoge Een verhoogde druk van de vloeistof in het oog. De normale oogdruk bedraagt tussen 10 en 22 mmHg (millimeters kwikdruk). Dit wil zeggen dat de meeste mensen een oogdruk hebben tussen deze waarden. Bij een te lage oogdruk verliest het oog zijn vorm en gaat de gezichtsscherpte achteruit. Bij een te hoge oogdruk verandert de vorm van het oog niet, maar levert schade op voor het netvlies.
Oogknipperreflex Een samentrekking van de spieren van het ooglid zodat het oog dicht gaat. Dit vindt spontaan plaats wanneer er onverwachte harde geluiden zijn, fel licht, bij het niezen of een bedreiging van het oog.
Ooglaseren Ooglaseren is een chirurgische ingreep die de refractieve afwijkingen corrigeert door de bolling van het hoornvlies te veranderen. Het doel van een ooglaserbehandeling is om iemand onafhankelijk te maken van optische hulpmiddelen zoals bril of lenzen.
Ooglens (1) Lens in de oogbol die dient om het beeld vanuit de verte of dichtbij scherp op het netvlies te projecteren.
Ooglens (2) De lens is (na het hoornvlies) het tweede belangrijkste onderdeel van het oog wat zorgt voor breking van het licht. De zachte, elastische, transparante lens groeit ons hele leven door en is opgehangen aan vezelbanden (Zonulae) die tussen het straallichaam en het lenskapsel lopen. Veranderingen in de spieren van het straallichaam leiden tot veranderingen in de vorm en refractieve sterkte van de lens. De nucleus is de celkern.
Oogletsel Er bestaan vele soorten van oogletsels, wisselend van een hinderlijk vuiltje op het bovenlid tot een dubbelzijdige perforatie van de oogbol met een mogelijkheid tot blindheid. De oorzaak van de oogletsels kunnen mechanisch (klap, ongeval, splinterdelen, enzovoort), chemisch, thermisch of ten gevolge van straling zijn.
Ooglidcorrectie Een van de meest uitgevoerde operaties procedures is een ooglidcorrectie. Een ooglidcorrectie verwijderd vetophopingen en/of overtollig huid dat door het ouder worden van de huid ontstaat. Erfelijkheid en schade door overtollig zonnen kunnen dit proces versnellen.
Oogproblemen, signalen voor Verschijningsvormen

  • Uitpuilen van de ogen
  • Opgezwollen randen van de oogleden
  • Korstige oogranden
  • Zenuwtrekkingen in de ogen
  • Verschillende grootte van beide ogen
  • Scheefstand van een oog
  • Rode ogen.
Gedrag van de ogen
  • De ogen draaien niet soepel in alle richtingen
  • Het afdekken van een oog, het hoofd, of het sluiten van een oog
  • Veel wrijven in het oog
  • Veranderingen in het wazig zien van een oog
  • Het oog afschermen van het licht (voorkomen dat er licht in het oog valt).
Klachten
  • Jeuk ogen, jeukerig gevoel in de ogen, branderige ogen
  • Droge ogen
  • Overgevoeligheid voor licht
  • Verlies van, verandering van gezichtsscherpte, vaagheid in het zien
  • Pijn in de ogen
  • Dubbel zien
  • Lichtflitsen, halo effecten in het zien, zwevende delen in het zien, “zwarte” vlekken in het zien.
  • Verlies van de mogelijkheid om zwart-wit, kleurverschillen en kleuren te onderscheiden.
Oogprothese Kunstoog.
Oogspiegelen Zie funduscopie.
Oogzenuw * Bundel van zenuwen die het stroompje transporteert naar de hersenen. * De oogzenuw is de zenuwbundel die de verbinding verzorgt tussen het oog en het visuele gedeelte van de hersenen dat verantwoordelijk is voor het zien.
Oor-oog coördinatie Het vermogen om gericht te kijken in de richting waar het geluid vandaan komt.
Oorzaken van slechtziendheid Er kunnen verschillende oorzakenonderscheiden worden van slechtziendheid. Door een specifieke stoornis in delen van het oog, de ooglens, het glasvocht of het netvlies: staar, te hoge oogdruk of glaucoom, netvliesloslating of een maculadegeneratie. Veroorzaakt door een verwonding of letsel: ongelukken, vloeistoffen in het oog, scherpte voorwerpen, tennisbal op het oog, enzovoorts. Slechtziendheid als behorende bij een ziekte: suikerziekte, multiples sclerose. Als bijwerking van medicatie: te hoge oogdruk. Als gevolg van een aangeboren of verworven stoornis in de hersenen. Als gevolg van of als neveneffect van psychiatrische stoornissen.
Oplossend vermogen van het oog Het vermogen van het oog om twee dicht bij elkaar gelegen punten afzonderlijk waar te nemen, ook wel gezichtsscherpte genoemd.
Opponente-processen theorie Deze theorie berust op de groepering van complementaire kleuren die in oppositie met elkaar werken: groen-rood, geel-blauw, wit-zwart. Wanneer er een bepaalde kleur wordt waargenomen, kan de complementaire kleur niet worden waargenomen door dezelfde receptor (cel).
Opticien De namen opticien en contactlensspecialist zijn geen wettelijk beschermde beroepen. Wel zijn er erkende opleidingen die voor deze beroepen diploma’s afgeven. Verspreid over ons land zijn er Middelbare Beroepsopleidingen (MBO’s) die opleiden voor het diploma opticien. Volgens de huidige wet is een opticien (net als een optometrist) bevoegd het gezichtsvermogen op te nemen en een bril aan te meten. Opticiens zijn doorgaans werkzaam in een optiekzaak. De titel “optometrist” is in de BIG-wet een beschermde titel geworden.
Opticus Oogzenuw.
Opticus atrofie Degeneratie van de oogzenuw.
Opticus atrofie (“Kijk dit is” serie) De opticus is de oogzenuwbaan. Deze verbindt je ogen met de hersenen. Bij een oogzenuwatrofie zijn de oogzenuwvezels beschadigd. Hierdoor kunnen de beelden uit je oog niet goed worden doorgegeven aan je hersenen. De atrofie kun je al vanaf je geboorte hebben. Een atrofie kan ontstaan door bijvoorbeeld druk op de oogzenuw of een tumor in je oogkas. Diabetes, langdurig slechte voeding of een infectie kan ook de oorzaak zijn. Door de atrofie ga je minder scherp zien. Ook heb je last van gezichtsvelduitval. Als de vezels in het middel van je oogzenuw beschadigd zijn, zit de uitval in het midden van je gezichtsveld. Als de vezels aan de buitenkant van je oogzenuw beschadigd zijn, zit de uitval aan de rand van je gezichtsveld. Dit gebeurt er: Je hebt moeite met het onderscheiden van kleuren. Je hebt moeite met lezen. Je hebt moeite met detail zien. Je hebt moeite met gezichten herkennen en TV kijken. Je ziet minder goed in schemer en donker. Dit kun je doen: Zorg voor voldoende licht, dit helpt je bij het kijken. Door vergrotingen of leeshulpmiddelen te gebruiken kun je teksten beter lezen. Probeer materiaal met veel contrast te gebruiken, dit zal je helpen bij het zien. Probeer systematisch te kijken; van links naar rechts en van boven naar onderen. Als je net iets boven of onder de regel kijkt kan je het soms beter zien. Door de afstand te vergroten krijg je meer overzicht. Aan het begin van het schooljaar kan je aan je klasgenoten vertellen wat er precies met je ogen aan de hand is. Zo kunnen ze goed begrijpen waarom je bijvoorbeeld vooraan in de klas zit.
Opticusatrofie Het is een verzamelnaam voor een aantal aandoeningen. Er is sprake van een degeneratie (verlies) van de oogzenuwvezels die de informatie van het netvlies naar de hersenen transporteert. De volgende verschijnselen en symptomen worden wel gevonden bij een opticusatrofie: verlies van zenuwvezels, bleekheid van de papil, verlies aan gezichtsscherpte en gezichtsveld en vaak gestoorde pupilreacties.
Optiek De leer van het licht of van het zien (oops = oog in het Grieks).
Optisch Alles wat met het zien heeft te maken.
Optisch chiasma Zie chiasma opticus.
Optische afasie Een omstandigheid waarbij de persoon een voorwerp kan benoemen indien het niet-visueel wordt aangeboden (bijvoorbeeld door het horen vertellen, door het voelen)Kan laten merken dat hij de aanwezigheid van een visueel aangeboden voorwerp opmerkt (bijvoorbeeld door het gebruik door middel van pantomime kan demonstreren), maarHet voorwerp niet kan benoemen wanneer het slechts visueel wordt aangeboden.
Optische apraxie Het onvermogen om de blik willekeurig op een bepaald punt (het punt van de interesse) te richten bij een intacte oculomotoriek. Soms ook wel oculomotor apraxia genoemd.
Optische hulpmiddelen Worden soms ook wel aangeduid met de Engelse term “Low vision” hulpmiddelen. Het zijn alle vormen van vergrotingsmiddelen (bril, loep, televisieloep, enzovoorts) die gebruik maken van lenzen; wordt doorgaans gebruikt door slechtziende personen.
Optische radiatie Het traject van “fijne zenuwbedrading” tussen het laterale geniculatum en de occipitale hersenschors. Het omvat de impulsen van de helft van ieder oog. De projectie van de LGN (laterale Genigulatum Nucleus) op de visuele hersenschors.
Optische schijf De opening in het netvlies waar alle axonen van het netvlies samenkomen in de oogzenuw. De plek komt overeen met de blinde vlek.
Optische sterkte (van de lens) De maat om aan te geven de sterkte waarin de lensi de invallende lichtstralen om kan buigen. De sterkte van licht ombuiging wordt aangegeven in dioptrie. Het menselijke oog heeft een optische kracht van ongeveer 58. 8 dioptrin. Zie ook dioptrie.
Optokinetische Nystagmus (OKN) Door middel van een draaiende cilinder met zwart-witbanen een nystagmus opwekken. Het meet de mogelijkheid van het oog om zwart-wit banen van verschillende breedten te herkennen en kan gebruikt worden om op een ruwe manier de gezichtsscherpte te bepalen. De OKN wordt vooral gebruikt bij niet-sprekende personen en (zeer) jonge kinderen.
Optometrist Een optometrist is in de BIG-wet erkende paramedisch specialist in het aanpassen van brillen, contactlenzen of van vergrotende hulpmiddelen (loepen, televisieloep) voor slechtzienden. Soms komen we ook de naam low-vision hulpmiddelen tegen. Voor het diploma optometrist is een vierjarige HBO-opleiding vereist. Deze opleiding wordt alleen aan de Hogeschool Utrecht gegeven.
Optotype Letter of figuur om de gezichtsscherpte te bepalen bij ee oogonderzoek.
Optotypenkaarten Optotypenkaarten zijn gestandaardiseerde reeksen van symbolen, letters, cijfers of patronen die worden gebruikt om het zicht en de gezichtsscherpte van een persoon te testen. Deze kaarten worden vaak gebruikt bij oogonderzoeken om de visuele acuïteit of het vermogen van een persoon om details op verschillende afstanden te zien te meten.

Enkele belangrijke kenmerken en aspecten van optotypenkaarten zijn:

  1. Gestandaardiseerde Symbolen: Optotypenkaarten bevatten symbolen die gestandaardiseerd zijn voor zichttesten. Deze symbolen variëren in grootte en complexiteit en kunnen bestaan uit letters zoals de letters van de Snellen-kaart (E, H, N, C, V, Z) of Landolt-ringen (cirkels met een onderbroken deel).
  2. Gezichtsscherpte: Optotypenkaarten worden gebruikt om de gezichtsscherpte van een persoon te meten, wat aangeeft hoe scherp en duidelijk iemand details kan waarnemen. De gezichtsscherpte wordt vaak uitgedrukt als een fractie, bijvoorbeeld 20/20, waarbij het eerste getal de afstand aangeeft waarop een persoon de testlijn kan lezen en het tweede getal de afstand waarop een persoon met normaal zicht de lijn zou kunnen lezen.
  3. Verschillende regels: Optotypenkaarten hebben meestal meerdere regels met symbolen van verschillende grootte en complexiteit. Naarmate de regels naar beneden gaan, worden de symbolen kleiner en moeilijker te lezen. Het laagste niveau waarop een persoon correct kan lezen, geeft de visuele acuïteit weer.
  4. Afstand en testomgeving: Optotypenkaarten worden meestal op een bepaalde afstand van de persoon geplaatst om het zicht te testen. De standaardafstand voor testen is vaak 6 meter, maar kan variëren afhankelijk van de specifieke test en het gebruikte systeem.
  5. Visuele correctie: Bij het testen van het zicht worden eventuele visuele correcties, zoals brillen of contactlenzen, meegenomen. Dit helpt om de gezichtsscherpte te meten zoals de persoon die het zou zien met hun gebruikelijke correctie.

Optotypenkaarten zijn een essentieel instrument voor oogzorgprofessionals om de visuele gezondheid en gezichtsscherpte van patiënten te beoordelen. Ze worden vaak gebruikt bij routinematige oogonderzoeken, bijvoorbeeld voor rijbewijskeuringen en medische controles. Verschillende optotypenkaarten en systemen zijn ontwikkeld, waaronder de Snellen-kaart, de Landolt-C-kaart en moderne digitale varianten, om verschillende aspecten van visuele waarneming te beoordelen.

Orbita Oogkas.
Ordelijk en systematisch kijken De persoon besteedt veel aandacht aan het visueel waarnemen van voorwerpen, afbeeldingen en de omgeving. Hij doet dit op een systematische manier. De persoon tast het voorwerp, de afbeelding of de omgeving stap voor stap met de ogen af, bekijkt de plaatjes een voor een, enzovoorts.
Oriëntatie Oriëntatie is het vaststellen van plaats en positie in de omgeving door middel van het gebruik van de zintuigen. Weten waar je bent, van waar je komt en waarheen je gaat.
Oriëntatie en mobiliteitsinstructeur Een professional die de slechtziende of blinde persoon helpt zijn positie te bepalen in de hem omringende omgeving en om zich effectief en doelgericht te verplaatsen in zijn omgeving.
Oriëntatiepunt Dit is een gemakkelijk te herkennen punt in de omgeving met een constante en permanente locatie.
Orthoptist Een HBO-opgeleid paramedicus (driejarige studie) die deskundig is in het diagnostiseren van stoornissen in het tweeogig zien, zoals scheelzien, oogbewegingsstoornissen, amblyopie en refractieafwijkingen en in het behandelen van deze afwijkingen door middel van brilcorrectie, oefeningen en/of occlusietherpie (afplakken van het oog gedurende een bepaalde periode). Een orthoptist werkt nauw samen met de oogarts en adviseert bij een scheelzien operaties. Informatie: Hogeschool Utrecht, afdeling orthoptie,Bolognalaan 101, 3584 CJ Utrecht,Telefoon (030) 25 85 100.
OS Oculus sinister (linkeroog). Ook wel eens geschreven als VOS, waarbij de V staat voor visus.
OU Oculi unitas (beide ogen).
Overcorrectie Overcorrectie is de situatie waarbij de uiteindelijk behaalde correctie van een ooglaserbehandeling méér is dan de geplande correctie.
Overlap Dit is een aanwijzing voor diepte. Indien op een afbeelding voorwerp A een gedeelte van voorwerp B bedekt, dan ervaren wij dat voorwerp A dichterbij staat dan voorwerp B.
Overcorrectie Overcorrectie (evt. in combinatie met een cylinder) ontstaat wanneer er teveel weefsel is verwijderd en kan moeilijker te corrigeren zijn met een nabehandeling. In het begin kan er sprake zijn van een geringe overcorrectie, zodat het oog dan iets verziend (hyperoop) geworden is. In de loop van de daarop volgende weken neemt deze overcorrectie af, om, ongeveer na een paar maanden, op de juiste sterkte uit te komen. Dit geldt echter niet voor iedereen. Soms kan onder- of overcorrectie resteren. Het eindresultaat is o.m. afhankelijk van de mate van bijziendheid en individuele omstandigheden. Elke nabehandeling om dit probleem te corrigeren houdt weer opnieuw een groot risico in en kans op verslechtering van de situatie.
Overzicht Zie visueel overzicht.
Pachymetrie Meting dikte hoornvlies: Het apparaat dat uw hoornvliesdikte meet doet dit op vele punten zodat er een uitgebreid overzicht verkregen wordt van de gemiddelde dikte van uw hoornvlies maar ook bijv. van het dunste punt. Het aantal punten dat gemeten wordt is afhankelijk van het merk en type apparaat. Ter illustratie: bij de Orbscan van Bausch en Lomb worden de metingen op 6000 punten gedaan. Gemiddeld is het hoornvlies 0.55 millimeter of 550 microns dik. Indien het hoornvlies dunner is dan 500 microns wordt in de meeste gevallen een laserbehandeling afgeraden. Soms maakt men gebruik van een ultrasonore diktemeting. Hierbij wordt een ultra geluid sonde op het hoornvlies geplaatst nadat het hoornvlies verdoofd is met oogdruppels. De laserbehandeling moet zo uitgevoerd worden dat u na de ingreep minimaal 250 micorn (=0.5 mm) hoornvliesdikte overhoudt. Dit om in de toekomst problemen te voorkomen die kunnen optreden door een te dun gelaserd hoornvlies zoals bijv. Keratectasie.
Palinopsie Een voortdurende of zich herhalende visuele waarneming nadat de werkelijke prikkel niet meer aanwezig is. Letterlijk betekent palinopsie het opnieuw zien. Voorbeeld. Wanneer de persoon een poosje met een ander heeft gesproken kan elk voorwerp waar naar gekeken is hetzelfde patroon en dezelfde structuur hebben als de kleding van de ander. Ook kan het gebeuren dat de persoon hetzelfde theekopje meerdere keren in de kamer ziet.
Papil (1) De kop van de oogzenuw en is zichtbaar bij het oogspiegelen. Het is de plaats waar de oogzenuw het netvlies verlaat. Op deze plaats nemen we niets waar. De blinde vlek in het gezichtsveld.
Papil (2) Blinde vlek, dat gedeelte van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat.
Papil atrofie De atrofie van zenuwvezels in het netvlies die bij de papil de gezichtszenuw in gaan. De papil verliest zijn roze-rode kleur en wordt bleek.
Papil excavatie Uitholling of indeuking van de papil.
Papil hypoplasie Dit is een te kleine of onderontwikkelde papil.
Paralysis Verlamming.
Paralytisch strabismus Bij deze vorm van strabismus (staar) is er sprake van een niet-concomitterend scheelzien, waarbij de afwijking maximaal is wanneer door de persoon in de richting van de verlamde spier wordt gekeken. Een niet-concommitterend strabismus is het scheelzien afhankelijk van de stand van de ogen.
Parese Een onvolledige (oog)spierverlamming. Paritaalkwab Wandbeenkwab. Dit is een gebied in de hersenen dat zich in de eerste plaats richt op de verwerking van tactiele- (voelen en tasten) en visuele processen. De wandbeenkwab is vooral belangrijk voor de “ruimtelijke” aspecten (“waar bevindt zich iets” ) van het zien. Beschadigingen in dit gebied veroorzaken stoornissen in het leren van de ruimtelijke positie van een voorwerp, geeft problemen met het reiken naar een visueel gepresenteerd voorwerp en geeft problemen in het richten van de aandacht op voorwerpen die in het tegenovergelegen visuele veld worden aangeboden.
Parië taalkwab Wandbeenkwab. Dit is een gebied in de hersenen dat zich in de eerste plaats richt op de verwerking van tactiele- (voelen en tasten) en visuele processen. De wandbeenkwab is vooral belangrijk voor de “ruimtelijke” aspecten (“waar bevindt zich iets” ) van het zien. Beschadigingen in dit gebied veroorzaken stoornissen in het leren van de ruimtelijke positie van een voorwerp, geeft problemen met het reiken naar een visueel gepresenteerd voorwerp en geeft problemen in het richten van de aandacht op voorwerpen die in het tegenovergelegen visuele veld worden aangeboden.
Parvocellulaire neuronen De naam voor de kleine cellen in de LGN (laterallum genuculatum).
Pathologische nystagmus Zie nystagmus. Niet alle nystagmus is pathologisch.
Patroon 1. Een model, sjabloon of voorbeeld 2. Een groepering van elementen met een samenhangende structuur, ook wel configuratie genoemd. Wij ervaren bovenstaand rechterfiguur als een schaakbord patroon, wanneer we een rij zwarte blokjes weghalen en de opening vergroten ervaren wij het patroon als twee rijen.
Patroonherkenning Dit is het proces waarbij specifieke elementen uit de visuele invoer tot een geheel wordt samengebracht. De kenmerk detectoren stimuleren de elementen die dan door andere “hogere orde” neuronen worden samengebracht om andere patronen samen te stellen.
Perceptie (1) Waarneming.
Perceptie (2) Het waarnemen door middel van zintuigen: gezicht, gehoor, reuk, smaak en tast.
Perceptuele categorieë n Ons vermogen om de overeenkomst tussen verschillende voorwerpen binnen een categorie (allerlei verschillende soorten stoelen als stoelen te zien ook al zien we de stoelen vanuit verschillende invalshoeken) en onder verschillende omstandigheden (bijvoorbeeld verschillende verlichtingen) te zien.
Perceptuele constantie De perceptie van voorwerpen gelijk blijft ondanks de constante verandering van de sensorische invoer.
Perceptuele systeem De delen van het visuele systeem die er voor zorgen dat wij de elektrische impulsen in de hersenen betekenis kunnen geven (dat wij begrijpen wat we zien).
Perceptuomotoriek Het uitvoeren van bewegingshandelingen op basis van de veronderstelde samenhang tussen motoriek en de waarneming (zie ook perceptuomotoriek en sensomotoriek).
Perforatie Doorboring. Letsel van het oog waarbij een verbinding met de buitenwereld optreedt.
Peri Rondom. We vinden het woord terug als voorvoegsel bij andere termen. Bijvoorbeeld: een perimeter.
Perifeer De zijkanten. Bijvoorbeeld het perifere gezichtsveld: het gezichtsveld buiten het centrum.
Perifeer gezichtsveld (1) Het perifere gezichtsveld heeft vooral een functie in de bewegingsdetectie, bij de oriëntatie (mobiliteit) en het zien in het donker. Het omvat de waarneming van het gehele netvlies met uitzondering van de macula. De buitendelen van het gezichtsveld die vooral een signalerende functie hebben. In het perifere gezichtsveld is de gezichtsscherpte beduidend lager dan in het centrale gezichtsveld.

Het perifeer gezichtsveld is van belang als/voor:
  • Waarschuwingsapparaat
  • Oriëntatie in de ruimte
  • Geeft een visueel signaal van wat er in de ruimte gebeurt.
Perifeer gezichtsveld (2) buitenrand van het gezichtsveld
Perimeter Een instrument om het gezichtsveld te meten. Perimetrie is het bepalen van het gezichtsveld.
Perimetrie Gezichtsveldonderzoek.
Peripapilair Gebied rond de papil.
Peripapillaire atrofie Verschrompeling van het gebied rondom de papil.
Perseveratie Het blijven herhalen van hetzelfde antwoord op opeenvolgende vragen terwijl het niet langer juist is.
Photoptisch zien Dag zien, de functies van de kegeltjes.
Photoreceptoren De staafjes en kegeltjes in het netvlies. Photoreceptorcellen zijn betrokken bij de omzetting van het lichtsignaal in een elektrisch signaal.
Phthisis We spreken van een phthisis of schrompeling indien een oog na de geboorte ten gevolge van een trauma of een netvliesloslating kleiner wordt.
Picture Completion Test Dit is een psychologische test waarbij de persoon onvolledige afbeelding aangeboden krijgt met de opdracht het ontbrekende detail te herkennen. Bijvoorbeeld. De hond heeft maar een oor.
Pigment Dit is een stof die licht of bepaalde golflengten verschillend absorbeert en daardoor kleur of tint aan een oppervlakte geeft. Rood pigment wordt waargenomen als rood omdat het deeltjes bevat die licht van midden en lange golflengten in verhouding meer absorberen (minder weerkaatsen) dan licht van langere golflengten. Het pigment wordt ook gebruikt om de stoffen in een weefsel aan te geven die dit weefsel een bepaalde kleur geven.
Pigmentdegeneratie Dit is een regelmatig voorkomende aandoening van het netvlies en komt in combinatie met veel andere aandoeningen voor. De persoon heeft last van nachtblindheid. Er ontstaat een ringvormig gezichtsveld uitval (kegel- of kokerzien), terwijl de centrale gezichtsscherpte nog goed kan zijn. De aandoening kan op verschillende leeftijd beginnen. Indien het op jonge leeftijd ontstaat, zijn er vaak bijkomende aandoeningen, zoals slechthorendheid.
Pigmentlaag De bovenste laag van het netvlies die de pigmentcellen bevat.
Plano lens Een lens zonder brekende (refractie) werking.
PLB Prisma Loep Bril.
Plus glazen (+ glazen) Correctieglazen ter correctie van hypermetropie (oververziendheid).
Plus lens Een lens waarbij de doorvallende lichtstralen naar elkaar toe buigen (zie convexe lens).
Polymorfismen Polymorfismen in het gen zijn niet-ziekte veroorzakende veranderingen in het erfelijke materiaal (DNA).
Ponzo-illusie Staat bekend als de spoorbaan illusie. De horizontale lijnen zijn even lang.
Positief glas Zie plus lens.
Positieve kijkhouding Wordt doorgaans van een kind gezegd wanneer het kind veel aandacht besteed aan het visueel waarnemen van voorwerpen, afbeeldingen en de omgeving. Het kind is gemotiveerd en ervaart visuele prikkels en kijkspelletjes als prettig/fijn.
Posterieur Achterste.
Preferential Looking Test Een manier om de gezichtsscherpte te bepalen bij (zeer) jonge kinderen en niet-sprekende personen. De te onderzoeken persoon krijgt afwisselend links of rechts een verticaal strepenpatroon aangeboden en de bewegingen van het oog worden genoteerd.
Prematurenretinopathie Een aandoening van het netvlies bij zeer vroeg geboren kinderen (prematuren). Het netvlies functioneert onvoldoende. Een belangrijke oorzaak is een te hoog zuurstof gehalte in het bloed. Het gaat gepaard met vaatnieuwvormingen en bloedingen. Het beeld herstelt zich doorgaans, maar bij ernstiger vormen kan netvliesloslating optreden met als gevolg retrolentale fibroplasie.
Prematuur Te vroeg geboren. Een prematuur kind is een “te vroeg geboren” doch levensvatbare foetus.
Presbyopie (1) Leesproblemen ten gevolge van het teruglopen van het accommodatievermogen, als gevolg van het verharden van de ooglens. Dit gaat samen met het ouder worden. De stijfheid waardoor het vermogen tot accommoderen vermindert heeft als gevolg dat voorwerpen op korte afstand niet meer scherp geprojecteerd worden op het netvlies. Het lezen lukt niet meer zo goed. Deze beperking kan worden verminderd door het gebruik van een brilcorrectie.
Presbyopie (2) Presbyopie is het normale proces waarbij door leeftijd de flexibiliteit van de natuurlijke ooglens afneemt, waardoor het scherpstellen van een beeld voor dichtbij niet meer mogelijk is en een leesbril nodig wordt.
Presbyopie (3) Presbyopie begint wanneer lezen zonder bril een probleem wordt. Naarmate een mens ouder wordt, worden de ooglens stugger. Deze verliest op den duur het scherpstelvermogen op korte afstand. Dit natuurlijke verschijnsel wordt ‘presbyopie’ genoemd. Presbyopie wordt opgelost met een leesbril. Vaak is op den duur een sterkere leesbril nodig, omdat het scherpstelvermogen verder afneemt. Aan ouderdomsverziendheid is weinig te doen, ook niet met refractieve oogchirurgie. Presbyopie begint rond de leeftijd van 40 jaar.Oplossingen voor het leesprobleem:

  • Bril met leesglazen. U kunt dan scherp zien dichtbij maar wazig op afstand.
  • Bril met dubbelfocus- of multifocale glazen. U kunt dan scherp zien zowel dichtbij en afstand
  • Conductieve keratoplastie behandeling
Prevalentie Het aantal ziektegevallen dat op een bepaald moment in de bevolking aanwezig is.
Preventie Het voorkomen van ziekten en het bevorderen van gezondheid of gezond gedrag. wordt vaak ingedeeld in: Primaire preventie Het voorkomen van de ziekte door het wegnemen van de oorzaak (bijvoorbeeld door inenting en hygine). Secundaire preventie Het opsporen en behandelen van een ziekte voordat de persoon zich bewust is van de ziekte (bevolkingsonderzoek voor een bepaalde ziekte, screening op het optreden van oogafwijkingen). Tertiaire preventie Het verhinderen van een toename van of invalidering van een al opgetreden ziekte. Bijvoorbeeld het voorkomen van blindheid door een staaroperatie.
Primaire kleuren Een verzameling van drie kleuren (tinten) die geen van allen door menging uit beide andere kleuren verkregen kunnen worden. Wordt ook gebruikt om de zuiverste kleurervaring aan te geven. Het zijn de kleuren die door de waarnemer uit slechts een enkele tint lijken te bestaan. In dit geval worden vier primaire kleuren onderscheiden: blauw, groen, geel en rood.
Primaire sensorische Het sensorische kanaal visueel, tactiel, of auditief dat vooral ingeschakeld wordt om een bepaald gedrag of een bepaalde taak uit te voeren.
Primaire visuele hersenschors Het gebied in de hersenen, dat ligt de occipitaalkwab waar de informatie vanuit het netvlies op de hersenschors binnenkomt. Vanuit de primaire visuele hersenschors wordt de (visuele) informatie verspreid over de andere delen van de visuele hersenschors.
Prisma lens/bril Glazen die de lichtstralen afbuigen. Dit wordt gebruikt bij kleine stand afwijkingen van het oog, dubbelzien.
Prismabril Zie prismakijker.
Prismakijker Een prismakijker bestaat uit lenzen en prisma’s waardoor een vergroot beeld van voorwerpen op afstand verkregen wordt. Doorgaans wordt de prismakijker los in de hand gehouden om vanaf de schoolbank naar het bord te kijken, het opschrift van de lijnbus te lezen, straatnamen, enzovoorts. Een prismakijker geeft geen overzicht als gevolg van het beperkte gezichtsveld.
PRK (1) PRK is een afkorting van Photorefractive Keratectomy. Een variant van een ooglaserbehandeling waarbij het epitheel wordt losgeweekt en verwijderd alvorens de laserbehandeling wordt toegepast. Het epitheel groeit na de behandeling op natuurlijke wijze weer aan.
PRK (2) PRK is de afkorting van Photo Refractieve Keratectomie. Deze behandeling is grotendeels vergelijkbaar met Lasek. Het enige verschil is dat bij Prk het met alcohol losgemaakte epitheel verwijderd wordt terwijl dit bij lasek na de excimer laserbehandeling teruggeschoven wordt.
Prognose De vermoedelijke afloop van de ziekte of aandoening.
Projectie De mogelijkheid om te bepalen vanuit welke richting het licht komt.
Proptosis Dit is een aandoening van de oogkas (orbita). Ontstekingen en tumoren in de oogkas die aanleiding zijn tot het verplaatsen van de ogen naar voren omdat dit de enige richting is die meegeeft. De klachten zijn bolle ogen, wazig zien, dubbelzien, irritatie of pijn aan de ogen en asymmetrie van het gezicht.
Prosopagnosia Het onvermogen om gezichten te herkennen, ondanks een voldoende visuele waarneming en de mogelijkheid om de meeste voorwerpen te herkennen. Het begrip is voor het eerste genoemd door de Duitse neuroloog Bodamer in 1947. Het woord prosopagnosie is genoemd naar het Griekse prosopon, wat gezicht betekent en a-gnosis, wat zonder kennis betekent.
Pseudo afakie Oog met kunstlens. Dit is het geval na een staaroperatie waarbij de lens is weggehaald (cataract excavatie).
Psychomotoriek Het uitvoeren van bewegingshandelingen op basis van een veronderstelde samenhang tussen motoriek en de psychologische functies (intelligentie, geheugen, enzovoorts (zie ook perceptuo-motoriek en sensomotoriek).
Pterygium Een driehoekig vaatvlies van de conjunctiva (oogbindvlies) dat over het hoornvlies “hangt”, meestal aan de kant van de neus en dat het zien kan belemmeren als het de pupil nadert. Het komt vooral bij personen die veel blootgesteld zijn aan weer en wind.
Ptosis Een verzakking van het ooglid door te zwakke ooglidspieren. Het kan erfelijk zijn. Een (operatieve) correctie is gewenst indien het ooglid (te veel) voor het oog hangt en het zien daardoor belemmert. Congenitale ptosis van het rechter bovenooglid.
Pupil (1) Het gat in het midden van de iris, waardoor de lichtstralen het oog binnenvallen. De pupil regelt de inval van het licht in het oog door groter en kleiner te worden.
Pupil (2) * Gat in het regenboogvlies waar licht door naar binnen kan vallen op het netvlies. * De pupil is de donkere opening in de iris die bepaalt hoeveel licht wordt toegelaten in het oog. De pupil werkt als een soort diafragma in een fotocamera.
Pupillometrie Pupilmeting: Voor het bepalen van de ideale behandelzone of optische zone is het van belang om de grootte van de pupil zowel in daglicht als in het donker te meten. Bij schemer wordt de pupil wijder. De pupilgrootte in het donker is maatgevend voor de behandelzone van het hoornvlies. Als de behandelzone te klein gekozen wordt kan dit neveneffecten, zoals halo’s (kringen om lampen) en lichtverstrooiing, veroorzaken. Het instrument dat voor een pupilmeting wordt gebruikt is een pupillometer.
Pupilopening De pupilopening bij kinderen is normaal ongeveer vier millimeter groot. In het donker wordt hij twee maal zo groot ( acht millimeter) en bij veel licht twee maal zo klein, circa twee millimeter. Net als bij een fotocamera bepaalt de grootte van de opening de zuiverheid van de afbeelding. Een kleine opening heeft de sferische afwijking op en het invallende licht valt op het optisch beste gedeelte van de cornea. Bij ouderen neemt de verhouding tussen de kleinste en de grootste pupilopening af van een op zestien tot vier op acht of nog geringer. Bij oude mensen met een minimale pupilverwijding in de verhouding drie tot vier is de kleine pupilopening ‘s avonds nadelig. De samenhang tussen pupilopening, activiteit en verlichtingsniveau in een reclamefolder over verlichting van Philips uit 1938

Kleine pupilopening
Grote pupilopening
Pupilreactie of pupilreflex Een reflexmatige (is buiten de bewuste wil om) samentrekking van de pupil wanneer er plotseling helder licht op valt. Het ontbreken van een pupil-reactie wijst altijd op een stoornis in het centralezenuwstelsel. In het zonlicht is de pupildoorsnede ongeveer twee millimeter, in de duisternis ongeveer acht millimeter.
Pupilreactie, directe Een snelle vernauwing van de pupillen als reactie op (extra) verlichting.
Pure alexie Een selectieve stoornis in het lezen zonder dat er problemen in het schrijven of de gesproken taal zijn. Wanneer een persoon met pure alexie kan lezen, dan leest hij letter voor letter. Het vlot lezen van grote woord- en/of zinsdelen is gestoord.
Radiatio optica De anatomische structuren die betrokken zijn bij het zien.
Rateltikker Het constante tikgeluid bij een met lichten beveiligde oversteekplaats. Het tikgeluid van een rateltikker gaat versneld tikken als het licht op groen springt.
Receptieve veld Een term om cellen of neuronen mee aan te duiden. Elke cel heeft een gebied waarbinnen een prikkeling (stimulatie) van die cel of neuron een reactie zal veroorzaken. Het is dit gebied, dat kan wisselen in grootte en vorm, wat het receptieve veld van de cel wordt genoemd.
Receptor Het uiteinde van de zintuigvezel die de zintuiglijke prikkel ontvangt en verder verwerkt. De receptoren in het oog zijn de staafjes en de kegeltjes.
Receptor laag Een benaming om het netvlies mee aan te duiden.
Receptoren De staafjes en de kegeltjes op het netvlies (retina).
Recessief Een niet-geslachtsgebonden overerving en alleen tot uiting komend indien beide genen van ouders het zelfde defect vertonen.
Rechter visuele veld De rechter helft van het visuele veld waarbij het beeld geprojecteerd wordt op de neuskant (nasale zijde) van het rechteroog en de buitenkant (temporale zijde) van het linkeroog.
Recklinghausen, ziekte van Een ziekte waarbij naast andere kenmerken ook een stoornis optreedt aan de oogzenuw, waardoor er sprake is van slechtziendheid.
Reflectie Het gedeelte van het licht dat weerkaatst wordt vanaf een voorwerp naar het oog.
Refractie (1) Letterlijk betekent refractie breking of herbreking. Het is de richtingverandering die de invallende lichtstralen in het oog ondergaan wanneer het oog in rust is. De normale refractie van het oog wordt emmetropie genoemd.
Refractie (2) Refractie is de test of oogmeting die de mate van bijziendheid, verziendheid en astigmatisme bepaalt.
Refractieafwijkingen Afwijkende breking van het oog die verstoringen van het beeld op het netvlies veroorzaken. Refractiefouten kunnen doorgaans met behulp van een brilcorrectie hersteld worden. Onscherp zien. Gezichtsscherpte zonder refractiecorrectie. Gezichtsscherpte na refractiecorrectie
Refractiefouten Zie refractieafwijkingen.
Refractiebepaling, objectieve Dit wordt uitgevoerd met skiascopie. Daarbij wordt het oog gedruppeld om de accommodatie uit te schakelen en de pupil te verwijden. Ook wel met de autorefractiemeting.
Refractiemeting Het bepalen van de oogsterkte: De oogsterkte of brekingsafwijking wordt bepaald met behulp van een uitgebreide oogmeting of refractie. Dit kan zowel op een subjectieve als op een objectieve manier worden vastgesteld. In de meeste gevallen wordt gebruik gemaakt van de subjectieve en objectieve refractiemethode om de juiste refractie te bepalen.Bij de subjectieve methode maakt men gebruik van een pasbril of foropter en wordt gevraagd om letters met verschillende grootte op afstand te lezen. Dit is de standaard test zoals die ook gedaan wordt bij een opticien om uw refractieafwijking vast te stellen als u gaat voor het aanmeten van een bril of contactlenzen.Bij de objectieve methode wordt de oogsterkte bepaald door een autorefractor of skiascoop. De autorefractor is een computergestuurd apparaat dat d.m.v. een infrarood meting de sterkte van het oog berekent.Na een ooglaserbehandeling zijn metingen met de autorefractometer niet accuraat tot tenminste één jaar na de behandeling. Tussentijdse metingen gedaan met dit apparaat geven vaak een verkeerd beeld van een eventueel aanwezig oogsterkte. De subjectieve metingen zijn wel betrouwbaar.
Regenboogvlies Iris.
Regressie Regressie betekent dat uw sterkte tijdens het genezingsproces weer toeneemt nadat de laser in eerste instantie uw sterkte heeft doen afnemen. Dit fenomeen kan tot ca. 6 maanden na de behandeling voorkomen. Regressie is te behandelen door een nabehandeling. Verder kan regressie behandeld worden met medicijnen.
Relatief centraal scotoom In het centrale gedeelte van het gezichtsveld wordt wazig gezien (zie ook absoluut centraal scotoom).
Relatieve afstand De afstand tussen twee voorwerpen zoals die gezien wordt door de waarnemer.
Relatieve helderheid Een aanwijzing voor diepte (Engelse term: cue) waarbij de helderste van twee verder gelijke voorwerpen als het dichtstbijzijnde wordt gezien.
Resolutievermogen Het vermogen om te onderscheiden tussen afzonderlijke elementen in een zich herhalend patroon. Bijvoorbeeld het vermogen om een zwart-wit streeppatroon te onderscheiden bij de Teller Acuity Cards, de GARA of de Cardiff.
Restvisus De nog bruikbare hoeveelheid gezichtsvermogen die een persoon met een visuele stoornis nog heeft. Het begrip restvisus is niet exact aan te geven, maar wordt algemeen gebruikt in het gesprek met een slechtziende om de mogelijkheden aan te geven voor het gebruik van het beperkt gezichtsvermogen in verschillende situaties en onder verschillende omstandigheden.
Retardatie Achteruitgang. Verminderd functioneren.
Retina Netvlies. Zet het licht om in kleine stroompjes en transporteert dit dan naar de hersenen. De retina is een gedeelte van het zenuwstelsel in het oog. Het licht valt door de verschillende lagen van het netvlies op de gevoelige receptoren (kegeltjes en staafjes). Deze liggen aan de achterzijde van het netvlies. Het geabsorbeerde licht vormt beelden en zendt deze informatie door naar de hersenen via de oogzenuwen. De retina bestaat uit twee soorten lichtgevoelige receptoren (receptorcellen), de staafjes en de kegeltjes. Slechts een klein gedeelte van het binnenvallende licht bereikt uiteindelijk deze receptorcellen. Zie ook staafjes en kegeltjes. De retina (uit Eye and Brain, R. L. Gregory, p 62).
Retina (2) netvlies
Retinitis Een ontsteking van het netvlies dat zich onder andere kenmerkt door een stoornis in de gezichtsscherpte.
Retinitis Pigmentosa Het is eigenlijk niet één ziekte, maar een verzamelnaam voor een groep ziekten die gekenmerkt worden door slecht zien in het donker (nachtblindheid) en zeer geleidelijke beperking van het gezichtsveld, die uiteindelijk leidt tot kokerzien. Bij retinitis pigmentosa treedt een verandering in het netvlies op. De ziekte begint meestal in de staafjes van het netvlies. Een van de eerste gevolgen is nachtblindheid. Na jaren gevolgd door een sterke concentrische vermindering van het gezichtsveld: kokervisus. Uiteindelijk zal de gezichtsscherpte verminderen 0,2 -2/60. Zie ook TRD. De aandoening is doorgaans erfelijk. Het gaat om verschillende vormen van erfelijkheid, waarbij de kans om de aandoening over te dragen op eventuele kinderen varieert van zeer gering (minder dan 1%) tot vrij aanzienlijk (tot maximaal 50%). De schatting is dat retinitis pigmentosa 1 op de 4. 000 mensen optreedt. Tot op heden bestaat er geen effectieve behandeling voor retinitis pigmentosa. Retinitis pigmentosa kan ook voorkomen met doofheid of een meervoudige stoornis waarvan Laurence-Moon-Biedl syndroom een van de bekendste is. Retinitis pigmentosa, vaak een beperking in het cognitieve functioneren, polydactylie (een zesde teen of vinger) en hypogonadisme (onderontwikkeld geslachtsorgaan) wordt ook wel Tapatoretinale Dystorfie of TRD genoemd.

Beeld van wat een persoon met retinitis pigmentosa zou kunnen zien

Beeld van wat een persoon met retinitis pigmentosa zou kunnen zien (tunnelzicht)

Retinoblastoom Een kwaadaardige tumor van het netvlies bij jonge kinderen, vaak erfelijk of veroorzaakt door een gen mutatie. De symptomen zijn onder meer roodheid van het oog en pijn. De behandeling omvat chemotherapie, bestraling en het weghalen van het oog. Ook wel geschreven als retinoblastoma.
Retinoblastoom, dubbelzijdig Aan beide ogen is er sprake van een retinoblastoom.
Retinopathie van de vroeg geborene Een verandering in het netvlies (voorheen retrolentale fibroplasie). De ernst varieert van licht tot een volledige netvliesloslating, vooral bij te vroeg geboren kinderen. Het is het gevolg van onvolgroeide bloedvaten in het oog en hun reactie op zuurstof (in de couveuse), maar wordt vooral veroorzaakt door de te vroege geboorte en het lage geboorte gewicht. Zie prematurenretinopathie.
Retrolentale fibroplasie Zie prematurenretinopathie.
Retrolentalis Achter de lens gelegen.
Revalidatie (definitie WHO) Het gecoördineerd en gecombineerd gebruik van maatregelen op medisch-, sociaal-, arbeidstechnisch- en onderwijskundig terrein, die de gehandicapte op de voor hem optimale plaats moet helpen (WHO, 1969).
Revalidatie van mensen met visuele stoornissen Het gecoördineerd en gecombineerd gebruik van maatregelen op sociaal-, arbeidstechnisch- en onderwijskundig terrein, die de persoon met een visuele beperking op de voor hem optimale plaats in de samenleving moet helpen.
Rhodopsin Het visuele pigment in de kegelcellen van het netvlies.
Rhodopsine Pigment in de staafjes met een paars-rode kleur,met een gevoeligheid die maximaal is voor licht met een golflengte van 505 nanometer. is verantwoordelijk voor de werking van de staafjes. De staafjes worden vooral gebruikt bij weinig licht.
Ribbeltegel Een geleidetegel met voelbare gleuven in de looprichting. Vormt een onderdeel van een reeks tegels.
RIBIZ Op basis van de Wet BIG beheert het RIBIZ een actueel register van meer dan 350.000 zorgverleners zoals artsen, fysiotherapeuten en verpleegkundigen. Dit register geeft duidelijkheid en zekerheid over de bevoegdheid van een zorgverlener: is een bepaalde persoon geregistreerd? Is een arts gespecialiseerd? Zijn er beperkingen opgelegd? Iedereen kan het BIG register per telefoon of internet raadplegen.
Rijping De biologische veranderingen (in waarnemen, neurologische functies, enzovoorts) en de gedragsveranderingen (verstandelijk, motorisch, enzovoort) die door erfelijke en constitutionele factoren worden bepaald. stheorien beschouwen de ontwikkeling doorgaans als een onveranderlijke opeenvolging van kwalitatief verschillende fasen. Volgens de nativistische ontwikkelingsopvatting staat ontwikkeling gelijk aan rijping.
Ringscotoom Een ringvormig, rond het centrum gelegen scotoom, waarin de blinde vlek al of niet kan liggen.
Rivaliteit Zie binoculaire rivaliteit.
Rode ogen Als er gezegd wordt dat iemand rode ogen heeft, kunnen dat drie soorten zijn: De randen van de ogen zijn rood (blepharitis). Er is sprake van een ontsteking in de ooglidrand. Een hinderlijke aandoening die soms chronisch is, maar niet ernstig. Er is een bloeduitstorting op het oogwit (hyposphagma). Tussen het bindweefsel en de harde oogrok is sprake van een bloeduitstorting. “Er is een adertje gesprongen”, wordt er vaak gezegd. Hoewel het er ernstig uitziet, is het niet gevaarlijk. Er is sprake van opgezette bloedvaten in het oogwit (bloeddoorlopen ogen). Er is sprake van een infectie, een allergie of een beschadiging van het oog. Gaat doorgaans samen met tranen, last van licht en pijn.
Rodopsine Staafjespigment in het netvlies. is de werkzame stof in de staafjes die er voor zorgen dat donkeradaptatie mogelijk is.
Rood oog Dit is een verzamelnaam voor oogaandoeningen waarbij het oogwit rood gekleurd is. De roodheid ontstaat doorgaans door een verwijding van de bloedvaten in het oogbindweefsel (conjuctiva), het kapsel van Tenon peeskapsel) of de sclera (de harde oogrok, het buitenste omhulsel van de oogbol).
Rood-groen stoornis Dit ziet iemand met een normaal kleurenzien (bovenstaande afbeelding) en dit ziet iemand met een rood-groen stoornis. Zo ziet iemand met een rood-groen stoornis de lichten van een spoorweg overgang. Het rode licht wordt opgemerkt als het groene licht. Bedenk welke gevaren dit kan opleveren.
RP Afkorting voor Retinitis Pigmentosa.
Rubbertegel Een geleidetegel met een zwarte of gele en soms enigszins indrukbare rubberen hoes of een zwarte rubberen tegel.
Rubella Rode hond Een bij kinderen voorkomende goedaardige besmettelijke ziekte die gepaard gaat met huiduitslag van rode vlekjes. Vandaar de naam rode hond. Besmetting met het virus tijdens de eerste vier maanden van de zwangerschap kan bij de zwangere vrouw die vroeger geen rode hond heeft gehad, ernstige afwijkingen van de foetus veroorzaken zoals gehoorverlies, slechtziendheid, voornamelijk staar (cataract), hartproblemen (dit wordt het rubella syndroom genoemd).
Ruknystagmus Snelle heen en weer bewegingen van het oog.
Saccadische oogbewegingen Dit zijn de snelle oogbewegingen in een bepaalde richting over een grote hoek, uitgevoerd door beide ogen.
Saturatie Zie verzadiging.
Sc Zonder brilcorrectie.
Scannen De steeds terugkerende fixaties die nodig zijn om te kijken van het ene voorwerp naar het andere.
Scheelzien De visuele as van het ene oog is niet gericht op hetzelfde punt als de visuele as van het andere oog. We onderscheiden drie vormen van scheelzien: Manifest scheelzien dat constant aanwezig is. Bij jonge kinderen kan dit een voorbode zijn tot amblyopie. Een vorm van manifest scheelzien is het alternerend scheelzien. Dit is een vorm van scheelheid waarbij de persoon afwisselend met het ene of met het andere oog scheel ziet. Latent scheelzien Hierbij is onder bepaalde omstandigheden sprake van scheelzien, zoals bij vermoeidheid, ziekte of opgeroepen tijdens een oogheelkundig onderzoek.
Scherpstellen Door de lens meer of minder te bollen kunnen we op verschillende afstanden een scherp beeld op het netvlies projecteren. Dit scherpstellen doen we bij een fotocamera door aan de lens te draaien, net als bij een verrekijker. Bij veel fototoestellen en bijna alle filmcamera’s gebeurt dit scherpstellen voor verschillende afstanden automatisch, net als bij de ooglens. Wanneer de natuurlijke lens verwijderd is, zoals wel bij een staar gebeurt, vervalt dit scherpstellen op verschillende afstanden en dient de persoon een bril voor dichtbij en verweg te dragen. Hieronder een schematische weergave van het projecteren van een scherp beeld op het netvlies voor dichtbij en veraf. Zie ook focussen.
Schirmertest Schirmertest (meting kwantiteit traanvocht): De kwantiteit van uw traanvocht wordt gemeten met een Schirmertest. U krijgt dan een klein papiertje tussen uw oog en het onderste ooglid gestoken. Dit papiertje zuigt in een bepaald tijdsbestek een bepaalde hoeveelheid oogvocht op. Na de test kan afgelezen worden hoeveel vocht uw oog geproduceerd heeft.
Sclera Het buitenste en ondoorschijnende witte deel van de harde oogrok van de oogbol (het harde oogvlies). Het voorste gedeelte heet cornea (hoornvlies).
Scotoom (1) Een blind of gedeeltelijk blind gebied in het gezichtsveld. Op de plaats van een scotoom hebben we geen visuele waarneming. Een scotoom kunnen we dus beschouwen als een “gat” in het gezichtsveld, een plaats waar we ongevoelig zijn voor licht. De persoon met een scotoom ervaart echter bij het zien geen (zwart) gat. Bij het bepalen van de gezichtsscherpte komen scotomen niet aan het licht. Scotomen In het centraal gezichtsveld worden een absoluut centraal scotoom en een relatief centraal scotoom onderscheiden. Bij een absoluut centraal scotoom wordt het centrale punt van het gezichtsveld niet gezien. Bij een relatief centraal scotoom wordt het centrale deel van het gezichtsveld wazig gezien. Zie ook absoluut scotoom.
Scotoom (2) Zwarte vlek in het gezichtsveld.
Scotopisch zien Het zien terwijl het oog geadapteerd (aangepast) is aan een donkere omgeving (de luminantie is kleiner dan 0,001 cd/m2). Kleuren worden niet waargenomen. Zie ook fotopisch zien.
Screening Een programma waarbij gebruik wordt gemaakt van een eenvoudige en niet-invasieve en goedkope test om personen te onderscheiden met een aandoening die kunnen profiteren van een bepaalde behandeling.
Secundair 1 Tweede in betekenis of belang. 2 Afgeleid of afhankelijk van iets anders. Het staat tegenover primair.
Secundaire blikrichting Dit is de blikrichting naar boven, naar beneden of zijwaarts.
Secundaire constructieve apraxie Het niet kunnen uitvoeren van allerlei handelingen, terwijl er geen sprake is van een motorische stoornis. Deze apraxie is secundair, het gevolg van de ruimtelijke stoornis die het onmogelijk maakt om het effect van uitgevoerde handelingen te controleren en daarmee bij te sturen. Beperkingen in diverse onderdelen van het dagelijkse leven: aankleden (vooral kledingstukken met linker en rechter delen, pijpen en mouwen), afwassen, eten koken, bed opmaken, enzovoorts. Komt vaak voor bij mensen met simultaanagnosie.
Secundaire kanalen Zintuigen die gebruikt (ingeschakeld) worden om het leren te vergemakkelijken, in het bijzonder het visuele kanaal (het kijken), de tast en het gehoor.
Sensomotoriek Het uitvoeren van bewegingshandelingen op basis van een verondersteld samengaan tussen motoriek en de zintuiglijke informatie.
Sensomotorische vaardigheden Dit zijn de vaardigheden met betrekking tot de gebruikmaking en integratie van zintuigen en motorische vaardigheden, zoals oog-hand coördinatie.
Sensorisch Zintuiglijk. Dat wat betrekking heeft op de zintuigen.
Sfeer Sfeer is de aanduiding voor de hoeveelheid aan lenssterkte die de mate van verziendheid en bijziendheid corrigeert.
Sferische lens Een glas waarbij het licht in alle richtingen dezelfde breking heeft. Bij een sferisch lenzensysteem is de brekende kracht van alle lijnen (meridianen) gelijk. De parallel invallende lichtstralen komen samen in een brandpunt. Bij het emmetrope oog en bij ametropieën, als myopie en hyermetropie is dit het geval.

Bij een a-sferische lens is de lichtbreking in alle richtingen niet gelijk. Lichtbreking: Bij astigmatisme is er sprake van een a-sferische lens. De evenwijdig invallende lichtstralen komen niet allen in een punt samen. Een lens waarvan de vorm een deel is van een bol. Een convexe (plus) lens is dikker in het midden en wordt gebruikt om een verziendheid (hyperopie) te corrigeren. Met een concave (min) lens wordt een bijziendheid (myopie) gecorrigeerd. Andere soorten van sferische lenzen zijn biconvexe lenzen (wanneer beide oppervlakte kanten van de lens naar buiten buigen, bolle lens), plano-convexe (een naar binnen buigen van de lens aan een kant, holle lens), biconcave (beide oppervlakken van de lens buigen naar buiten, een bolle lens), plano-concave lens (een kant van de lens is vlak en de ander kant buigt naar binnen).
Simultaan contrast Een object (kleurvlak) met een gemiddelde (grijs) reflectie lijkt naar verhouding helderder of donkerder al naar gelang de omgeving donkerder of lichter is dan het object(kleurvlak) zelf. De binnenste vierkanten hebben allemaal dezelfde luminantie, maar veranderingen in luminantie van de omringende (grijs) vlakken veranderen de ervaren luminantie van de binnenste vierkanten (ze lijken een verschillende grijstint te hebben).
Simultaanagnosie Een term die voor verschillende op elkaar gelijkende afwijkingen wordt gebruikt, waarbij de overeenkomst is dat de waarneming van losse delen van een complex visueel geheel beter is dan de waarneming van het geheel. De persoon heeft een onvermogen om afzonderlijke onderdelen van een visueel beeld tegelijkertijd te zien en om de losse onderdelen tot een geheel (een Gestalt) te vormen. gaat vaak samen met secundaire constructieve apraxie. Bij een simultaanagnosie is er geen sprake van een waarnemingsstoornis, maar veeleer van een stoornis in de innerlijke representatie van de buitenpersoonlijke ruimte.
Skiaskopie Een objectieve refractie bepaling, waarbij geen medewerking van de persoon nodig is. De methode is vooral geschikt bij kleine kinderen en bij mensen met een verstandelijke beperking. Voorwaarde is echter dat de ooglens niet accommodeert en daarom vindt cycloplegie plaats, dat wil zeggen een uitschakeling van de accommodatie.
Slechtziendheid (1) We spreken van slechtziendheid wanneer een persoon, ook na een correctie met bril of contactlenzen, een gezichtsscherpte heeft die gelijk of minder is dan 0,3 voor het in de verte kijken. Een tweede criterium is een gezichtsveld aan beide ogen van 30 of minder. Een gezichtsscherpte van 0,3 betekent dat de slechtziende op een afstand van drie meter of minder moet gaan staan om dezelfde details te kunnen onderscheiden als een persoon met een normale gezichtsscherpte al op tien meter kan waarnemen.
Slechtziendheid (2) Mensen die slechtziend zijn hebben veel vaker onaangename misverstanden met hun omgeving dan blinden. De ene oogaandoening is immers de andere niet. Kan de ene slechtziende zich nog aardig in het verkeer begeven, de ander zou daar zonder hulpmiddelen zoals een herkenningsstok, niet zonder ongelukken doorkomen. Tegelijkertijd kan degene die hulp nodig heeft in het verkeer op een terras neerstrijken en de krant gaan zitten lezen. Daarnaast kan iemand bij voldoende licht zich nog aardig zelfstandig redden, maar is diezelfde persoon in het donker zeer onzeker. Het is dus heel moeilijk voor een ziende om een goed beeld te krijgen van het gezichtsvermogen van een slechtziende. Als verzorgende vraagt het begrip en aandacht voor de slechtziende die we op dat moment begeleiden.
Slechtziendheid, oorzaken van Er zijn vier belangrijke oorzaken voor slechtziendheid

  • Het invallende licht wordt niet scherp op het netvlies geprojecteerd zoals bij: Bijziendheid, Verziendheid en Astigmatisme.
  • De invallende lichtstralen worden vertroebeld als zij in het oog vallen zoals bij Hoornvliesbeschadigingen en Staar
  • Er is een beschadiging aan het netvlies, onder andere: maculadegeneratie, Diabetes mellitus Netvliesloslating en Erfelijk netvliesdegeneratie
  • Een beschadiging van de oogzenuw zoals bij Slechte netvliesdoorbloeding, Vergiftiging Tumoren en Te hoge oogdruk (glaucoom)
Smile ‘Smile’ staat voor ‘Small Incision Lenticular Extraction’.

Deze nieuwe techniek, die enkel mogelijk is met de Visumax femto-
second laser van Carl Zeiss, is veruit de minst invasieve behandeling die heden mogelijk is.

De Smile procedure is volledig anders dan een Femtolasikbehandeling. Deze bewezen Femtosecond technologie van Carl Zeiss maakt gebruik van de allerlaatste wetenschappelijke ontwikkelingen in de geschiedenis van de ooglaserchirurgie.

Bekijk hier een animatie van de SMILE behandeling:

De geschiedenis van het laseren leidend tot de SMILE techniek

‘Vroeger’ bestond eerst PRK : zonder flapje, doch met veel pijn en trage genezing.

Nadien ontstond ‘LASIK’ : met flapje, geen pijn, en snelle genezing. Doch mechanisch en met een mesje.

De volgende stap was ‘FEMTOLASIK : opnieuw met flapje, geen pijn, snelle genezing, en volledig computergestuurd en met de laser, niet mechanisch dus. Doch nog steeds met flap.

De laatste stap is de ‘SMILE’-techniek van Carl Zeiss Meditec : geen flap meer, geen pijn, snelle genezing, en volledig computergestuurd met de femtosecond laser.

Kortom: de nadelen van de oudere behandelingsmethoden zijn weggewerkt en de voordelen zijn gebleven. Het feit dat er nu eindelijk geen flapje meer gemaakt hoeft te worden vermindert de kans op droge ogen aanzienlijk en verbetert de stabilteit van het hoornvlies enorm.

Wat is een femtosecond laser?

Elke puls van een ‘femtosecond laser’ duurt minder dan één triljoenste van een seconde. Een femtoseconde is 1–15 van een seconde of 0.000000000000001 seconde. Deze ultrakorte pulsen van laserlicht worden gebruikt om zeer
fijne en dus ook veilige incisies in het hoornvlies te maken.

Elke laserpuls creëert een microscopisch kleine gasbel. Miljoenen van deze gasbelletjes samen kunnen een zeer fijn snijvlak creëren in het hoornvlies. En hoe minder energie nodig is, hoe fijner de gasbel, en dus ook hoe fijner het snijvlak.

De Visumax femtosecond laser :

SMILE : het verschil ten opzichte van femtolasik.

Bij Smile wordt eerst een lenticule in het intacte hoornvlies voorbereid met de femtosecond laser. Dit is de eigenlijke behandeling. Alles gebeurt in een gesloten systeem. Deze ‘lenticule’ wordt doorheen een kleine opening verwijderd. Alles zonder flap, zonder pijn, met snelle recuperatie. Met 1 enkel systeem : de Visumax femtosecond laser.

Bij femtolasik daarentegen wordt eerst een flap gemaakt, pas na het openen ervan wordt de behandeling uitgevoerd. Mét een flap dus. In een open systeem, vrij aan de oppervlakte.

Het grote voordeel van Smile is dus het feit dat de behandeling plaatsvindt zonder flapje. Grote voordelen van SMILE:

  • Geen kans op verschuiven van de flap of plooitjes in de flap
  • Veel minder kans op droge ogen
  • Veel beter voor de stabiliteit van het hoornvlies op lange termijn
  • De behandeling gebeurt in een gesloten systeem, zonder contact met de omgeving. Onafhankelijk van omgevingstemperatuur, vochtigheid, tocht, enz. waardoor de nauwkeurigheid verhoogt.

Waarom is smile veiliger voor mijn ogen dan eerdere lasertechnieken.

De opening die nodig is om de Lenticule te verwijderen is kleiner dan bij vroegere en oudere procedures, waardoor de structuur van het hoornvlies meer intact blijft. Het contactglas waardoorheen de laserspot vallen past zich ook aan de kromming van het hoornvlies aan, waardoor de behandeling volledig pijnloos is.

Welke afwijkingen kunnen worden behandeld met ‘SMILE’ ?

Tot op heden wordt de techniek enkel gebruikt voor bijziendheid en astigmatisme.
De studies om de techniek ook voor verziendheid aan te wenden, zijn lopende.

Bij welke kliniek(en) kan ik terecht voor meer informatie over deze behandeling:

  • Dr. Frank Goes Junior, antwerpen (Belgie)
  • Medifocus, Oud Heverlee (Belgie)
  • International Vision Centers, Amsterdam
  • International Vision Centers, Nijmegen
Snellen kaart (1) De traditionele letterkaart waarop allerlei E’s staan (de E-haken) waarmee een traditioneel gezichtsscherpte onderzoek wordt uitgevoerd.

Snellen-letterkaart om de gezichtsscherpte mee te meten

Snellen-letterkaart om de gezichtsscherpte mee te meten

Snellen kaart (2) De gezichtsscherpte wordt gemeten met de zogenaamde visus- of Snellen-kaart.
Hermann Snellen (1834-1908) was een beroemde Nederlandse oogarts die deze kaart met de verschillende lettergroottes ontwikkeld heeft. De kaart is zo ontwikkeld dat op een vaste afstand van de kaart het steeds moeilijker wordt om de letters die, in grootte naar de onderkant van de kaart afnemen, te herkennen.

De meeste mensen zien 100% ofwel 1.0 ofwel 6/6, hetgeen betekent dat ze op een afstand van 6 meter de regel kunnen lezen die de meeste mensen op die afstand herkennen.
Als de regel pas op een afstand van 3 meter gelezen wordt, bedraagt de gezichtsscherpte slechts 3/6, d.w.z. 50%.
Een persoon die 125% ziet, kan letters op 7.5 meter herkennen die een persoon met 100% gezichtsscherpte pas op 6 meter kan lezen.

Het resultaat van 100% betekent niet een hoge kwaliteit van het zicht, uitstekende nachtziencapaciteit of contrastgevoeligheid. Het zegt ook niets over aan- of afwezigheid van bijverschijnselen als “glare”, verstrooiing of vervorming, regulier of irregulier astigmatisme, tranen van de ogen, glaucoom, irritatie, en hoofdpijn.
Een resultaat van 100% hoeft dus niet emmetropie, en dus sterkte nul, te betekenen
Veel van bovenstaande aspecten kunnen op andere wijze worden gekwantificeerd. Vaak spelen subjectieve elementen mee.

Welke betekenis heeft de gezichtsscherpte?

  • 100% is de normale gezichtsscherpte van de gemiddelde persoon; noodzakelijk om de nummers in het telefoonboek te kunnen lezen

  • 50% gezichtsscherpte is in Nederland noodzakelijk om het rijbewijs te krijgen; de meeste boeken zijn leesbaar bij een gezichtsscherpte van 50%

  • 25% gezichtsscherpte is noodzakelijk om de hoofdletters van de krant te kunnen lezen

  • 10% is de gezichtsscherpte waarbij we een persoon maatschappelijk blind noemen

Snellen test Een methode om de centrale gezichtsscherpte te meten voor het zien op afstand en/of dichtbij. De test omvat E-kaarten, letterkaarten en leeskaarten.
Sociale omgeving Directe sociale omgeving. Hiermee wordt de ouders of opvoeders van een slechtziend of blind kind en de partner van een slechtziend of een blind persoon bedoeld. Met de indirecte sociale omgeving wordt de leerkracht, collega’s op het werk en groepsleiding bedoeld.
Spectrum van kleuren
Spier tonus Het niveau van spierspanning terwijl de spier in rust verkeert.
Splenium Onderdeel van de hersenbalk.
Springer illusie Een patroon van stippen veroorzaakt de illusie van zwakke diagonale lijnen.
Staafjes Onderdeeltjes van het perifere gedeelte van het netvlies die lichtgevoelig zijn.
Staafjes of staafcellen Dit zijn de lichtgevoelige fotoreceptoren in het netvlies (retina). De staafjes liggen vooral in de randen (periferie) van het netvlies en ontbreken in de fovea (gele vlek). Zij werken vooral bij weinig licht en geven ons onder meer informatie over de bewegingen. Zij nemen slechts waar in zwart-wit. De staafjes zijn de meest voorkomende fotoreceptoren in het netvlies (125 miljoen). Zie ook kegeltjes.
Staafjes zien Dit is scotopisch zien.
Staar Zie cataract.
Staar (“Kijk dit is” serie) Een goede ooglens is helder en doorzichtig. Bij aangeboren staar is je lens niet helder maar troebel. Voor je geboorte is er iets mis gegaan. Zo kan je moeder ziek zijn geweest tijdens haar zwangerschap. De staar kan ook erfelijk zijn. Dit betekent dat de aandoening binnen je familie kan worden overgedragen. Door de troebele lens wordt het licht in jouw oog verstrooid. Het licht komt niet goed bij de gele vlek. Er komt daardoor een onscherp beeld. Is je lens erg troebel, dan kan deze via een operatie vervangen worden. Soms krijgt je als baby al een contactlens, soms later. Deze contactlens neemt het werk over van je eerste lens. Je kunt een monofocale contactlens krijgen. Dat betekent dat je met de contactlens maar op één afstand scherper ziet. Meestal zie je veraf dan scherper. Voor het lezen krijg je dan een extra bril. Je kunt ook een multifocale lens krijgen. Met een multifocale contactlens kun je bijna altijd van dichtbij en van ver scherp zien. Niet altijd lukt het om contactlenzen te dragen. Je draagt dan een sterke plusbril met onderin het glas een extra sterkte om te lezen. Dit gebeurt er: Als je geopereerd bent: Je draagt lenzen en/of een bril met extra leessterkte. Je ziet niet alles scherp. Je kunt niet goed van het bord lezen. Je zit vlak voor de TV. Je kunt boeken met grote letters beter lezen Je vindt felle kleuren en een hoog contrast prettiger om te bekijken. Je vindt lezen vermoeiend. Als je eigen troebele lens er nog in zit: Je vindt het lastig om te fietsen, zeker als het schemert of regenachtig weer is. Je kunt last hebben van verkeerd licht, het lijkt dan wel mistig. Je kunt boeken met grote letters beter lezen. Je ziet felle kleuren beter. Je ziet heldere contrasten beter. Je kunt niet goed van het bord lezen. Je hebt behoefte aan goed licht, vaak een bureaulamp. Je hebt vaak leeshulpmiddelen nodig. Je vindt lezen vermoeiend. Dit kun je doen: Door vergrotingen of leeshulpmiddelen te gebruiken kan je teksten beter lezen. Probeer systematisch te kijken; van links naar rechts en van boven naar onderen. Neem de tijd voor het kijken. Als je vlak voor het computerscherm gaat zitten kan je alles beter zien. Zorg voor voldoende licht, dit helpt je bij het kijken. Door vooraan in de klas te gaan zitten kan je alles beter zien. Je kunt je leraar of lerares vragen te vertellen wat hij of zij op het bord schrijft. Als je een verstelbare tafel gebruikt kun je in een goede houding zitten bij een korte kijkafstand. Aan het begin van het schooljaar kan je aan je klasgenoten vertellen wat er precies met je ogen aan de hand is. Zo kunnen ze goed begrijpen waarom je bijvoorbeeld vooraan in de klas zit.
Stargardt, ziekte van Een erfelijke aandoening die de pigmentlaag en de fotolaag van het netvlies beïnvloedt.
Status De huidige toestand. Het dossier over een persoon, bijvoorbeeld in een ziekenhuis.
Status epilepticus Een situatie waarbij de epileptische aanvallen elkaar zo snel opvolgen dat het bewustzijn tussen de aanvallen niet terugkeert. Het is wenselijk een arts te waarschuwen en de persoon krijgt doorgaans een medicatie toegediend, bijvoorbeeld Stesolit om de aanvallen af te kappen.
Stereopsis of stereozien Zie dieptezien. Het vermogen om aparte beelden van het netvlies te laten samenvallen (fuseren) tot een ruimtelijke driedimensionale waarneming. We zien een driedimensionale ruimte omdat beide ogen hetzelfde voorwerp onder een iets andere hoek zien.
Stereoscoop Een apparaat waarbij elk oog naar een (tweedimensionale) afbeelding kijkt waardoor dieptewaarneming optreedt. Dit dieptezien ontstaat doordat beide foto’s vanuit een net ander perspectief genomen zijn. Er ontstaat een schijnbare dieptewaarneming.
Still-Chauffard, ziekte van Dit is een vertroebeling van het hoornvlies door iridocyclitis (een ontsteking van de iris en het straalvormig lichaam). Deze ziekte is een gevolg van kinderreuma, meestal tussen twee en zes jaar en komt hoofdzakelijk bij meisjes voor. De gezichtsscherpte is verminderd tot ongeveer 1/10.
Stimulatie Het opwekken tot activiteit. Het verhogen van de (tijdelijke) activiteit van een lichaamsorgaan. Het stimuleren van het kijken bijvoorbeeld. Het prikkelen van een persoon tot actie.
Stoornis (definitie) Vanuit het gezondheidsperspectief gezien: De afwezigheid of afwijking van een anatomische structuur of een fysiologische of psychologische functie, rekening houdend met de leeftijd van de persoon.
Straallichaam Het straallichaam (Corpus capillaire) zorgt er via de straalspieren voor dat de vorm van de lens kan veranderen (accommodatie van de lens). Ook zorgt het voor de aanmaak van oogvocht, dat zich in de kamer tussen de lens en de binnenkant van het hoornvlies bevindt. Het straallichaam is verbonden met de iris.
Strabismus Scheelzien. Hier onder enkele voorbeelden van scheelzien (let op de stand van de ogen).

Verschillende vormen van strabisme (scheelzien)

Verschillende vormen van strabisme (scheelzien)

Strabismus alternans De ogen fixeren beurtelings. Dat wil zeggen dat beurtelings het ene oog en dan het ander oog zich op een voorwerp richt. Dit geschiedt spontaan of bij veranderingen van blikrichting.
Strabismus convergens bilateraal Scheelzien waarbij de ogen naar binnen (de kant van de neus) gericht zijn, ook wel esotropie, esforie, overconvergentie.
Strabismus deorsumvergens Scheelzien naar beneden, ook wel hypotropie of laagstand, hypoforie.
Strabismus divergens Scheelzien waarbij de ogen naar de buitenkant gericht zijn.
Strabismus periodicus De strabismus is alleen aanwezig bij veraf kijken.
Strabismus sursumvergens Scheelzien naar boven, ook wel hypertropie of hoogstand.
Strabismus unilateraal (monoculair strabismus) Constante fixatie met het ene oog en constant scheelzien met het andere oog.
Strabismus, intermittent strabismus Manifest scheelzien op verschillende tijdstippen van de dag. Niet constant aanwezig.
Strabismus, latente strabismus Bij tweeogig kijken staan beide ogen recht. Enkel bij het kijken met één oog neemt het afgedekte oog een afwijkende stand aan (forie).
Strabismus, manifeste strabismus Een oog staat scheel bij het kijken met twee ogen open (tropie).
Striate cortex Een van de benamingen voor de primaire visuele cortex; ook wel aangeduid met “gebied 17” of V1.
Stroboscoop Een instrument dat zeer snel achtereen beelden kan projecteren. Bij het juiste tijdsinterval tussen de beelden en de juiste beelden ontstaat het effect van bewegen.
Stroboscopische bewegingen De illusie van bewegen terwijl in feite stilstaande beelden zeer snel achtereen belicht worden. Het is de illusionaire beweging die ontstaat tussen twee voorwerpen die gescheiden zijn in de ruimte, wanneer de voorwerpen met een tijdsinterval van 50 tot100 milliseconden afwisselend wel en niet belicht worden.
Strooilichthinder Dit is het effect van licht dat in het oog terecht komt verstrooid wordt door troebelingen of oneffenheden in de lens, het netvlies of het hoornvlies. Dit is het geval bij staar. Dit geeft dan een waas over het beeld waardoor voorwerpen met weinig contrast niet meer of minder goed gezien worden. Strooilicht valt te vergelijken met de lichthinder die we ondervinden wanneer het licht van de laagstaande zon in een vuile autoruit verstrooid wordt. De automobilist kan dan verblind worden. Het verschil is dat een vuile autoruit gewassen kan worden en een troebele lens niet. Een geprojecteerd diabeeld onderscheiden we beter in het donker dan wanneer er (zon)licht op het beeld valt.
Stroop effect Wanneer een persoon gevraagd wordt om de kleur van de inkt te benoemen waarin de woorden gedrukt zijn, zijn de prestaties lager dan wanneer de woorden zelf in dezelfde kleur gedrukt zijn als de kleurnaam.
Stycar Toy Test Een test om de gezichtsscherpte te meten bij jonge kinderen. De onderzoeker wijst op een kaart een plaatje aan en het kind moet het overeenkomstige (speelgoed) voorwerp pakken dat voor hem staat uitgestald.
Subnormale gezichtsscherpte Een gezichtsscherpte die op de uiterste grens van het normale bereik bevindt. Bijvoorbeeld een gezichtsscherpte voor het zien met beide ogen van 0. 4.
Successief contrast effect De oppervlakte van een luminantie kan donkerder of lichter lijken afhankelijk of de voorafgaande luminantie hoger of lager was.
Successief kleurcontrast De veranderingen in de ervaring van kleuren onder invloed van de voorafgaande stimulatie.
Summatie Het verschijnsel dat twee of meer lichtprikkels een groter effect op de waarnemingsdrempel hebben dan iedere prikkel afzonderlijk.
Super nasaal Dit betreft het bovenste en aan de kant van de neus gelegen gedeelte van het gezichtsveld.
Super temporaal Dit betreft het bovenste aan de kant van de slapen gelegen gedeelte van het gezichtsveld.
Superior Bovenste.
Suppressie Het onvermogen om alle delen van een voorwerp in het visuele veld van een oog te zien.
Symmetrische Tonische Nek Reflex Vooroverbuigen van het hoofd levert ook buiging op van de armen en strekken van de benen, achterover buigen van het hoofd geeft strekken van de armen en buigen van de benen.
Symptoom De betrouwbaar vast te stellen verschijnselen van een ziekte of aandoening of stoornis.
Syndroom Een geheel van gedragingen en symptomen die steeds samen gaan en een bepaalde (ziekte) eenheid vormen. Bijvoorbeeld: het Down syndroom.
Syndroom van Usher Synoniemen: Usher syndrome, Usher’s syndrome

Korte beschrijving
Het syndroom van Usher is een erfelijke aandoening. Door de ziekte van Usher ontstaan slechthorendheid of doofheid, en slechtziendheid of blindheid. De oorzaak is een verandering in het erfelijk materiaal.
De meest duidelijke kenmerken van het syndroom van Usher zijn gehoorverlies en retinitis pigmentosa. Retinitis Pigmentosa is een aandoening van het netvlies van het oog. Soms is er bij het syndroom van Usher ook sprake van evenwichtsproblemen.
Er zijn drie vormen van het syndroom van Usher: type 1, type 2 en type 3. De eerste twee types komen het meest voor.
Type 1 kenmerkt zich door doofheid en evenwichtsstoornissen vanaf de geboorte. Door de evenwichtsstoornissen gaan de kinderen later zitten en lopen. Rond het tiende levensjaar gaat het zicht achteruit. Het begint met nachtblindheid. Op den duur verdwijnt het zicht helemaal.
Type 2 uit zich door gehoorproblemen vanaf de geboorte. Er komen geen evenwichtsstoornissen voor. In het begin van de puberteit begint de slechtziendheid.
Type 3 kenmerkt zich door een goed gehoor bij de geboorte. Meestal zijn er geen evenwichtsstoornissen. Het gehoor gaat geleidelijk achteruit. De snelheid waarmee problemen met het gehoor en het zicht ontstaan kan per persoon verschillend zijn. Nachtblindheid begint vaak tijdens de puberteit. Het gezichtsvermogen zal ook geleidelijk afnemen.
Diagnose
Het syndroom van Usher kan worden vermoed op grond van bovenstaande verschijnselen. De diagnose wordt gesteld met behulp van oogonderzoek, gehooronderzoek en onderzoek van het evenwicht. De diagnose kan nog niet altijd worden bevestigd met genetisch onderzoek.
Behandeling
Het syndroom van Usher is niet te genezen. Bij het syndroom kunnen hulpmiddelen zoals een loep, vergroting op de computer, zo nodig geleidehond en/of taststok, gehoorapparaten en soms een cochleair implantaat (apparaat waarmee weer wat gehoord kan worden) uitkomst bieden. Verder kunnen onderwijsprogramma’s helpen bij het leren omgaan met beperkingen van het gehoor- en gezichtsvermogen.
Overerving
De overerving van het syndroom van Usher verloopt autosomaal recessief.
Taakverlichting De extra verlichting die naast de basisverlichting nodig is om een specifieke taak uit te voeren (lezen, koken, borduren, tekenen).
Tachystoscopie Een kortdurende presentatie van visuele prikkels (beelden). Het wordt bijvoorbeeld toegepast om bewustzijnsstoornissen op te sporen, maar ook om te bepalen de minimale tijd om iets gewaar te worden.
Tapeto retinale degeneratie Zie retinitis pigmentosa.
Technisch Oogheelkundig Assistent Zie TOA.
Telescopische bril Een soort kijkertje welke op de bril geplaatst is. Het bestaat uit een lenzensysteem waarmee kleine voorwerpen dichtbij gehaald kunnen worden. De leesafstand is groter dan met een loepbril en ook is het mogelijk om met een telescopische bril te schrijven of te tekenen.
Teller-kaarten Teller Acuity Cards (TAC) zijn zestien grijze platen van 28 bij 51 centimeter, waarop een zwart-wit gestreept vlak van 15,5 centimeter bij 15,5 centimeter is afgebeeld van verschillende breedte. Elke breedte komt overeen met een gezichtsscherpte, uitgedrukt in cycli per graad. Het gestreepte vlak bevindt zich aan een van de uiteinden van de plaat. Daarnaast is er nog een lege plaat. De Teller Acuity Cards zijn geschikt om de gezichtsscherpte van (zeer) jonge kinderen en mensen met een verstandelijke beperking redelijk nauwkeurig te meten, onafhankelijk van de verstandelijke beperking. De onderzoeksmethode heet de preferentile-looking methode. Deze methode berust op het feit dat zeer jonge kinderen en ook mensen met een verstandelijke beperking meer belangstelling hebben voor patronen dan voor voorwerpen. Anders gezegd, een persoon kijkt liever naar streepjes dan naar “niets”. Voor het kijken is geen vormherkenning nodig, maar alleen oplossend vermogen. Ook de Cardiff-kaarten werken volgens dit principe.
Temporaal Aan de kant van de slapen.
Textuur Weefsel. De wijze waarop iets uit vezels en dergelijke is samengesteld. Bijvoorbeeld de textuur van een stof.
Textuurgradië nt Een monoculaire (eenogige) aanwijzing voor dieptezien. Naarmate de afstand van de waarnemer toeneemt worden de details minder goed gezien en daaruit concluderen we dat de afstand toeneemt.
Thermische schade Deze ontstaat door temperatuurverhoging die optreedt aan het oog na absorptie, waardoor de eiwitten vanaf ongeveer 55C gaan denatureren. Er treedt schade op aan het oog. De oorzaak is doorgaans dat het oog is blootgesteld aan fel licht of andere optische straling.
Tint Een kleur die aan een optische lens wordt toegevoegd om cosmetische redenen of om redenen van licht gevoeligheid.
Titmus stereotest Onderzoeksmethode voor het binoculair (tweeogig) dieptezien met behulp van polarisatiefilters. Ook wel Fly-test genoemd.
TOA Technisch Oogheelkundig Assistent. Een heeft een beperkte taak, zoals het meten van de gezichtsscherpte, de brilsterkte, het gezichtsveld, het kleurenzien en de oogdruk, maar ook het bepalen van de brekingssterkte van de ogen (de refractie) met een computer. Een dergelijk onderzoek gaat doorgaans vooraf aan het onderzoek van de opticien, de optometrist of de oogarts. Zij werken onder verantwoordelijkheid van een oogarts. De Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) verzorgt een schriftelijke opleiding, wel is een erkende stage plaats in een oogartsenpraktijk noodzakelijk.
Tonometer Een instrument voor het meten van de inwendige (intra-oculaire) oogdruk.
Tonometrie Het meten van de oogdruk / oogdrukmeting: Met een tonometer of oogdrukmeter wordt de inwendige oogdruk gemeten. Deze inwendige oogdruk moet binnen een bepaalde marge vallen. Een verhoging van de oogdruk kan duiden op de oogziekte glaucoom.
Tonus De basisspanning van een spier. De spierspanning van het weefsel, in het bijzonder gezegd van de spieren.
Topografie Bij cornea topografie wordt met behulp van een topograaf (zie afbeelding) een uitgebreide oogscan gemaakt van de kromming en vorm van het hoornvlies. Dit gebeurt zowel van de voorzijde als van de achterzijde van het hoornvlies.Abnormale hoornvliesvormen kunnen duiden op keratoconus. Bij keratoconus heeft het hoornvlies een uitpuilende vorm en veroorzaakt een verminderde en onstabiele gezichtsscherpte. Keratoconus is een contra-indicatie voor refractiechirurgie.
Torticollus Een scheefstand van het hoofd, onder andere door afwijkingen van de halsspieren. Treedt bijvoorbeeld ook op bij het proberen op te heffen van een nystagmus.
Toxoplasmose Een infectieziekte door toxoplasmose bij een zwangere vrouw. De parasiet kan de placenta passeren en bij de foetus haarden in de ogen en de hersenen veroorzaken.
Toxoplasmose haarden Ontsteking op het netvlies en/of hersenen.
Tractus opticus De centrale optische baan.
Trauma Een gewelddadige inwerking op het lichaam waardoor er een verwonding het gevolg is. Het wordt ook in psychische zin gebruikt.
Traumatisch Door een trauma ontstaan. Voorbeeld: Na een hoornvlies operatie kan een complicatie ontstaan door een trauma, dat wil zeggen dat er een verwonding ontstaat doordat de persoon bijvoorbeeld (hard) in het oog wrijft.
TRD Tapeto Retinale Degeneratie. Het is een algemene term voor degeneratie (achteruitgaan) van de retina en heeft verschillende verschijningsvormen. Een veel voorkomende vorm is retinitis pigmentosa.
TRD (“Kijk dit is” serie) TRD betekent tapetoretinale dystrofie. Dit is een verzamelnaam voor een groep oogziekten. Door een fout in de stofwisseling van je staafjes, kegeltjes en je pigment epitheelcellen werken deze niet meer goed. De staafjes zorgen ervoor dat je in schemer en donker nog kunt zien. Je staafjes worden meestal het eerst aangetast. Hierdoor word je nachtblind. Je gezichtsveld wordt kleiner. Dankzij je kegeltjes kan je details en kleuren onderscheiden. Ze hebben veel licht nodig om goed te werken. Het pigment epitheel is belangrijk voor het maken van lichtgevoelig pigment. Dit lichtgevoelig pigment zorgt er voor dat je kegeltjes en staafjes licht kunnen omzetten in stroompjes. Deze stroompjes gaan naar je hersenen. Soms gaan eerst je staafjes en later je kegeltjes minder werken. Je hebt dan staaf-kegel dystrofie. Soms gaan eerst je kegeltjes en daarna je staafjes minder werken. Je hebt dan kegel-staaf dystrofie. Soms is het een combinatie van deze twee. TRD is erfelijk. Dit betekent dat de aandoening binnen je familie kan worden doorgegeven. Het is een ziekte die langzaam erger wordt. Dit gebeurt er:

Als je staafjes minder goed gaan werken:

  • Je hebt in schemer en donker moeite met het zien van details.
  • Je ziet bewegende voorwerpen opeens in je blikveld of ze verdwijnen opeens.
  • Je struikelt over voorwerpen die op de grond liggen.
  • Je leest minder snel omdat je niet veel letters tegelijk kan overzien.
  • Je hebt veel extra licht nodig, dan lijkt je gezichtsveld ruimer.
  • Je ziet niet wat er om je heen gebeurt. Daardoor kun je ook moeilijk de weg vinden.
  • In een later stadium ga je minder scherp zien en kan het kleurenzien afnemen.
  • Je gezichtsveld wordt langzamerhand beperkt tot er een kokergezichtsveld over blijft; een klein plekje midden voor je.

Als je kegeltjes minder goed gaan werken:

  • Je ziet minder goed kleuren.
  • Je ziet minder minder goed details.
  • Je hebt hinder van fel daglicht en van verkeerd licht.
  • Je mist letters in woorden en soms hele woordjes.
  • Je hebt vergrotingen en/of leeshulpmiddelen nodig.
Dit kun je doen:
  • Zorg voor goede verlichting op je werkplek, zo kan je alles beter zien.
  • Probeer materiaal met veel contrast te gebruiken, dit zal je helpen bij het zien.
  • Je krijgt meer overzicht als je de afstand tot een voorwerp groter maakt.
  • Probeer systematisch te kijken; van links naar rechts en van boven naar onderen.
  • Bedenk een vaste manier voor het bekijken van een werkvlak of ruimte.
  • Tegen de lichtgevoeligheid kan je een filterbril dragen.
  • Vergroot juist de teksten bij lage gezichtsscherpte
  • Probeer er altijd voor te zorgen dat je niet verblind wordt.
  • Door teksten te verkleinen bij goede gezichtsscherpte en een klein kokergezichtsveld krijg je meer overzicht.
  • Aan het begin van het schooljaar kan je aan je klasgenoten vertellen wat er precies met je ogen aan de hand is. Zo kunnen ze goed begrijpen waarom je bijvoorbeeld een speciale bril draagt.
Trichomatische theorie Het menselijke oog heeft drie verschillende receptoren die gevoelig zijn voor verschillende golflengtes, die overeenstemmen met rood, groen en blauw. Alle andere kleuren worden waargenomen door een mengeling van deze drie golflengtes.
Trichromatopsie Het vermogen om kleuren te zien van een persoon die volledig over drie soorten kleurgevoelige elementen beschikt.
Tumor Een kanker zwelling of gezwel dat de weefselstructuur kan beïnvloeden.
Tunnel zien Zie kokerzien.
TV-leesloep Deze bestaat uit een televisiemonitor, een ingebouwde of externe camera met zoomlens, een instelbare keuze schakelaar (voor een positief of negatief beeld) en een beweegbaar blad waarop de leestekst of afbeelding wordt geplaatst. Op de monitor kan de test of de afbeelding sterk vergroot worden weergegeven, tot 60 keer vergroting.
Uitval van het centrale gezichtsveld Heeft gevolgen voor de gezichtsscherpte. Vermindert het kleurenzien. Excentrische fixatie kan ontwikkeld worden. Bij kleine scotomen kan een vergroting van de tekst of de afbeelding nuttig zijn. Goede contrasten en verlichtingsomstandigheden zijn van groot belang.
Uitval van het perifeer gezichtsveld Kokergezichtsveld. De gezichtsscherpte kan nog redelijk zijn. Er is een gebrek aan overzicht en dat belemmert de mobiliteit. De persoon maakt doorgaans een onhandige indruk. Hij zal veel zoekbewegingen met het hoofd maken om enig overzicht te krijgen bij het bewegen door een ruimte. Het is een misleidende vorm van slechtziendheid doordat op korte afstand een kopje dat niet recht voor de persoon staat niet gezien wordt, terwijl een persoon of een auto op enig afstand wel opgemerkt wordt. Indien de gezichtsscherpte nog redelijk is kan een verkleining van afbeeldingen en klein spelmateriaal zinnig zijn.
Ulcus Zweer.
Ultraviolette straling De stralingsenergie met een golflengte die net beneden dat van het zichtbare licht valt. De UV-straling zou wel eens een van de oorzakelijke factoren kunnen zijn van het proces dat leidt tot ARMD, cataract (staar) en keratitis. Vaak afgekort met UV-licht of UV-straling.
Unilateraal Letterlijk: eenzijdig. De term heeft betrekking op anatomische structuren of lichaamsprocessen die slechts aan een kant van het lichaam plaatsvinden.
Uvea Druifvlies. Het is de gezamenlijke benaming voor de iris, corpus ciliare en choriodea.
Uveïtes Zie inwendige oogontsteking.
Validiteit Een statistische maateenheid. De validiteit van een test geeft aan in hoeverre de test ook meet wat hij zegt te meten.
Vallende voorwerpen visueel terugvinden Hiermee wordt bedoeld dat de persoon (vaak heeft het betrekking op een kind) vanuit de positie aan tafel voorwerpen op de grond visueel kan waarnemen.
Varilux glas In feite een merknaam voor een brillenglas met een vanuit het midden naar beneden toe continu oplopende sterkte. Een betere benaming is: multifocus bril of een bifocale bril.
Vasculaire aandoening De algemene of generieke benaming om aan te geven dat er iets gebeurd is in de bloedvoorziening, doorgaans in de hersenen. Doorgaans gebruikt om een bloeding in de hersenen mee aan te duiden.
Veneuze afsluiting Een afsluiting die ontstaat door belemmering van de “vene centralis retinae” of een van de zijtakken hiervan. De oorzaak is een stolsel, een uitwendige druk of een thrombophlebitis. Er treedt na enkele uren tot enkele dagen een aanzienlijke vermindering van de gezichtsscherpte op tot ongeveer 0,1.
Ventraal Aan de rugzijde gelegen.
Ventraal visueel systeem Het geheel van corticale visuele processen die lopen van de occipitaalkwab (wandbeenkwab) naar de temporale kwab (slaapkwab) die vooral betrekking hebben op het herkennen van visuele prikkels (“wat is het” ) door middel van visuele kenmerken als vorm en kleur (in tegenstelling tot het dorsale visuele systeem dat zich vooral richt op de waarneming van de positie in de ruimte, “waar bevindt het zich” ). Dit systeem maakt het mogelijk dat we op een gedekte tafel de groenteschaal herkennen. Zie ook dorsale visuele systeem.
Ventrale simultaanagnosie Een vermindering van de mogelijkheid om snel en vlot complexe(re) visuele prikkels waar te nemen, waardoor een deel-voor-deel herkenning nodig is. Bijvoorbeeld: letter voor letter, voorwerp voor voorwerp, kenmerk voor kenmerk bij complexe niet-verbale prikkels. Doorgaans is dit het gevolg van een linkszijdige inferieure temporale-occiptale beschadiging.
VEP/VER Visual Evoked Potential/Respons. Elektrofysiologische manieren om de elektrische activiteit van de visuele hersenen (visuele cortex) te bepalen. Aan de hand van het VBEP/VER kan de geleiding van de visuele zenuwbanen van het oog tot aan de visuele hersenen worden beoordeeld. Voor het bepalen van lichtflitsen VEP (flash VEP) is de actieve medewerking van de persoon niet noodzakelijk, wel is het antwoord minder nauwkeurig.
Veranderingsblindheid Dit is het verschijnsel dat veel mensen de veranderingen in het gezichtsveld niet waarnemen. Wanneer er een oogsprong gemaakt wordt nemen we niet waar en elke verandering tijdens dat (korte) moment wordt niet opgemerkt. Deze veranderingsblindheid laat ons zien dat de visuele waarneming minder volledig is dan we zelf veronderstellen.
Verblinding Dit treedt op wanneer een heel sterk lichtpunt zich in het gezichtsveld bevindt. Dit kan de zon zijn, een felle lamp, maar ook een lichtreflectie van een spiegelend voorwerp. Dit lichtpunt is zo fel dat de lichtgevoelige cellen in het oog volledig verzadigd raken waardoor we andere objecten niet goed meer kunnen zien.
Verdwijnpunt Het punt aan de horizon bij een lineair perspectief (tekening) waarin de naar elkaar toe lopende lijnen elkaar schijnbaar ontmoeten.
Verlichting Een goede verlichting is van groot belang bij het zo goed mogelijk zien. Over het algemeen geldt dat een hoger verlichtingsniveau tot beter visuele prestaties leiden. Het verlichtingsniveau voor een slechtziende dient individueel bepaald te worden. Sommige slechtzienden hebben behoefte aan een hoger dan gemiddeld verlichtingsniveau en anderen juist zeer weinig licht. Iemand van zestig jaar heeft ongeveer tien tot vijftien keer meer licht nodig dan een tienjarige. Dat betekent het verschil tussen lezen bij 25 watt en bij 250 watt. Over het algemeen kunnen we stellen dat kunstverlichting niet snel te hoog is, behalve bij die slechtzienden die lichtschuw zijn.
Verlichting, verbeteren Bij het verbeteren van verlichting spelen verschillende van de verlichting factoren een rol: De hoeveelheid verlichting. Het soort licht. De omgevingsfactoren, vooral de kleur van de wanden, de vloer en de voorwerpen in de ruimte. De contrasten. Dat wil zeggen het in teruggekaatst licht van het voorwerp en van de achtergrond. De verhouding tussen algemeen verlichtingsniveau en het taakverlichtingsniveau. Lichtreflecties en de verblinding door het licht strooilicht.
Verlichtingssterkte De lichtstroom per oppervlakte-eenheid die invalt op een vlak. De eenheid hiervoor is ‘lux, waarbij 1 lux = 1 lumen/m2. De verlichtingssterkte zelf is niet te zien, alleen te meten met behulp van een luxmeter. Onder “horizontale verlichtingssterkte” verstaat men de verlichtingssterkte op een horizontaal oppervlak, terwijl men met “verticale verlichtingssterkte” de verlichtingssterkte op een verticaal oppervlak aanduidt.
Verlichtingsverschillen Het netvlies past zich aan het algemene lichtniveau in de kijkrichting aan. Deze aanpassing kost tijd en dat kan hinderlijk zijn voor het afwisselend kijken tussen de taak en de omgeving. De verschillen tussen taak en omgeving moet niet te groot zijn. Als richtlijn geldt dat het verlichtingsniveau voor bijvoorbeeld het lezen maximaal driemaal hoger zijn dan die van de directe omgeving.
Vertepunt De grootste afstand waarop de lichtstralen vanaf een bepaald punt samenkomen op het netvlies zonder dat het oog dient te accommoderen. Het oog is ontspannen. Voor een persoon met een normale gezichtsscherpte is het vertepunt op oneindig ingesteld. Voor een persoon met een myopie (nabijziendheid) moet het punt dichter naar het oog bewogen worden om een duidelijk beeld op het netvlies te projecteren.
Vertroebeling Een vertroebeling van het beeld treedt op bij staar.
Verzadiging De rijkdom van kleurschakering. Het geeft aan hoeveel van de kleur vermengd is door grijstinten.
Verziendheid (1) Bron: ziekenhuis.nl:
Verziendheid (2) Hyperopie of verziendheid is een afwijking van het oog waarbij het oog te kort is, waardoor het beeld achter het netvlies wordt geprojecteerd. Het beeld in de verte is scherper dan het beeld dichtbij.
Verziendheid (3) Het verziende oog is korter dan het normale oog of het hoornvlies is niet bol genoeg. Bij verziendheid wordt het licht gebundeld achter het netvlies. Bij geringe verziendheid kan dit nog worden gecompenseerd door de lens aan te spannen (accommoderen). Iemand die verziend is, ziet dichtbij onscherp. Verziendheid wordt gecorrigeerd met plusglazen. De glazen in de bril vergroten het beeld; op het brilrecept staat een + teken voor de sterkte.Een verziend oog heeft te kort aan positieve sterkte en zal gecorrigeerd worden met extra positieve (plus) sterkte. Doordat het oog voor veraf positieve sterkte te kort komt, zal het oog gaan accommoderen. Tijdens het accommoderen wordt de natuurlijke ooglens boller en zodoende kan de oogafwijking voor veraf door inspanning van de oogspier (deels) gecorrigeerd worden. Omdat er voor de verte al aanspraak gemaakt wordt op het accommodatievermogen, blijft er minder accommodatievermogen over voor het kijken op korte afstand. Zodoende is dichtbij kijken moeilijker.Ook voor verziendheid geldt: na correctie is de verte weer scherp, maar dan zonder dat er nog geaccommodeerd hoeft te worden. Tot 45 jaar beschikt het oog na correctie van verziendheid weer over voldoende accommodatievermogen om ook dichtbij weer scherp te kunnen zien.Na 45 –jarige leeftijd wordt het accommodatievermogen minder om dichtbij nog scherp te kunnen zien, en zal naast de positieve correctie die voor veraf al nodig is, een extra positieve correctie (leesbril) voor dichtbij nodig zijn. In tegenstelling tot bijziendheid heeft het afzetten van de vertecorrectie bij verziendheid geen verbeterend effect voor lezen, maar juist een verslechterend effect. Na 45-jarige leeftijd zal iemand met bijziendheid dus voor dichtbij kijken altijd een leesbril nodig hebben.Na een laserbehandeling zal de situatie niet veranderen. De laserbehandeling zal de verziendheid corrigeren en voor het kijken op korte afstand is na 45 jaar een leesbril nodig.
Verziendheid bij jonge kinderen Deze brilafwijking komt veel bij kinderen voor. Soms wordt deze brilsterkte pas wat later ontdekt, doordat kinderen een zeer soepele lens hebben en deze brilsterkte zelf kunnen corrigeren door de lens bij te stellen. Een gevolg hiervan kan zijn dat er hoofdpijnklachten ontstaan. Deze hoofdpijn treedt in de loop van de dag op. Een ander gevolg van verziendheid of hypermetropie kan zijn dat er een lui oog ontstaat indien deze brilsterkte niet gecorrigeerd wordt, of dat er een vorm van scheelzien (convergent scheelzien) ontstaat, waarbij het afwijkende oog naar de neus is gericht. Een plusbrilcorrectie heeft in dit geval vaak een gunstig effect op de afwijkende oogstand. Een plusbril is niet alleen voor dichtbij, maar ook voor kijken op afstand. Oudere personen krijgen ook een plusbril (leesbril) voorgeschreven maar dat heeft te maken met een veroudering van de ooglens, waardoor deze minder soepel is. De persoon kan dan niet meer voldoende corrigeren voor het kijken op korte afstand.
VFO Visueel functieonderzoek.
Videatie Een blind persoon tracht bewust een visuele voorstelling te maken van wat hij denkt dat in werkelijkheid aanwezig is.
Videologie Videologie is de wetenschap van het zien. Zij omvat het optische, fysiologische en psychologische kennisgebied van de visuele waarneming, dat wil zeggen de opwekking, voortgeleiding, verwerking, gewaarwording en waarneming van licht en de daarmee verbonden reacties.
Videologisch onderzoek Dit is het geheel van onderzoeken gericht op het bepalen van de mate waarin en onder welke omstandigheden er visuele stoornissen ten grondslag liggen aan beperkingen in het handelen bij een slechtziend persoon.
Visual acuity De Engelse term voor gezichtsscherpte.
Visueel actief De persoon verkent de ruimte om zich heen visueel. Als het van een jong kind wordt gezegd wordt er mee bedoeld dat het kind gemakkelijk door visuele prikkels te boeien is.
Visueel functioneren Het visuele gedrag dat iemand vertoont. Zijn blik richten en de omgeving visueel aftasten.
Visueel geleid gedrag Hiermee wordt doorgaans bedoeld dat de persoon zijn handeling visueel kan sturen en is er geen auditieve of tactiele (op de tast gerichte) ondersteuning nodig. Zie ook visuele sturing.
Visueel neglect Een neglect wordt beschouwd als een stoornis in het selectief richten van de aandacht in de ruimte. Een neglect voor linker- en voor de rechterzijde komen beide voor. Een linker neglect is doorgaans ernstiger en langduriger dan een rechtzijdige neglect. Een passende theorie die neglect verklaart bestaat niet. Een neglect kan worden opgevat als een aandachtstekort voor de contralaterale zijde, of als een ontremming van de ipsilaterale aandachtsmechanismen. Het kan ook worden beschouwd als een stoornis in de ruimtelijke representatie. Een goede behandeling bestaat (nog) niet. Hoewel de persoon met een neglect kan reageren op een visuele prikkel in het tegenoverliggende visuele veld, wanneer daar geen andere concurrerende visuele prikkels aanwezig zijn, zal de persoon onder de normale visuele waarnemingsomstandigheden geen visuele waarnemen hebben aan de niet aangedane (contralaterale) kant.
Visueel overzicht Het op basis van directe visuele waarneming doelgericht kunnen handelen in de ruimte of aan een tafel of werkblad.
Visueel Perceptie Onderzoek Een visueel perceptieonderzoek (afgekort als vpo) is dat deel van het videologisch onderzoek dat zich richt op de visueel perceptuele, cognitieve functies en de integratie van de visuele waarneming in het handelen (onder andere de visuo-motorische functies). Het is een (neuro-)psychologisch onderzoek in de manier van afnemen, onderzoeksmaterialen, differentiële diagnostische interpretatie en de theoretische onderbouwing.
Visueel profiel In het visueel profiel worden alle aspecten geordend, die met het zien en de slechtziendheid van een bepaald persoon te maken hebben. Zo vormt het een logisch samenhangend geheel van uitspraken over de mogelijkheden en begrenzingen van de visuele waarneming van een persoon. In schema is het visueel profiel een nadere uitwerking van het begrippenkader van de ICF. In het visueel profiel worden gegevens geordend met betrekking tot:

  • De ziekten of aandoeningen
  • Functie stoornissen: (in anatomische, fysiologische, psychologische classificatie gebieden)
  • De activiteiten: Dit heeft betrekking op de onderdelen van iemands handelen en de moeilijkheden die iemand kan ondervinden met het uitvoeren van deze activiteiten als gevolg van de visuele stoornissen
  • Participatie: Iemands deelname aan het maatschappelijke leven en de handicapbeleving van de persoon (is de belemmeringen in rolvervulling dan wel participatie in de maatschappij als gevolg van de visuele stoornissen, de instelling ten aanzien van slechtziendheid in de omgeving van de clint).
  • Omgevingsfactoren
  • Externe factoren: Iemands fysieke en sociale omgeving
  • Persoonlijke factoren: Iemands individuele achtergrond.
Visueel systeem Dit betreft de bij de visuele waarneming betrokken (delen van) een orgaan, organen en orgaanstelsels. De anatomische structuren van de ogen, oogzenuwbanen en betreffende hersendelen met hun bijbehorende fysiologische en psychologische functies.
Visueel veld Dat deel van de visuele omgeving dat door een oog wordt waargenomen. Het visuele veld wordt uitgedrukt in graden (zie gezichtsveld).
Visueel zoekgedrag De persoon zoekt een vlak of de omgeving met de ogen af. De persoon scant als het ware de omgeving af om bepaalde voorwerpen of situaties terug te vinden.
Visueel, perceptuele, cognitieve functies Alle te onderscheiden werkingen van het visuele systeem (het oog, de zenuwbanen en betrokken hersendelen) die te maken hebben met de betekenisverlening van visuele informatie.
Visueel-motorisch Dit begrip heeft betrekking op of is kenmerkend voor motorische reacties die door de visuele waarneming worden gecoördineerd. Soms wordt de term visuo-motorisch gebruikt.
Visueel-motorische functies Deze hebben betrekking op de oog-hand coördinatie functies en de oog-voet coördinatie.
Visuele aandacht De mate waarin kijkend aandacht opgebracht kan worden.
Visuele agnosie Dit is een stoornis in het herkennen van een voorwerp bij een (naar verhouding) intacte primaire visuele perceptie, geheugen en een normaal (niet-gestoord) intellectueel functioneren. Er valt een onderscheiding te maken in apperceptie agnosie en associatieve agnosie. Verschillende benamingen voor visuele agnosie: Zielenblindheid, psychische blindheid, hersenblindheid, corticale blindheid, centrale blindheid, mperception’ en optische agnosie.
Visuele as Een rechte lijn vanuit het uitwendige fixatiepunt tot op de gele vlek van het netvlies.
Visuele associatieve agnosie Dit heeft te maken met een stoornis in de hersengebieden waar de betekenis van een visuele prikkel wordt gecodeerd: het ventrale, occipito-temporale visuele systeem. Wordt vaak aangeduid als het “wat” -systeem. Personen met stoornissen in deze gebieden ondervinden problemen als vervorming van beelden, problemen met de herkenning, de herkenning van voorwerpen of gezichten en soms ook van gebouwen (dat laatste kan leiden tot een topografische agnosie). Zie ook Visuele agnosie.
Visuele banen Een geheel van zenuwbanen die de informatie van het oog naar de hersenen leidt. Het omvat de centrale oogzenuw, optisch chiasma, optische banen, corpus geniculatum laterale en optische radiatie. Het verloop van de oogzenuwbanen van het netvlies naar de visuele cortex: 1 Gezichtsveld, 2 Netvlies, 3 Oogzenuw, 4 Optisch chiasme, 5 Corpus genetculatum laterale, 6 Radatio optica, 7 Visuele cortex, 8 Geassocieerde visuele centra

Schets van de gezichtsvelden en de visuele banen.
Visuele beperking Dit is een stoornis die het ongestoorde/ onbelemmerde zien van de persoon belemmert. Bij kinderen met een visuele beperking geldt dat zij het reguliere onderwijs niet kunnen volgen zonder hulp.
Visuele capture Letterlijk visuele inbezitneming. Het heeft betrekking op het verschijnsel dat de visuele informatie voorrang heeft indien tactiele informatie en visuele informatie niet met elkaar in overeenstemming zijn. Bijvoorbeeld wanneer de persoon die een prismabril draagt net naast een voorwerp grijpt doordat de prismabril alles schijnbaar iets opschuift naar een kant.
Visuele clutter Zie visuele verwarring.
Visuele dominantie Het verschijnsel dat het lijkt dat een lichtprikkel eerder werd aangeboden dan een toonprikkel, ook al werden beide tegelijk aangeboden.
Visuele efficië ntie De mate waarin het gezichtsvermogen op een efficiënte manier gebruikt kan worden.
Visuele ergonomie De studie van de aanpassing van het werk aan de visuele functies.
Visuele fixatie De ogen constant gericht houden op een bepaalde stimulus (prikkel). De initile fixatietijd is de tijd die verloopt tussen het kijken naar de aangeboden stimulus en het afwenden van de blik. De totale fixatietijd is de tijdsduur die de persoon daadwerkelijk besteedt aan het kijken naar de aangeboden stimulus.
Visuele functies voor het dagelijkse leven Dit zijn de visuele functies die nodig zijn om in het dagelijkse leven te kunnen functioneren. Voor het dagelijkse functioneren zijn van belang:

  • Gezichtsscherpte (contrastonderscheidingsvermogen)
  • Enkel zien, dat wil zeggen dat de persoon geen storende dubbelbeelden ziet
  • Gezichtsveld
  • Dieptezien
  • Stereoscopisch zien
  • Donkeradaptatievermogen
  • Kleuronderscheidingsvermogen
  • Ongevoeligheid voor verblinding.
Visuele handicap Zie visuele beperking.
Visuele hoek Een maat om het gebied op het netvlies aan te duiden dat ingesloten wordt door een visuele prikkel. Globaal is het gebied dat verborgen wordt achter de duim op armlengte ongeveer twee graden.
Visuele illusie Voorwerpen in een omgeving veranderen niet zomaar van vorm of veranderen niet in omvang als ze dichterbij komen. De prikkels die de receptoren in het netvlies stimuleren (proximale prikkels) en die we als beelden op het netvlies ervaren veranderen wel, terwijl we dat niet altijd waarnemen. Dit fenomeen wordt de perceptuele constantie genoemd. Dat wil zeggen dat de perceptie van voorwerpen gelijk blijft ondanks de constante verandering van de sensorische invoer.

Vormen van visuele illusie:
  • Muller-Lyer illusie: De neiging om binnenhoeken als verder weg te ervaren dan buitenhoeken.
  • Ponzo-illusie: De misinterpretatie van diepte aanwijzingen.
  • Ames-kamer: De aanname dat alle kamers rechthoekig zijn.
  • Onmogelijke figuren: Tweedimensionale representatie van driedimensionale voorwerpen die onmogelijk kunnen bestaan in werkelijkheid.
  • Maanillusie: De volle maan ervaren we als groter als ze dicht bij de zon staat en we hebben de indruk dat de maan verder staat als ze aan de horizon staat.
  • Waterval-illusie: Als we een tijdje naar het stromende water van een waterval hebben gekeken en kijken daarna naar de rotsen, dan lijkt het alsof deze in tegengestelde richting bewegen.
  • Film: We ervaren beweging door de snelle opeenvolging van de stilstaande plaatjes.
Visuele mogelijkheden De onderdelen van het functioneel zien:

  • Gezichtsscherpte
  • Gezichtsvelden
  • Oogbewegingen
  • Hersenen (controle)functies
  • Licht-kleur waarneming.
Visuele organisatie De term wordt gebruikt om aan te geven dat de visuele waarneming afhankelijk is van de manier waarop de verschillende visuele prikkels worden georganiseerd. Deze term is afkomstig uit de Gestalt psychologie. Hiernaast staan enkele voorbeelden van visuele organisatie, volgens de Gestalt-ordeningswetten. De bovenste figuur zien we als twee rijen zwarte en twee rijen witte stippen. De tweede figuur van boven zien we als drie groepen van elk twee lijnen. De volgende figuur ervaren we als een vierkant, ook al ontbreekt links een stukje van de lijn. De onderste figuur zien we als twee verticale lijnen met een ruit er tussen en niet als twee gespiegelde letters K.
Visuele oriëntatie Een voorstelling kunnen maken van de omringende ruimte en doelgericht kunnen handelen in die ruimte, zoals die begrensd wordt door de gezichtsscherpte.
Visuele perceptie Het proces om betekenis te verlenen aan een visueel beeld.
Visuele routes in de hersenen Dit is het traject vanreceptorcellen (staafjes en kegeltjes in het netvlies) -> bipolaire cellen (in het netvlies) -> ganglioncellen met axonen (in het netvlies) -> oogzenuw -> laterale geniculate nucleuas van de thalamus -> primaire visuele hersenen (visuele cortex, ook wel V1 genoemd) in de occipitale kwab van de cerebrale hersenschors (cortex) -> eerste perceptie in de primaire hersenschors -> secundaire cortex en andere delen van de paritale en temporale kwab voor verdere verwerking. Sommige zenuwbanen (axonen) van het netvlies volgen een andere route: optisch chiasme -> superior colliculus in de middenhersenen -> thalamus -> primaire visuele hersenschors (cortex). Deze verschillende routes staan toe dat de verwerking van de verschillende aspecten van de visuele informatie parallel verlopen.
Visuele signalering Het opmerken van visuele stimuli op een vlak (bijvoorbeeld de tafel) en in een ruimte.
Visuele stimulatie Een trainingsprogramma waarbij de persoon in een (visueel) rijke en stimulerende omgeving wordt gebracht. Het stimuleren van het visuele systeem en het belonen van adequaat visueel functioneren.
Visuele stoornis Een visuele stoornis kan worden gedefinieerd als een afwijking of de afwezigheid van een anatomische structuur in het visuele systeem (het oog, de zenuwbanen of de betrokken hersendelen) en de daarbij te onderscheiden fysiologische functies namelijk oculo-motorische en overige stoornissen op orgaan of op deelorgaan niveau) en psychologische functies (namelijk de visueel, perceptuele, cognitieve stoornissen).
Visuele sturing Hiermee wordt doorgaans bedoeld dat de persoon (vaak het kind) de gehele handeling visueel kan sturen en is er geen auditieve of tactiele (op de tast gerichte) ondersteuning nodig. Er wordt ook wel gesproken over visueel geleid gedrag.
Visuele systeem Het gehele systeem vanaf het oog waar de optische signalen worden opgewekt tot aan de visuele hersenen (occipitale hersenschors) waar de visuele impulsen worden verwerkt.
Visuele training Een systematisch trainingsprogramma met behulp van directe en geplande bekrachtigingprocedures met het doel de gespecialiseerde visuele vaardigheden te trainen die het normaal ziende kind spontaan verwerft. De speciale vaardigheden omvatten onder meer visuele aandacht, het visueel onderzoeken, visueel geleid gedrag. Soms ook wel visuele therapie genoemd.
Visuele vermoeidheid Een waar te nemen vermindering van de effectiviteit van het visueel functioneren na een periode van visuele activiteit.
Visuele verwarring Problemen op het gebied van het onderscheiden van figuurachtergrond, dat wil zeggen dat een teveel aan visuele stimulatie in een bepaalde omgeving de persoon belet om zich visueel op een bepaald voorwerp of situatie te richten. Ook komen we tegen de benaming visuele clutte, afgeleid van het Engelse begrip “visual clutter”.
Visuele voorstelling Het oproepen van een afbeelding van iets in de “geest”.
Visuele waarneming De visuele waarneming is het resultaat van de perceptuele hypothese over de fysische realiteit in de buitenwereld. Het menselijke waarnemen is geen eenvoudige reflectie van de werkelijkheid.
Visus Zie gezichtsscherpte.
Vitamine A Vitamine met als belangrijkste functies het handhaven van de structuur van de huid en de slijmvliezen en de vorming van rhodopsine. Bij een tekort aan vitamines ontstaan er problemen met de huid (droog en ruw) en kan er nachtblindheid ontstaan. Zie ook rhodopsine.
Vitrectomie Een werkwijze waarbij een holle naald in het oog wordt ingebracht om de vitreous humor (voorste oogkamerwater) weg te zuigen en te vervangen door een zoutoplossing. Deze werkwijze wordt toegepast wanneer de vitreous gevuld is met bloed, doorgaans als gevolg van neovascularisatie.
Vitreous humor De vloeistof die de oogholte vult.
Vlekken en vegen Vlekken en vegen zijn vaak het gevolg van storingen in het netvlies, veroorzaakt door bijvoorbeeld diabetes retinopathie of glaucoom. Uitval in het centrale zien (maculadegeneratie) kan ook ervaren worden als vlekken en vegen. Het zien van een ‘gordijn’ kan duiden op ablatio retina, evenals het beeld ‘in golfjes’ zien.

De hierboven beschreven symptomen zijn dus vaak het gevolg van specifieke oogaandoeningen. Hieronder volgen de oogaandoeningen die het meest bij ouderen voorkomen; tevens staan het beeld, het verloop, de praktische gevolgen en de richtlijnen vermeld.
Vliegende muggen Zie mouches volantes. Het zijn draadjes, die normaal in het glasvocht voorkomen. Ze zweven bij het bewegen van de ogen wel heen en weer, maar komen steeds op dezelfde plek terug. Vooral tegen een egale heldere achtergrond vallen de zwevende deeltjes op en hoewel ze als hinderlijk worden ervaren verminderen ze het gezichtsvermogen niet.
Vloeiend volgen met de ogen De beweging van een prikkel (stimulus) continu fixerend volgen. Wanneer de fixatie af en toe wegvalt, spreken we niet van vloeiend volgen maar van schoksgewijs volgen.
VOD Visus oculus dexter (Latijn) en betekent de gezichtsscherpte van het rechteroog.
Volgbewegingen Dit zijn vloeiende en trage bewegingen, die door beide ogen worden uitgevoerd wanneer we een bewegend voorwerp blijven volgen met de gele vlek.
Voorkeursstand Kinderen met een nystagmus ontwikkelen soms voorkeursstanden van het hoofd en ogen omdat in een bepaalde blikrichting de intensiteit van de nystagmus het minst is.
Voorste oogkamer

Wanneer het licht dat in het oog valt het hoornvlies gepasseerd is, komt het in de voorste oogkamer terecht dat gevuld is met vocht, het zogenaamde humor aqueous dat voortdurend wordt afgevoerd en vernieuwd.

Vorm constantie Het gegeven dat voorwerpen in onze perceptie dezelfde vorm behouden, zelfs indien de vormen lijken te veranderen omdat we ze vanuit een andere hoek bekijken.
VOS Visus oculus sinister is visus linkeroog.
VPO Zie visueel perceptieonderzoek.
Waarnemingsagnosie Zie apperceptie agnosie.
Waarnemingsprocessen Wat wij zien is het gevolg van de activiteit van kenmerk detectoren en onze verwachtingen. De waarneming van een bepaalde vorm wordt beïnvloed door de manier waarop de persoon de visuele informatie organiseert en interpreteert en dat hangt weer af van de ervaring van die persoon. Met andere woorden, de waarneming (perceptie) is subjectief en hangt af van de samenhang.
Waarschuwingsmarkering Een markering die met de voet en/of taststok of door kleurcontrast met de omgeving herkenbaar is. Het attendeert de persoon op een mogelijk gevaar of op een te nemen beslissing ten aanzien van de te volgen route.
Waar‚ en wat‚ visuele banen Dorsale stroom: “waar” visuele banen. Ventrale stroom: “wat” visuele banen
Waterval-illusie Een na-effect van bewegen. Voorwerpen lijken omhoog te bewegen wanneer zij onmiddellijk bekeken worden nadat gedurende 30-60 seconden naar een neerwaartse waterstroom van een waterval is gekeken.
Wavefront Wavefront-analyse is een gecomputeriseerde oogmeting waarbij niet alleen bij-, verziendheid en astigmatisme wordt opgemeten, maar ook eventuele aberraties en verstrooiingen in het oog.Sinds eind 2000 is een ooglaserbehandeling mogelijk op basis van zogenaamde ‘Wavefront’ technologie. De naam Wavefront staat voor de manier waarop bepaalde geavanceerde oogmetingen worden verricht en hoe op basis daarvan de excimer laser het hoornvlies gaat bewerken. Een dergelijke behandeling is alleen mogelijk in combinatie met Lasik, Lasek, Prk, of Epi-lasik.Verschillende laserfabrikanten hebben elk een eigen merknaam gegeven aan de Wavefront technologie zoals Zyoptix, Tosca, Custom cornea, Wavescan etc.Bij een ‘standaard’ laserbehandeling worden alleen aberraties van de eerste orde behandeld: bijziendheid, verziendheid en/of astigmatisme.Bij een Wavefront behandeling worden ook aberraties van hogere orde behandelt zoals coma, defocus, trefoil, quadrafoil, pentafoil, secundair astigmatisme etc.De Wavefront behandeling is een zogenaamde customized ablation behandeling waarbij de laser wordt afgesteld met informatie die verkregen wordt door een aberrometer en/of topograaf. Deze apparatuur maakt vele opnames van punten op het hoornvlies, zodat er een tweedimensionaal  of driedimensionaal plaatje van de vorm en karakteristieken van uw hoornvlies ontstaat. Aan de hand van metingen van de refractieafwijking van het oog en de vorm van het hoornvlies wordt een persoonlijk behandelplan opgesteld voor uw oog.Enige jaren geleden was Wavefront een grote belofte en men dacht dat met met deze techniek het gezichtsvermogen van de mens enorm zou kunnen verbeteren. Inmiddels blijken de resultaten m.b.t. gezichtsscherpte ongeveer gelijk te liggen of slechts weinig beter dan met de ‘traditionele’ standaard (Planoscan) behandeling.Niet ieder oog is geschikt voor een Wavefront behandeling. De arts zal u – na een uitgebreid vooronderzoek – hierover kunnen adviseren.

Wanneer wordt de Wavefront behandeling aangeraden en wat zijn de voordelen?

  • kan een oplossing zijn als u ‘nachtblind’ bent
  • kan een oplossing zijn als u grote pupillen hebt (een standaardbehandeling is dan niet aan te raden
  • er hoeft minder hoornvliesweefsel gelaserd hoeft te worden
  • maakt laseren vaak toch mogelijk wanneer u een relatief dun hoornvlies heeft
  • een grotere kans dat u na de ingreep beter ziet in het donker en bij fel licht
Werkafstand De afstand tussen de ogen en het voorwerp waarnaar wij kijken. Bijvoorbeeld de afstand waarop we een foto bekijken.
Werkplek verlichting De verlichting die we gebruiken om de plaats van ons handelen direct te verlichten.
WHO World Health Organization (Engelse benaming) en betekent Wereld Gezondheids Organisatie.
Witte Pupil Een verzamelnaam voor iedere kleurafwijking van de normale, diepzwarte pupil. De moeder ontdekt vaak direct na de geboorte de witte pupil en dat is dan de aanleiding om naar de huisarts te gaan. De oorzaak van de witte pupil ligt in de ooglens (bij een staar), het glasvocht (toxoplasmose) of in het netvlies (prematurenretinopathie, retinoblastoom).
Witte stof Een algemene term voor de delen van het ruggemerg en de hersenen die bestaan uit witte, gemyeliniseerde zenuwvezels.
Woordblindheid Zie alexie.
Zc Met eigen brilcorrectie, ook wel als sc.
Zeefgebied Kleine gebieden van goede lichtgevoeligheid en kleine scotomen (zie aldaar) liggen naast elkaar.
Zenith De lucht recht boven ons.
Zintuigen (visuele) De ogen bestaan uit:

  • Transparante hoornvlies (cornea): Deze breekt het binnenvallende licht.
  • Tweezijdig bolle lens (convexe lens): Deze lens zorgt er voor dat de lichtgolven op het netvlies vallen.
  • Oogspieren (cilliaire spieren): Deze zorgen voor de accommodatie, regelen de afstand van het voorwerp tot de lens en zorgen dat de afbeelding van het voorwerp precies op het netvlies valt en daarmee een scherp beeld geeft. De spieren van de iris bepalen van omvang van de kleine opening in de iris (pupil). Uiteindelijk verwerken de hersenen het omgekeerde beeld op het netvlies tot het beeld dat we ervaren. Zie ook Oog
ZKN De Zelfstandige Klinieken Nederland (ZKN) ziet erop toe dat zowel het medisch handelen als de organisatie in de aangesloten klinieken op een hoog peil staan. De ZKN laat door onafhankelijke specialisten onderzoeken of klinieken aan strikte kwaliteitseisen voldoen. Dit gebeurt door middel van visitaties. Klinieken kunnen alleen aansluiting vinden bij de ZKN als ze deze visitaties met goed gevolg doorlopen. Dan nog vindt iedere drie jaar opnieuw visitatie plaats, om te waarborgen dat de aangesloten leden hun kwaliteit op peil houden.

 

 

 

 

 

 

 

Meer informatie

Bronnen:

Deel dit:
Advertenties

  1. Misselijkheid bij blinden en slechtzienden27-03-2024 03:03:09
  2. Korstjes op de oogleden27-03-2024 03:03:38
  3. Endoftalmitis (ontsteking avn binnenste van oog)27-03-2024 03:03:14
  4. Dacryocystitis (ontsteking van traanzak)27-03-2024 03:03:41
  5. Iritis27-03-2024 03:03:09
  6. Iridocyclitis (uveitis anterior)26-03-2024 06:03:43
  7. Droge lucht en oogproblemen23-03-2024 05:03:09
  8. Verhoogde alertheid bij blinden en slechtzienden21-03-2024 07:03:19
  9. Aanpassingsstoornissen bij personen met een visuele handicap16-03-2024 08:03:41
  10. Vitaminen en ooggezondheid13-03-2024 07:03:10
  11. Oogproblemen bij het Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS)12-03-2024 12:03:22
  12. Tranende / Waterige ogen08-03-2024 08:03:44
  13. Oogafscheiding07-03-2024 06:03:38
  14. Oogallergie06-03-2024 04:03:47
  15. Gezwollen ogen en oogleden05-03-2024 08:03:08
  16. Brandende ogen04-03-2024 06:03:39
  17. Oogwrijven28-02-2024 03:02:01
  18. Rode ogen27-02-2024 07:02:01
  19. Acupunctuur voor de ogen26-02-2024 04:02:00
  20. Slechtziend: Tips bij plotselinge misselijkheid door fel licht24-02-2024 05:02:38
  21. Problemen met het zien van details24-02-2024 01:02:17
  22. Ectropion (onderste ooglid draait naar buiten)20-02-2024 01:02:26
  23. Waarom mag je niet met je ogen in de zon kijken?20-02-2024 08:02:50
  24. Jeukende ogen19-02-2024 02:02:04
  25. Visuele cortex in hersenen: Verwerken van visuele informatie19-02-2024 02:02:12
  26. Oogproblemen bij Multiple Sclerose (MS)19-02-2024 06:02:50
  27. Wisselend zicht bij slechtzienden19-02-2024 05:02:16
  28. Kunnen blinden en slechtzienden lijden aan reisziekte?09-01-2024 07:01:22
  29. Kunnen blinden en slechtzienden ook claustrofobie hebben?14-12-2023 07:12:22
  30. Posttraumatische stressstoornis (PTSS) bij blinden en slechtzienden09-12-2023 03:12:00
  31. Automutilatie (zelfverwonding) bij blinden en slechtzienden09-12-2023 02:12:54
  32. Vervormd zien (metamorfopsie)19-11-2023 07:11:22
  33. Maculagat18-11-2023 04:11:07
  34. Iris (regenboogvlies): Aandoeningen en problemen13-11-2023 06:11:03
  35. Oogzenuw (opticus nervus): Aandoeningen en problemen11-11-2023 04:11:00
  36. Oogbindvlies (conjunctiva): Aandoeningen en problemen11-11-2023 02:11:17
  37. Ooglid / Oogleden: Aandoeningen en problemen11-11-2023 01:11:24
  38. Netvlies (retina): Aandoeningen en problemen11-11-2023 08:11:22
  39. Wetenschappelijke onderzoeken die blinden weer willen doen zien06-11-2023 07:11:28
  40. Foropter: Instrument voor oogonderzoeken en bepalen van oogcorrectie04-11-2023 05:11:50
  41. Pterygium04-11-2023 03:11:56
  42. Pinguecula04-11-2023 03:11:33
  43. Trachoom04-11-2023 03:11:05
  44. Premature retinopathie04-11-2023 03:11:22
  45. Trichiasis04-11-2023 03:11:44
  46. Subconjunctivale bloeding04-11-2023 03:11:02
  47. Hoornvlieslittekens04-11-2023 03:11:11
  48. Scleritis04-11-2023 03:11:46
  49. Oogziekte van Graves04-11-2023 03:11:21
  50. De invloed van hydratatie op de ooggezondheid03-11-2023 03:11:38
  51. Oogontsteking02-11-2023 02:11:48
  52. Oogzenuwontsteking02-11-2023 02:11:32
  53. Oogkasontsteking (orbitale cellulitis)02-11-2023 01:11:01
  54. Nachtblindheid01-11-2023 01:11:32
  55. Hormonale veranderingen en oogproblemen01-11-2023 12:11:06
  56. Oogirritatie01-11-2023 07:11:00
  57. Ooginfarct01-11-2023 07:11:35
  58. Oftalmoplegie (verzwakte of verlamde oogspieren)01-11-2023 07:11:51
  59. Oculaire toxoplasmose01-11-2023 07:11:44
  60. Meibomitis29-10-2023 08:10:19
  61. Hoornvlies: Aandoeningen en problemen met de cornea29-10-2023 03:10:09
  62. Ziekte van Coats29-10-2023 02:10:31
  63. Lagoftalmie (niet kunnen knipperen of ogen niet volledig kunnen sluiten)29-10-2023 02:10:45
  64. Macula-oedeem29-10-2023 02:10:30
  65. Maculapucker29-10-2023 02:10:20
  66. Kleurenblindheid29-10-2023 02:10:30
  67. Keratitis (hoornvliesontsteking)27-10-2023 01:10:02
  68. Coördinatieproblemen bij blinden en slechtzienden26-10-2023 02:10:47
  69. Duizeligheid bij blinden en slechtzienden26-10-2023 07:10:21
  70. Hypertensieve retinopathie25-10-2023 05:10:59
  71. Herpes in het oog (oculaire herpes, oogherpes)25-10-2023 05:10:43
  72. Gordelroos in het oog25-10-2023 05:10:07
  73. Hoornvlieszweer25-10-2023 05:10:14
  74. Hoornvliestroebelingen25-10-2023 05:10:27
  75. Paniekaanvallen bij blinden en slechtzienden25-10-2023 05:10:15
  76. Ziekenhuisinfecties die de ogen kunnen aantasten24-10-2023 11:10:48
  77. Invloed van airconditioning op de ooggezondheid24-10-2023 11:10:57
  78. Hart- en vaataandoeningen bij blinden en slechtzienden24-10-2023 05:10:17
  79. Fluoresceïnekleuring van het oog: Diagnostische hulpmiddel voor oogaandoeningen24-10-2023 05:10:22
  80. Ooginfecties23-10-2023 05:10:46
  81. Eenzaamheid bij blinden en slechtzienden23-10-2023 03:10:04
  82. Hordeolum (strontje): Ooginfectie23-10-2023 07:10:57
  83. Hoornvliesletsels23-10-2023 07:10:30
  84. Usher-syndroom23-10-2023 07:10:04
  85. Hemianopsie: Verlies van gezichtsveld in één of beide ogen23-10-2023 07:10:14
  86. Invloed van melatonine op blinden21-10-2023 01:10:58
  87. Leber Congenitale Amaurose21-10-2023 11:10:18
  88. Sneeuwblindheid21-10-2023 11:10:37
  89. Retinoblastoom (netvlieskanker)21-10-2023 11:10:23
  90. Oogkanker21-10-2023 11:10:08
  91. Halo’s en lichtverblinding21-10-2023 11:10:36
  92. Hoornvliesdystrofie21-10-2023 11:10:59
  93. Hand- en polsklachten bij blinden en slechtzienden20-10-2023 03:10:08
  94. Keratoconus (kegelvormig en dunner hoornvlies)20-10-2023 11:10:46
  95. Scotomen (blinde vlekken in gezichtsveld)20-10-2023 11:10:27
  96. Ptosis (ptose): Afhangend ooglid20-10-2023 11:10:25
  97. Visual snow syndrome20-10-2023 11:10:57
  98. Uveïtis20-10-2023 11:10:13
  99. Lichttherapie bij blinden als behandeling voor melatoninetekort19-10-2023 05:10:29
  100. Scleralenzen: Behandeling van verschillende oogproblemen19-10-2023 04:10:22
  101. Scheelzien (strabisme, strabismus)19-10-2023 07:10:52
  102. Vaak voorkomende oogproblemen en oogziekten bij kinderen19-10-2023 06:10:44
  103. Leber Erfelijke Optische Neuropathie (LHON)18-10-2023 11:10:30
  104. Verziendheid (hypermetropie)18-10-2023 07:10:02
  105. Droge ogen17-10-2023 05:10:51
  106. Kunsttranen17-10-2023 04:10:05
  107. Schouderpijn en schouderklachten bij blinden en slechtzienden16-10-2023 10:10:08
  108. Rugpijn en rugklachten bij blinden en slechtzienden16-10-2023 07:10:02
  109. Nystagmus (onwillekeurige, ritmische oogbewegingen)16-10-2023 06:10:24
  110. Binoculair onderzoek: Onderzoek van samenwerking tussen de ogen14-10-2023 06:10:22
  111. MRI-scan van de ogen: Gedetailleerde beelden van ogen en omliggende structuren14-10-2023 06:10:46
  112. Lichtgevoeligheidstest: Onderzoeken van oogreacties op licht14-10-2023 06:10:06
  113. Biopsie van het oog: Weefsel uit oog verwijderen en onderzoeken14-10-2023 06:10:56
  114. Traanfilmonderzoek13-10-2023 06:10:57
  115. Spleetlamponderzoek (biomicroscopie)13-10-2023 06:10:03
  116. Refractie-onderzoek (oogmeting)13-10-2023 05:10:32
  117. Pupilverwijding (pupildilatatie): Pupil vergroten (meestal via oogdruppels)13-10-2023 05:10:18
  118. Pachymetrie van het hoornvlies: Dikte van hoornvlies meten13-10-2023 05:10:22
  119. Oogspierfunctietest: Bewegingen van oogspieren beoordelen13-10-2023 05:10:33
  120. Oogdrukmeting (tonometrie)13-10-2023 05:10:33
  121. Oogechografie: Gedetailleerde blik op de oogstructuren13-10-2023 05:10:44
  122. Oftalmoscopie (fundoscopie): Diepgaand onderzoek van het oog13-10-2023 05:10:47
  123. OCT-angiografie: Beeldvorming van oogbloedvaten zonder kleurstoffen13-10-2023 05:10:10
  124. Netvliesonderzoek: Afwijkingen of problemen in netvlies opsporen13-10-2023 05:10:02
  125. Kleurentest: Beoordeling van kleurenzicht13-10-2023 04:10:08
  126. Gonioscopie: Beoordeling van de ooghoek13-10-2023 04:10:16
  127. Fundusfotografie: Gedetailleerde beelden van achterste deel van het oog13-10-2023 04:10:50
  128. Fluoresceïne-angiografie: Onderzoek van netvliesbloedvaten met kleurstof13-10-2023 04:10:33
  129. Elektrofysiologische oogonderzoeken: Elektrische evaluatie van de gezondheid van het oog13-10-2023 04:10:44
  130. CT-scan van de ogen en oogkas: Gedetailleerde beeldvorming13-10-2023 03:10:58
  131. Corneatopografie: Gedetailleerde meting van het hoornvlies13-10-2023 03:10:53
  132. Contrastgevoeligheidstest: Oogonderzoek om contrastvermogen te onderzoeken13-10-2023 03:10:33
  133. Biometrie: Oogonderzoek om nauwkeurige oogmetingen te krijgen13-10-2023 03:10:08
  134. Oogzalven: Soorten, gebruik, tips en hulpmiddelen13-10-2023 06:10:58
  135. Netvliesloslating09-10-2023 01:10:45
  136. Onzekerheid bij blinden en slechtzienden08-10-2023 01:10:17
  137. Abnormale hoofdpositie bij oogproblemen08-10-2023 01:10:21
  138. Spierstijfheid, spierpijn en spierspanning bij blinden en slechtzienden08-10-2023 12:10:57
  139. Nekpijn bij blinden en slechtzienden08-10-2023 12:10:36
  140. Burn-out bij blinden en slechtzienden08-10-2023 07:10:34
  141. Ziekte van Stargardt (juveniele maculadegeneratie)07-10-2023 01:10:25
  142. Glasvochtbloeding07-10-2023 11:10:22
  143. Fotopsie: (Licht)flitsen of flikkeringen in gezichtsveld zien07-10-2023 06:10:46
  144. Floaters (mouches volantes): Zwevende deeltjes in gezichtsveld07-10-2023 05:10:04
  145. Psychische oorzaken van tijdelijke of permanente slechtziendheid en blindheid05-10-2023 05:10:55
  146. Pupilgrootte: Miosis (abnormaal vernauwde pupillen) en mydriasis (abnormaal verwijde pupillen)05-10-2023 06:10:56
  147. Retinitis pigmentosa (RP)04-10-2023 04:10:18
  148. Vragen stellen aan je oogarts04-10-2023 01:10:21
  149. Zeer slechtziend en naar de oogarts blijven gaan04-10-2023 12:10:50
  150. Gezichtsveld en gezichtsveldonderzoek03-10-2023 04:10:30
  151. Gevoelens van verlies bij blinden en slechtzienden02-10-2023 05:10:25
  152. Mentale impact van ernstige oogproblemen bij blinden en slechtzienden02-10-2023 02:10:33
  153. Hoofdpijn bij blinden en slechtzienden02-10-2023 05:10:58
  154. Exoftalmie (proptosis) (abnormaal uitpuilende ogen)30-09-2023 02:09:01
  155. Episcleritis30-09-2023 02:09:22
  156. Entropion (onderste ooglid draait naar binnen)30-09-2023 02:09:29
  157. Diplopie (dubbelzien)30-09-2023 02:09:56
  158. Dacryostenose30-09-2023 02:09:24
  159. Visuele hallucinaties30-09-2023 10:09:48
  160. Drugsverslaving en medicatiemisbruik: Effecten op de ogen en ooggezondheid30-09-2023 07:09:24
  161. De invloed van het gebruik van medicatie op de ogen en ooggezondheid30-09-2023 06:09:31
  162. Body Integrity Identity Disorder (BIID): Verlangen om blind te zijn29-09-2023 01:09:30
  163. Omgaan met (constante) veranderende en/of bevende beelden in gezichtsvermogen29-09-2023 11:09:46
  164. Kunnen blinden en slechtzienden hoogtevrees hebben?29-09-2023 07:09:20
  165. Weer (iets) kunnen zien na tijdelijk of permanent blind of slechtziend te zijn geweest29-09-2023 07:09:14
  166. Cytomegalovirus (CMV) retinitis28-09-2023 04:09:49
  167. Convergentie-insufficiëntie28-09-2023 04:09:41
  168. Conjunctivitis (oogbindvliesontsteking)28-09-2023 04:09:14
  169. Computer Vision Syndrome28-09-2023 04:09:01
  170. Coloboom28-09-2023 04:09:55
  171. Chalazion (gerstekorrel aan ooglid)28-09-2023 04:09:25
  172. Cerebrale Visuele Inperking (CVI)28-09-2023 04:09:04
  173. Centrale sereuze retinopathie28-09-2023 04:09:08
  174. Cat Eye Syndroom28-09-2023 04:09:30
  175. ADOA (autosomale dominante optische atrofie)28-09-2023 04:09:50
  176. Bradyopsie28-09-2023 04:09:00
  177. Blefarospasme (overmatig oogknipperen)28-09-2023 04:09:28
  178. Blefaritis28-09-2023 04:09:49
  179. Birdshot Chorioretinopathie28-09-2023 04:09:19
  180. Bijziendheid (myopie)28-09-2023 04:09:46
  181. Astigmatisme28-09-2023 04:09:18
  182. Vermoeide ogen (oogvermoeidheid)28-09-2023 04:09:47
  183. Anoftalmie28-09-2023 04:09:15
  184. Anisocorie28-09-2023 04:09:45
  185. Aniridie28-09-2023 04:09:43
  186. Geen dieptezicht hebben27-09-2023 07:09:19
  187. De impact van luchtvervuiling op de ogen en ooggezondheid26-09-2023 07:09:31
  188. De impact van UV-blootstelling op de ogen26-09-2023 06:09:55
  189. Mineralen en ooggezondheid24-09-2023 03:09:18
  190. Voedingsvezels en ooggezondheid24-09-2023 01:09:24
  191. Antioxidantrijke voedingsmiddelen en ooggezondheid24-09-2023 01:09:48
  192. Bessen en ooggezondheid24-09-2023 01:09:50
  193. Luteïne en zeaxanthine voor ooggezondheid24-09-2023 01:09:18
  194. Zink en ooggezondheid24-09-2023 01:09:53
  195. Omega-3 vetzuren en ooggezondheid24-09-2023 01:09:04
  196. De invloed van cafeïne op de ogen en ooggezondheid24-09-2023 12:09:01
  197. De invloed van chocolade op de ogen en ooggezondheid24-09-2023 12:09:21
  198. De invloed van een overmatige zoutinname op de ogen en ooggezondheid24-09-2023 12:09:36
  199. De invloed van suiker op de ogen en ooggezondheid24-09-2023 11:09:10
  200. Waarom zie je beter als je je ogen samenknijpt?24-09-2023 11:09:46

Laatst bijgewerkt op 27 maart 2024 – 08:59